200 MAANDAG 22 JUNI 1936. Intcrpellatic-Goslinga i.z. verbouwing Slachthuis. (Splinter e.a.) Op deze wijze heeft men aan den bouw van het varkens- slachthuis 14.000.meer moeten besteden, wilde men de vitale belangen van het bedrijf niet schaden. De raming ten aanzien van het varkensslachthuis was dus eigenlijk 22.500.verminderd met 14.000.voor meer werk, dat niet begroot was, is 8.500.te laag. Nu moet het hoofdgebouw nog gemaakt worden; het College is met deze zaak juist nu gekomen om den Baad niet voor een voldongen feit te stellen, zooals bij het Politiebureau. Nu moet de Baad zelf beslissen, of hij de 100.000.wil toestaan, ja of neen. Weigert de Baad dit, dan moet voor het resteerende deel van het crediet gebouwd worden, wat er voor gebouwd kan worden en dan worden de vitale belangen van het Slachthuis geschaad. De begrooting bedroeg aanvankelijk 91.500.Na aftrek van de 25.000. hoogere kosten voor de koeltechnische en electrische instal laties blijft er dus een saldo van ƒ66.000.daarvan gaan allereerst af 14.000.voor de uitbreidingen en verande ringen van het varkensslachthuis en ƒ25.500.voor uit breidingen en veranderingen bij den verderen afbouw, samen ƒ39.500.zoodat de zuivere overschrijding van de begrooting van Gemeentewerken ƒ26.500.bedraagt. Daarmee is de zaak tot haar ware proportie teruggebracht. De eigenlijke overschrijding bedraagt dus nog geen 10 van het toegestane crediet van 300.000.hetgeen bij ramingen voor werken als het ondefhavige zeer normaal is te achten. Dat zijn nu de nuchtere feiten. De gemeenten Haarlem en Nijmegen (iets grooter dan Leiden) hebben voor de moderniseering van haar slachthuizen, die ongeveer in denzelfden tijd als het i.eidsche slachthuis zijn gebouwd, respectievelijk 500.000.en 400.000. moeten uitgeven. Voor de belangrijke werken, welke door de gemeente na 1 Januari 1934 zijn uitgevoerd, heeft de Baad in totaal 1.126.310.toegestaan, maar daarvan heeft men overge houden 110.929.Het crediet is voor enkele kleine werkjes slechts met ƒ4.020.overschreden. Voor de H.B.S., die in de jaren 19131917 is ge bouwd, heeft de Baad toegestaan 245.000.Men is echter ƒ11.698.51.beneden de raming gebleven. Na dien tijd heeft men slechts bij twee bouwwerken de raming overschreden, n.l. die van het politiebureau met 77.000.en die van de H.B.S. voor meisjes met 10.000. In het laatste geval betrof het een verbouwing en bij ver bouwingen van oude gebouwen weet men niet voor welke verrassingen men komt te staan. Eerst thans staat men bij het Gpenbaar Slachthuis weer vooreen nog onbeteekenende overschrijding van de raming ten gevolge van den bijzonderen aard van den bouw. Spreker heeft nimmer gehoord, dat er particuliere archi tecten zijn, die zich gespecialiseerd hebben op den bouw van slachthuizen. Elke particuliere architect, die een abattoir bouwt, zal yoor dezelfde moeilijkheden komen te staan als waarvoor men thans in Leiden geplaatst is. Spreker meent hiermede de zaak voldoende uiteengezet te hebben en is er van overtuigd, dat indien de heer Goslinga op den Wethoudersstoel had gezeten, hij met evenveel vreugde als spreker dit voorstel had verdedigd. De heer Wilmcr onderschat niet de beteekenis van de overschrijding van een begrooting van 300.000.met 100.000.spreker keurt die ook af en hij kan zich voor stellen, dat in dezen Baad daarover teleurstelling en ont stemming is uitgesproken, maar men mag zich door die teleurstelling en ontstemming niet laten verblinden voor twee vaststaande feiten: in de eerste plaats dit, dat bij den bouw van het slachthuis geen cent is of zal worden uitgegeven, die niet noodzakelijk moet worden uitgegeven voor een behoorlijke totstandkoming van het werk, en in de tweede plaats dit, dat deze gang van zaken aan de gemeente geen financieel nadeel heeft toegebracht, integendeel, hij heeft aan de gemeente financieel voordeel gebracht. Wanneer de heer Hessing met zijn bewering, dat de zuinigheid de wijs heid heeft bedrogen, bedoelde te zeggen, dat de zuinigheid de financiën van de gemeente geschaad heeft, dan is dat volstrekt onwaar. Want wanneer de Commissie voor het Slachthuis had vastgehouden aan het plan van 400.000.