196
MAANDAG 22 JUNI 1936.
Interpellatie-Goslinga i.z. verbouwing Slachthuis.
(Hessing e.a.)
van het bedrijf, en anderzijds eischen moest matigen, had den
Wethouder van Financiën dubbel behoedzaam moeten doen
zijn bij de beoordeeling van de uitvoerbaarheid van deze
schets voor 300.000.In deze geschiedenis zijn verschil
lende oogenblikken geweest, waarop de Wethouder had kun
nen aanvangen met den weg terug en waarop hij den gulden
regel had kunnen toepassen: beter ten halve gekeerd dan ten
heele gedwaald.
Het is daarom buitengewoon onaangenaam, dat men bij
het nalezen van de stukken en het luisteren naar het betoog
van den heer Goslinga niet kan ontkomen aan den indruk,
dat de Commissie van Beheer over het Openbaar Slachthuis
en in het bijzonder haar voormalige voorzitter de verant
woordelijkheid tracht af te schuiven op een aan het College
ondergeschikten ambtenaar, wiens eenige tekortkoming is
geweest, dat hij destijds niet tot den Wethouder van Financiën
heeft gezegd: „U hebt den naam van een bij uitstek goed
Wethouder te zijn, maar ten aanzien van verbouwingen van
een slachthuis en alle technische moeilijkheden, daaraan ver
bonden, bent u volmaakt ondeskundig."
Yan de verbouwing van het slachthuis, volgens den heer
Goslinga zelf een mengsel van bouwkundige, slachttechnische
en koeltechnische vraagstukken, kon de heer Goslinga alleen
de financieele mogelijkheid beoordeelen.
Het is te betreuren, dat Wethouder Goslinga destijds geen
advies kon inwinnen bij het Raadslid Goslinga, dat in de
zitting van 18 Februari 1936 weer eens financiën doceerde
aan de sociaal-democraten en toen zei:
„Ten aanzien van de financiën moet men zooveel mogelijk
streven naar waarheid en klaarheid; camouflage helpt niet,
maar maakt de ontgoocheling straks zooveel te grooter."
De ontgoocheling kon bij dit plan nimmer grooter zijn
dan 100.000.want het oorspronkelijke plan kostte
400.000.en de heer Goslinga had de beschikking over
300.000.-—.
Buitendien zijn er oogenblikken geweest, waarop de heer
Goslinga volledig op de hoogte was van de risico's, welke
hij en de gemeente hepen.
Zoo heeft op 30 April 1934 de Directeur van Gemeente
werken in zijn brief aan den Wethouder er de aandacht op
gevestigd, dat het crediet zou worden overschreden, indien
de Directeur van het Openbaar Slachthuis zijn eischen niet
matigde.
Op 27 November 1934 heeft de Directeur van Gemeente
werken schriftelijk medegedeeld, dat het crediet zou worden
overschreden.
Spreker acht het onverantwoordelijk, dat, zonder den Raad
hiervan op de hoogte te stellen, de Commissie van Beheer
op 5 December 1934 toch overging tot de gunning van den
bovenbouw van de varkensslachthal. De heer Goslinga had
den Raad toen deze late Sint-Nicolaassurprise kunnen be
sparen.
De heer Goslinga ontkent dit. De heer Hessing begrijpt
er niets van!
De heer Hessing zegt, dat de heer Goslinga het alleen weet,
maar dit de gemeente 100.000.meer kost. Het zou beter
geweest zijn, indien de heer Goslinga had willen luisteren
naar deskundigen en had kunnen begrijpen, dat een ver
bouwing van 400.000.onmogelijk kan worden uitgevoerd
voor 300.000.ook al laat men daarbij eenige voorzieningen
achterwege.
Ook kan men thans op juiste waarde schatten de volgende
passage in het Ingekomen Stuk No. 250 van 1933:
„Intusschen ligt het in het voornemen, indien de uitslag
van de te houden aanbestedingen daartoe aanleiding mocht
geven, één of meer van de voorloopig achterwege gelaten
voorzieningen naar gelang van haar urgentie wèl te treffen,
waarbij uit den aard der zaak tegen overschrijding van het
beschikbaar te stellen bedrag van 300.000.zal worden
gewaakt."
Deze toezegging is niet nagekomen; het zal geraden zijn
dergelijke onderzoekingen te toetsen op waarheid en klaar
heid, zonder eenige camouflage.
Uit den tweeden zin van de derde alinea van Ingekomen Stuk
No. 105, die behelst een verklaring, waarom het College niet
eerder een verhooging van het crediet aangevraagd heeft,
blijkt overduidelijk dat de geheele opzet het karakter droeg
van een speculatie, van een gok zonder meer. Waar zat toch
dat verantwoordelijkheidsgevoel, waarmede de heer Goslinga
bij andere gelegenheden zoo te koop loopt en waarvan hij
altijd voorgeeft de alleen-vertegenwoordiging te bezitten?
Wanneer iets 400.000.kost, en men schat het op
300.000.en men houdt dan over een schetsplan, dat zeer
globaal is, waarvan verschillende onderdeelen niet kunnen
Interpellatie-Goslinga i.z. verbouwing Slachthuis.
