MAANDAG 22 JUNI 1936.
197
Interpellatic-Goslinga i.z. verbouwing Slachthuis,
(de Reede e.a.)
hebben. Het kan dus niet de bedoeling uitsluitend geweest
zijn de zaak er door te sleepen met een plan van 300.000.-,
maar de opzet van allen die er bij betrokken waren, was
wel degelijk een bezuiniging voor de gemeente. Yoor spreker
staat vast, dat op alle manieren die bezuiniging voor de
gemeente bereikt is geworden, want het plan van 400.000.
zou ook overschreden zijn, evenals het plan van 300.000.
overschreden is. Men behoudt dus te allen tijde dat voordeelig
verschil van 100.000.Echter staat de zaak hier niet zooals
bij den bouw van het politiebureau, toen de Raad een zeer
groote overschrijding had goed te keuren, waaraan absoluut
niets meer te doen was; spreker prijst het in het College dat
het, toen het bemerkte, dat een belangrijke overschrijding
zou plaats hebben, met de uitvoering gewacht heeft en eerst
volledige zekerheid gezocht heeft. Spreker ziet daarin van
het College een buitengewoon respect voor de macht en de
zeggenschap van den Raad; het doet hem genoegen, dat
men hier niet staat voor een voldongen feit. Wie bezwaar
heeft tegen dezen gang van zaken, constateert eenvoudig
dat men hangt op die slachthal; ƒ100.000.(- 25.000.
overschrijding, en moet ook den moed hebben om niet verder
te gaan; die moet er voor bedanken een strop te slikken en
moet zich van de zaak verder niets aantrekken. Hem, die
aldus zijn verantwoordelijkheid durft dragen, acht spreker
een buitengewoon raadslid.
Spreker zou alle mogelijke kleinigheden kunnen uitbuiten
om daarmee verschillende partijen onaangenaam te zijn,
maar hier kan niet aangetoond worden, dat er eenige kwade
trouw geweest is bij een van de partijen, die de zaak hebben
voorbereid. Het College heeft gedaan wat het kon om het
budgetrecht van den Raad zooveel mogelijk te ontzien;
men staat hier voor een kersversche beslissing, die men om
haar mérites kan beoordeelen.
De heer van Weizen begrijpt, dat de leden van den Raad,
denkende aan het spreekwoord: de pot verwijt den ketel,
dat hij zwart is, elkaar niet hard willen vallen over gedane
zaken. Over dit voorstel zijn echter eenige opmerkingen van
algemeenen aard te maken.
Uit de ingekomen stukken, in het bijzonder uit No. 250
van 1933, is gebleken, dat de verbouwing van het Openbaar
Slachthuis ook een commercieelen kant heeft en, gezien de
inkomsten, welke tegenover de uitgaven staan, het geldelijk
belang der gemeente dient. De heer Goslinga heeft in het
bijzonder aandacht geschonken aan den financieelen kant van
de zaak en daarbij vragen van technischen en commercieelen
aard op den achtergrond geschoven. Hij heeft daarmede blijk
gegeven zeer zeker in dit geval een slecht financier te zijn,
te sterk gedreven als hij werd door de gedachte, dat onder
geen voorwaarde nieuwe kapitaallasten op een bedrijf mochten
gelegd worden.
Spreker komt op tegen de vergelijking, welke de heer
Lombert getrokken heeft tusschen de overschrijding van het
crediet van 300.000.en de overschrijding van de credieten,
welke toegestaan waren voor den bouw van het politie-bureau
enz. Deze overschrijdingen kunnen niet op één lijn gesteld
worden, omdat de andere uitgaven niet, maar de uitgaven
voor het Openbaar Slachthuis wel een commercieelen kant
hebben. De heer Goslinga heeft getracht, de verantwoordelijk
heid min of meer te laden op den technisch-adviseur, n.l. den
Directeur van Gemeentewerken. De Directeur van het Slacht
huis wordt niet uitsluitend gedreven door dezelfde over
wegingen als b.v. de Directeur van Gemeentewerken. De
Directeur van het Slachthuis heeft bij zijn advies wel degelijk
aandacht gewijd aan den commercieelen kant van de zaak,
om daardoor duidelijk te kunnen aantoonen, dat tegenover
de kosten van de verbouwing staat een mogelijkheid tot
vermeerdering van inkomsten, die zeer zeker door geen
enkelen financieelen deskundige ook mag worden verwaar
loosd. Juist deze kant van de zaak, het belang van een
technisch goed ingericht slachthuis, dat niet alleen den toets
der vergelijking met dergelijke inrichtingen in andere plaatsen
zou kunnen doorstaan, maar dat bovendien op zeer velen
groote aantrekkingskracht zou hebben uitgeoefend, is op
geofferd aan de algemeene bezuinigingspolitiek, die in dien
tijd zeer sterk is gevoerd. Niet alleen heeft de heer Goslinga
te dien aanzien een groote verantwoordelijkheid op zich
geladen, maar deze zaak heeft ook aan den Raad iets te
leeren. De les, die de Raad uit deze zaak heeft te trekken, is
deze, dat de Raad op eventueel nog komende voorstellen
als deze, de bedrijven betreffende, in de toekomst zeer scherp
en critisch zal hebben toe te zien, en de daaraan verbonden
mogelijkheden zal hebben te onderzoeken; in het bijzonder
zal op dergelijke voorstellen alle mogelijke voorlichting
dienen gegeven te worden, opdat de Raad in staat is alles
juist te beoordeelen. De bezuinigingspolitiek, door den heer
Interpellatic-Goslinga i.z. verbouwing Slachthuis,
(van Weizen e.a.)
