MAANDAG 22 JUNI 1936.
201
Interpellatie-Goslinga i.z. verbouwing Slachthuis.
(Wilmer e.a.)
maar werkt men juist in de richting van een commercieele
bedrijfsvoering. Toen het vereenvoudigde plan van
ƒ300.000.aan de orde kwam, was daarin niet bezuinigd
op het koeltechnisch gedeelte; het ging uitsluitend om het
bouwkundig gedeelte.
Zijn die 8.500.extra nu toch zoo werkelijk noodig?
Deze staan toch met de verbouwing in geen enkel verband!
Verbetering van de oude gebouwen kan de Directeur toch
via de commissie bereikenOp zijn begrooting staat toch een
post voor onderhoud van gebouwen! Er is toch een ver
nieuwingsfonds. Het is toch niet noodig voor het verbeteren
en opknappen van bestaande gebouwen een speciaal crediet
te geven! Dat kan toch gevonden worden uit de gewone
exploitatie van het bedrijf, zooals totnutoe ook altijd
gedaan is!
De Voorzitter zegt, dat men anders den Directeur later
zou kunnen verwijten, dat hij dit niet speciaal bij het over
schrijden van het crediet heeft vermeld.
De heer Splinter wil vasthouden aan dat bedrag van
ƒ8.500.—.
De heer Goslinga zegt, dat aan dit bedrag reeds een be
stemming gegeven is.
De heer Splinter: Voor zooveel het noodig is.
De heer Schüller zegt, dat de heer Goslinga nu eens moet
vertellen wat hij in dit jaar als lid van de Commissie ge
daan heeft.
De heer Goslinga zegt, dat de Commissie een jaar noodig
gehad heeft om over dit plan advies uit te brengen; dat is
voor een dergelijk ingewikkeld plan niet veel.
De heer Schüller zegt, dat men dan Gemeentewerken niet
mag verwijten, dat het 10 maanden noodig heeft gehad.
De heer Goslinga is dankbaar voor den loop van dit debat;
spreker had heusch geen ongelijk, toen hij zijn rede aanving
met de verklaring, dat er voor hem aanleiding was zijn beleid
in dezen te verdedigen. Spreker is dankbaar voor de door
verschillende Raadsleden gemaakte opmerking, dat het
plan dat indertijd door den Raad is aanvaard, geleid heeft
tot een zuinige verbouwing van het Slachthuis.
De heer Bergers wil een vergissing van den Wethouder
rechtzetten. Deze heeft de Commissie voor het Slachthuis
er van beschuldigd, dat zij toen de onderbouw van de varkens -
slachthal gereed was, wist dat de raming met 25.000.
overschreden was. Dit was haar toen echter niet bekend,
wel later.
De heer Splinter zegt, dat het in den brief van de Com
missie staat.
De heer Hessing is door de redevoeringen van den heer
Goslinga en de beide Wethouders niet bevredigd.
Spreker heeft den heer Goslinga er niet van beschuldigd,
deze zaak willens en wetens aan zijn opvolger te hebben
overgelaten. Spreker heeft uitdrukkelijk gezegd: ,,Als men
daarna deze geheele affaire met lusten en lasten moet over
doen aan zijn opvolger", hetgeen het gevolg was van de
wisseling van Wethouders, waaraan de heer Goslinga niets
kon doen. Het was verre van spreker de beschuldiging te
uiten, waarover de heer Goslinga sprak.
De heer Goslinga moet in dit verband ook niet spreken
van een beleediging. Spreker vond het buitengewoon vreemd,
dat een gewezen Wethouder, die een zaak aan zijn opvolger
heeft moeten overlaten en volledig op de hoogte is van den
gang van zaken, daarover interpelleert.
Terwijl men aan den eenen kant zegt, dat er in dezen geen
zondenbok aan te wijzen is spreker heeft er ook geen
willen aanwijzen zegt men aan den anderen kant, dat
verschillende reprimandes in gelijke mate zijn uit te deelen.
De Voorzitter zegt, dat Wethouder Splinter slechts de
opmerking heeft gemaakt, dat als er reprimandes uit te deelen
waren, hij dit in gelijke mate wilde doen.
De heer Hessing veronderstelt, dat men niet zal willen
ontkennen, dat verschillende reprimandes zijn uit te deelen,
nadat in de middagzitting het een en ander is komen vast
te staan, want de voorbereiding heeft niet gedeugd, als
tijdens den bouw allerlei voorzieningen in moeilijkheden
Interpellatie-Goslinga i.z. verbouwing Slachthuis; e.a.