(Hessing e.a.)
worden berekend, wanneer reeds kort na den aanvang blijkt
dat men op één onderdeel 25.000.i tekort komt, wanneer
men adviezen van deskundigen, die 300.000.een slag in
de lucht noemen, op zijde legt, en wanneer men nalaat den
Raad ook maar eenigszins in te lichten, dan is dat onverant
woordelijk. En als men daarna deze geheele affaire met lusten
en lasten moet overdoen aan zijn opvolger, en dan nog durft
te vragen of:
5. het College de bestaande werkloosheid in de bouwvakken
niet een zeer ernstige prikkel acht om met de verwerking
van een toegestaan crediet ernstig voort te maken
dan is dat een vrijmoedigheid, die haar weerga niet vindt.
Spreker zegt vrijmoedigheid, omdat de hoffelijkheid hem belet
de juiste gesteldheid van den geachten interpellant te quali-
ficeeren.
Zijn er overigens geen fouten gemaakt? Verscheidene, maar
deze verbouwing was voor de Directeuren van het Slachthuis
en van Gemeentewerken een zeer onaangename taak. Eener-
zijds een Directeur, die beter dan wie ook wist welke ver
bouwingen en veranderingen noodzakelijk waren, anderzijds
een Directeur, die beter dan wie ook kon beoordeelen dat de
gevraagde verbeteringen moesten leiden tot overschrijding van
het crediet en die daartegen herhaaldelijk waarschuwde.
Wanneer men leest, dat er gemaakt werden 185 teekeningen
en 5 stel berekeningen, dat er werden gecontroleerd 94
teekeningen en buigstaten, 2 openbare en 14 onderhandsche
bestekken, en dat het de heer Goslinga was, die dat teeken-
werk zoo kostbaar vond, en deswege een nota zond, maar
die onmiddellijk na het toestaan van het crediet van
300.000.1.000.extra gaf aan den koeltechnischen
adviseur, dan kan spreker zich indenken dat de Directeur
van Gemeentewerken weinig plezier aan dit werk heeft gehad.
Had men zich niet tevoren op de hoogte kunnen stellen van
den toestand der bestaande electrische leiding? Kwam het
afkeuren door de Arbeidsinspectie nu zoo onverwachts en
had men dit niet kunnen voorzien?
De sociaal-democraten zullen hun stem slechts noode aan
dit voorstel geven. Hopelijk zal deze les aantoonen, dat de
zuinigheid vaak de wijsheid bedriegt en dat bij een degelijke
voorbereiding de onaangename verrassing van 100.000.
voorkomen had kunnen worden.
De heer de Reede zegt, dat bij eerste lezing het Ingekomen
Stuk geen aangenamen indruk op hem heeft gemaakt. Het
valt niet moeilijk hier en daar fouten aan te wijzen, die door
verschillende partijen zijn gemaakt: de Commissie van
Beheer over het Openbaar Slachthuis gaat niet geheel vrijuit,
op Gemeentewerken valt wel iets te zeggen en ook op het
College zouden enkele aanmerkingen gemaakt kunnen worden.
Het is met name een ongelukkig verschijnsel, dat het
zoo'n langen tijd geduurd heeft, voordat deze zaak bij den
Raad aanhangig is gemaakt. Het is geen geringe prestatie,
2|- jaar noodig te hebben voor het regelen van deze zaak.
Er is echter geen reden om verwijten te doen of beschuldi
gingen uit te spreken. Hoe meer spreker getracht heeft een
sterke greep op deze zaak te krijgen, hoe meer ze aan zijn
greep is ontsnapt.
Verschillende werken, die thans de overschrijding van
het crediet van 300.000.hebben veroorzaakt, zouden
ook een niet onbelangrijke overschrijding van het crediet
ten gevolge hebben gehad, indien men het oorspronkelijke
plan van 400.000.had uitgevoerd. Vaststaat, dat bij
de Commissie van Beheer de ernstige wil heeft voorgezeten
om o. a. door weglating van luxe uit het oorspronkelijke
plan tot een goedkoopere uitvoering te geraken. Door de
daling van de prijzen van verschillende materialen was de
gang van zaken voor de gedachte aan die mogelijkheid gunstig.
Vaststaat echter ook, dat op dat moment, waar het ging
om een ombouw en niet om een nieuwbouw, de plannen
niet zoo scherp waren uitgewerkt als wel wenschelijk geacht
moest worden. Het is gemakkelijker en eenvoudiger een
nieuwbouw te calculeeren dan bij een ombouw de juiste
bedragen te schatten.
Ongetwijfeld is hierbij een zwak punt, dat men is ingegaan
op vrij oppervlakkige taxaties, waarmede men bij nieuwbouw
wel zijn doel kan bereiken, maar die bij den ombouw van
een inrichting als het Openbaar Slachthuis groote gevaren
met zich brengen, wanneer men hier en daar voor ver
rassingen komt te staan, welke de zaak duurder maken.
Het College heeft den Raad wel het plan van 300.000.
voorgesteld, maar geconstateerd moet worden, dat het dit
deed, niet omdat het voor het plan van 400.000 geen meerder
heid in den Raad zou kunnen vinden. Wie die bewering uit
en volhoudt, staat eenvoudig te jokken. Een voorstel tot
een verbouwing voor 400.000.aan het Slachthuis zou
ongetwijfeld een groote meerderheid in den Raad gevonden