Goslinga ongetwijfeld met de grootste consequentie in Leiden
toegepast, is feitelijk de oorzaak van de overschrijding van
de raming met 100.000.
Spreker gelooft met den heer de Reede, dat het crediet
van 400.000.ongetwijfeld ook zou zijn overschreden,
indien het oorspronkelijke verbouwingsplan was uitgevoerd.
De overschrijding zou dan echter niet tot zulk een hoog
percentage van het crediet zijn gestegen als thans het geval
is. De heer de Reede is met zijn argumenten, hoe scherp
zinnig hij anders den financieelen toestand van de gemeente
en de financiering van allerlei zaken kan beschouwen, beneden
de maat gebleven.
De heer Bergers zegt, dat het Openbaar Slachthuis ge
bouwd is op zulken slechten grond, dat men voortdurend
heeft te kampen met verzakkingen, scheuringen, defecten
aan de rioleering enz. Onder voorzitterschap van Wethouder
Reimeringer zijn daarover in de Commissie van Beheer vele
besprekingen gehouden. Men besloot de noodzakelijke ver
nieuwingen en verbouwingen uit te stellen tot het ver
nieuwingsfonds zóó sterk zou zijn, dat men met een behoorlijk
plan voor den dag kon komen.
Het spijt spreker, dat de heer Goslinga, die, toen hij als
Wethouder lid van de Commissie van Beheer was, zich in
alle zaken goed inwerkte, zoodat hij van alle finesses op de
hoogte was waarvoor spreker hem gaarne hulde brengt
zijn vragen tot het College heeft gericht, want daarmede
heeft hij veel stof opgejaagd en veel critiek op zich zelf
uitgelokt. Wel is waar heeft ook een oud-Wethouder als
Raadslid het recht vragen te stellen, maar wanneer men een
maal als Wethouder op den troon heeft gezeten, moet men
voorzichtig zijn met zijn opvolger op dien troon zeer te doen.
In het suppletoire crediet, dat het College den Raad thans
vraagt, is niet alleen begrepen de overschrijding van de uit
gaven voor de werken, waarvoor het crediet van 300.000.
is toegestaan, maar zijn ook begrepen de kosten van de
werken, die bij nadere beschouwing alsnog uitgevoerd moeten
worden. Ook wanneer men het oorspronkelijke plan van
400.000.had uitgevoerd, zou daardoor een overschrijding
van het crediet plaats gehad hebben. De bebouwde opper
vlakte zou dan l/5 grooter zijn geweest dan het plan van nu,
dus ook grootere tegenvallers. Het bodemonderzoek heeft
wel degelijk plaats gehad, doch bij het heien kwam men voor
verrassingen, die niet te overzien waren.
Spreker wenscht geen beschuldiging te uiten aan het adres
van oud-Wethouder Goslinga of van de beide Directeuren,
wanneer hij zegt het te betreuren, dat de Commissie van
Beheer geen volledig inzicht heeft gekregen in de détails van
de verbouwing, want er zijn nog eenige fouten gemaakt, die,
nu de verbouwing gereed is, gedeeltelijk hersteld, gedeeltelijk
in het geheel niet meer verbeterd kunnen worden.
Spreker betreurt, dat die fouten pas naderhand opgemerkt
zijn. Wat de heer Goslinga zeide over het tarief en de ver
laging daarvan, was zeer logisch, maar spreker heeft nooit
veel succes gehad met zijn voorstellen in die richting. Spreker
is daarmee thans evenwel even opgehouden, omdat de
Regeering thans daarmee voor het geheele land bezig is.
Eén fout is er begaan; er zijn in Nederland maar weinig
speciale slachthuisbouwers, maar er zijn er toch wel. Wanneer
het Slachthuis gewoon aanbesteed was, zou het allang klaar
geweest zijn, mogelijk ook goedkooper.
De heer Sehoneveld vraagt, of bij de verdere aanbestedingen
niet meer concentratie mogelijk is. Het is spreker opgevallen,
dat er voor den onderbouw en voor den bovenbouw aparte
aanbestedingen hebben plaats gehad; er zijn verder 14 onder-
handsche bestekken gemaakt. Kan de aanbesteding van al
die werkzaamheden niet meer vereenvoudigd worden, zoodat
men tenslotte krijgt een of twee aanbestedingen voor den
geheelen verderen afbouw, waardoor men ook in staat is te
zien, of men met het geld kan toekomen.
De heer Verweij zegt, dat het College zich voor een aller
minst aangename taak ziet gesteld. Het is zeer onaangenaam
en zeer pijnlijk, wanneer men aanvankelijk meent met
300.000.een afdoende verbouwing tot stand te kunnen
brengen en later blijkt, dat dit bedrag met 91.500.moet
worden verhoogd.
Naarmate de varkensslachthal, die inmiddels gereed ge
komen is, haar voltooiing naderde, kwam steeds meer vast te
staan dat met het daarvoor bestemde crediet van 100.000.
niet zou kunnen worden volstaan en dat men met een over
schrijding rekening moest houden.
Het vorige College, van deze omstandigheden op de hoogte
gesteld, overwoog de vraag, of het gewenscht was den Raad
hiermede in kennis te stellen en alsnog een suppletoir crediet