(Hessing e.a.)
moeten getroffen worden, terwijl de Commissie van Beheer
een jaar lang het plan in studie heeft gehad.
De heer Splinter zegt, dat men dikwijls verschillende
moeilijkheden niet kan voorzien. In dit geval kon men het
niet, omdat de bouw van bij zonderen aard was.
De heer Hessing waardeert de goede bedoeling, maar kan
toch niet met den heer Wilmer inzien, dat de geheele gang
van zaken voordeel voor de gemeente heeft opgeleverd.
De Raad meende met het voteeren van 300.000.van de
zaak af te zijn. Indien het juist is, dat tijdens de verbouwing
niet voorziene werkzaamheden moesten plaats hebben, is
een overschrijding van de raming met 10 wel gewettigd,
maar dan moet men niet beweren, dat er voordeel is. Indien
men een crediet van 400.000.had gevraagd, was het werk
waarschijnlijk beter voorbereid. Nu heeft men in het oor
spronkelijke plan verschillende deelen moeten laten ver
vallen en heeft men een schetsplan van 300.000.over
gehouden. In de stukken wordt gezegd, dat men zal overwegen
alsnog een of meer voorzieningen, die nu achterwege zijn
gebleven, naar gelang van haar urgentie te treffen. Dit kan
men alleen zeggen, wanneer men denkt aan het bedrag van
300.000.genoeg te hebben.
Indien de voorbereiding degelijker was geweest, zou men
de raming wel eenigszins overschreden hebben, maar was
men niet voor deze kolossale overschrijding komen te staan.
De heer de Reede maakt bezwaar tegen de opmerkingen,
die de heer Hessing nu nog maakt. Het is begrijpelijk, dat
een Raadslid in eerste instantie niet op alle punten gelijk
krijgt, maar wanneer iemand aan alle kanten zoo geslagen
en verslagen wordt door de feiten, door het College, en zelfs
door een Wethouder van zijn eigen richting, dan is het spreker
een raadsel, dat men blijft vechten voor een verloren zaak.
Laat de heer Hessing eerlijke tactiek volgen en erkennen,
dat hij verloren heeft.
De heer van der Reijden zegt, dat de late verzending van
den brief door den Directeur van het Slachthuis voor een
groot deel veroorzaakt is door de ziekte van den heer de Haan,
terwijl later ir. Lem, die op zich genomen had die zaak af te
werken, zich geheel moest inwerken, wat een groote stagnatie
heeft gegeven.
De heer Verweij zegt, dat op zich zelf de gedachte van den
heer Goslinga, om niet verder te gaan dan 91.500.en
niet die 8.500.extra ter beschikking te stellen, veel
aantrekkelijks heeft, maar kan dit denkbeeld toch niet
namens het College overnemen, daar het geenszins uitgesloten
moet worden geacht, dat de bodemgesteldheid weer ver
rassingen zal opleveren. Bovendien zal in de toekomst nog
een ruiling van grond moeten plaats hebben tusschen Slacht
huis en Lichtfabrieken, waarbij ook de Koningstraat is
betrokken, waarvoor door het Slachthuis ƒ3.700.beschik
baar zal moeten worden gesteld, zij het dat dit bedrag voor
een groot deel aan de Lichtfabrieken ten goede zal komen.
Voor een zuivere scheiding van beide diensten is het echter
in elk geval gewenscht daarmee reeds nu rekening te houden.
Door het College zal in geen enkel opzicht meer worden
gevoteerd dan strikt noodzakelijk is. De betrokken diensten
zullen zich wel bewust zijn, dat zij tot taak hebben, om, niet
tegenstaande het crediet met 100.000.is verhoogd,
toch zooveel mogelijk beneden die verhoogde raming te blijven,
maar om verschillende redenen, ook ontleend aan den aard
van deze gebouwen, is het wel gewenscht deze 8.500.
extra ter beschikking te stellen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter verklaart ten slotte de interpellatie van den
heer Goslinga voor gesloten.
XXI. Interpellatie van den lieer Snel inzake verlaging
van de uurloonen bij de werkverschaffing.
De heer Snel stelt de volgende vragen aan Burgemeester
en Wethouders:
1. Is het juist, dat de Minister van Sociale Zaken de uur
loonen in de werkverschaffing binnenkort met twee cent per
uur zal verlagen?
2. Indien bovengenoemde vraag bevestigend beantwoord
wordt, willen Burgemeester en Wethouders den Raad dan
meedeelen, welke redenen den Minister tot bovengenoemde
verlaging hebben doen besluiten?