—, dan zou ook de raming van 400.000.overschreden zijn, wel niet met 100.000.maar toch met een aanzienlijk bedrag. Nu staat vast, dat men deze verbouwing van het Slachthuis kan tot stand brengen voor slechts 400.000. zonder aan het bedrijf eenige schade toe te brengen. De loop van zaken heeft dus aan de gemeente een aanmerkelijk financieel voordeel gebracht. Beschouwt men deze twee feiten, dan mag toch, bij alle verklaarbare en gemotiveerde teleurstelling, de verontwaardiging niet zoo sterk zijn als Interpellatie-Goslinga i.z. verbouwing Slachthuis. (Wilmer e.a.) ze in dezen Baad tot uiting is gebracht en dan mag men constateeren, dat het Slachthuis de gemeente minder heeft gekost, juist door dezen gang van zaken, dan het gekost zou hebben, wanneer een geheel ander beleid was gevolgd. De heer Goslinga is bevredigd door den loop van het debat, doch protesteert met de meeste klem tegen de op merkingen spéciaal van den heer Hessing, die zeer sprekers verontwaardiging hebben gewekt. De heer Hessing zeide reden te hebben tot ernstige critiek op de voorbereiding van het plan, maar moest tegelijkertijd toegeven, dat de stukken, die op de voorbereiding van het plan betrekking hadden door hem niet gezien zijndie hebben niet ter visie gelegen. Maar dan moet de heer Hessing ook niet zeggen, dat de voorbereiding van dit plan reden geeft tot ernstige critiek, wanneer hij daarvan niet op de hoogte is. De opmerking van den Directeur van Gemeentewerken, die door den heer Hessing is herhaald, dat de vermindering met 100.000.geen verband hield met de uit te voeren werken en den eischen van doelmatigheid geweld aandeed, vindt geen steun in de stukken van den Directeur van Gemeentewerken en den Directeur van het Openbaar Slacht huis, want laatstgenoemde was de adviseur van de Commissie van Beheer, die, zooals begrijpelijk is, nooit in rechtstreeksch contact met den Directeur van Gemeentewerken is geweest. Wel is waar had de Directeur van het Openbaar Slachthuis liever een mooier plan gehad, doch hij heeft de Commissie geadviseerd het vereenvoudigde plan aan te nemen en in zijn jaarverslag over 1933 zijn groote vreugde geuit over het Baadsbesluit van 4 December 1933, waarin hij inderdaad veel heil voor zijn Slachthuis zag. Spreker gevoelt zich ernstig gegriefd door de opmerking van den heer Hessing, dat het sprekers politiek is geweest, den strop aan zijn opvolger over te dragen. Dit is karakter- beleedigend. Spreker heeft als Wethouder alles gedaan om de over schrijding van het crediet met 25.000.bij den Baad aanhangig te maken. De overige leden van het College konden zich hiermede niet vereenigen. Het College heeft toen echter een beslissing in sprekers geest genomen met den Directeur van Gemeentewerken op te dragen binnen 14 dagen aan het College mede te deelen, waaraan men toe was, want het wenschte de zaak zoo spoedig mogelijk bij den Baad aan hangig te maken. Het is sprekers schuld niet geweest, dat het antwoord zoo lang is uitgebleven en het was verre van spreker zijn opvolger met de gebakken peren te laten zitten. Spreker hoopt, dat de heer Hessing deze beschuldiging, waarvoor geen schijn of schaduw van bewijs is aan te voeren en waardoor spreker zich gegriefd gevoelt, zal intrekken. De wijze, waarop de heeren Yerweij en Splinter op sprekers betoog hebben gereageerd en opmerkingen hebben gemaakt, die in heel wat milderen toon waren gesteld dan de zure opmerkingen van den heer Hessing, heeft wel aangetoond, dat spreker zijn opvolger geen zeer heeft willen doen of onaangenaam heeft willen zijn. Spreker kan zich voorstellen, dat men meent, dat hij zich veel critiek had kunnen be sparen, indien men op het standpunt staat, dat een oud wethouder in den Baad zijn mond moet houden. Spreker deelt dit standpunt niet en stelde zijn vragen, toen hij zag, dat een gedeelte van het plan, waaraan hij 4 jaar met liefde had gewerkt, gereed was en niet in gebruik genomen werd. Na zijn aftreden als Wethouder was hij niet meer op de hoogte van den gang van zaken. Een Baadslid weet nu eenmaal niets. De heer Bergers had dan ook spreker van het stellen zijner vragen geen verwijt mogen maken. De heer Hessing maakte slechts één juiste opmerking, n.l. toen hij zei, dat de Directeur van Gemeentewerken had moeten antwoorden, geen goed plan voor 300.000.te kunnen ontwerpen. Dat is des Pudels Kern! Indien de Directeur ƒ330.000.noodig had gevonden, zou spreker nog gedacht hebben: dit is een besparing van 70.000. Het vorige College stond nimmer op het standpunt, dat het onmiddellijk aan het verzoek van een Directeur moest voldoen. Verschillende plannen van Gemeentewerken zijn naar dien dienst teruggezonden, omdat zij te duur waren. Zoo moest ook de raming voor de verbouwing van Maatschappelijk Hulpbetoon verlaagd worden. Het College heeft bij ver schillende werken naar zuinigheid gestreefd, heusch geen zuinigheid, die de wijsheid bedriegt, maar voor die technici moet men altijd de hand op den zak houden. Volgens den heer van Weizen heeft het vorige College, en speciaal spreker, den commercieelen kant van de zaak geheel uit het oog verloren. Juist niet: wanneer men streeft naar het laag houden van de kapitaallasten voor een bedrijf, dan verliest men den commercieelen kant niet uit het oog,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 16