50 met (le bijzondere positie, welke de kweekelingen met akte innemen, een uitputtende regeling van hun rechtstoestand onmogelijk is. Zoo kunnen b.v., nu ingevolge de wet het recht, om kweekelingen met akte tot de school toe te laten, in handen van het hoofd der school is gelegd, geen bepalingen omtrent aanstelling, schorsing en ontslag worden opgenomen. Ook kunnen geen uitgewerkte voorschriften wor den vastgesteld, betreffende aanspraken in geval van ziekte, omdat de kweekelingen met akte onder de verplichte ver zekering, als bedoeld in de Ziektewet, vallen; wel is het mogelijk, dienaangaande een aanvullende regeling te treffen, als in artikel 6, derde lid, van de hierbij aangeboden ontwerp verordening is vervat. Om voormelde reden beperkt deze verordening zich tot een regeling van de navolgende onderwerpen: verplichtingen van algemeenen aard, werk- en diensttijden, toelagen (inbe grepen een aanvullende ziekengeldregeling) en verlof. Vermits daarbij de voorschriften van het „Reglement rechtstoestand onderwijzend personeel" als richtsnoer hebben gegolden, meenen wij ons van verdere toelichting te kunnen onthouden. Op grond van het vorenstaande en met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, waaronder het advies van de Commissie voor het Onderwijs, geven wij U alsnu in overweging vast te stellen de navolgende VERORDENING, houdende bepalingenmet betrekking tot den rechtstoestand van kweekelingen met akte, verbonden aan openbare lagere scholen der gemeente Leiden. Artikel 1. Waar in deze verordening wordt gesproken van: a. „kweekeling", wordt daaronder verstaan degene, die als kweekeling met akte aan een der openbare lagere scholen zelfstandig met het onderwijs in een klasse is belast en krach tens het in artikel 6 bedoelde besluit de daar bepaalde toe lage geniet; b. „hoofd", wordt daaronder verstaan het hoofd van de openbare lagere school, waaraan de kweekeling verbonden is c. „toelage", wordt daaronder verstaan de toelage in geld, waarop de kweekeling krachtens het in artikel 6 bedoelde besluit recht heeft, verminderd met het bedrag van de door hem eventueel verschuldigde pensioensbijdragen, van de bijdragen in de ingevolge de Ziektewet verschuldigde premiën en van eventueel op de toelage toegepast wordende tijdelijke kortingen. Art. 2. 1. Indien op grond van deze verordening aan den kweeke ling een schriftelijke kennisgeving moet worden gedaan, ge schiedt deze tegen afgifte van een door hem te onderteekenen gedagteekend ontvangstbewijs. 2. Indien de kweekeling weigert de in het eerste lid be doelde kennisgeving in ontvangst te nemen of het bewijs van ontvangst te onderteekenen of af te geven, maakt degene, die met de uitreiking van de kennisgeving was belast, een gedagteekende verklaring op, welke verklaring alsdan tot bewijs strekt, dat de kennisgeving op den dag, als in de ver klaring vermeld, gedaan is. Art. 3. 1. De kweekeling ontvangt eenmaal kosteloos een exem plaar van deze verordening en van het Reglement rechtstoe stand onderwijzend personeel, alsmede van de wijzigingen, welke daarin worden gebracht. Hetzelfde geldt voor de schrif telijk vastgestelde en voor hem geldende regelingen, welke hij bij de vervulling van zijn dienst heeft na te leven, tenzij laatstbedoelde regelingen op een voor hem gemakkelijk toe gankelijke plaats ter inzage liggen. 2. Wanneer zoodanige regelingen niet schriftelijk zijn vastgesteld, worden deze behoorlijk te zijner kennis gebracht. 3. Ter zake van niet-naleving van bepalingen, welke rede lijkerwijs geacht kunnen worden den kweekeling niet bekend te zijn, worden hem geen voordeelen onthouden of nadeelen toegebracht. Art. 4. Voor de verplichtingen van den kweekeling vinden, voor zoover mogelijk, de bepalingen, vervat in de artikelen 12 tot en met 20 van het Reglement rechtstoestand onder wijzend personeel, overeenkomstige toepassing. Art. 5. Behalve gedurende den gewonen werktijd, die voor ieder is aangewezen in den rooster der lesuren, is de kweekeling, zoo noodig, verplicht ook buiten den gewonen werktijd de werkzaamheden te verrichten, welke uit de voorschriften van artikel 4 voortvloeien. Art. 6. 1. De Raad regelt de toelagen van de kweekelingen bij afzonderlijk besluit. 2. De bepalingen, vervat in de artikelen 25 en 28 van het Reglement rechtstoestand onderwijzend personeel, vinden daarbij, voor zoover mogelijk, overeenkomstige toepassing 3. Indien de kweekeling wegens ziekte of ongeval ver hinderd is zijn dienst te verrichten, vervalt de toelage met- ingang van den derden dag na dien, waarop de verhindering tot werken aanving, met dien verstande evenwel, dat, voor zoolang de kweekeling ziekengeld krachtens de Ziektewet ontvangt, doch uiterlijk tot den in het volgende lid bedoelden dag, hem het verschil tusschen de toelage en dat ziekengeld wordt uitgekeerd. 4. De toelage vervalt met ingang van den dag, waarop de werkzaamheden van den kweekeling naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet langer worden noodig geacht. Art. 7. Voor verlof vinden de bepalingen vervat in de artikelen 29 t/m 31 van het Reglement rechtstoestand onderwijzend personeel, voor zoover mogelijk, overeenkomstige toepassing. Art. 8. Deze verordening treedt in werking op 1 Juli 1936. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 102. Leiden, 12 Juni 1936. Onder mededeeling, dat wij ons kunnen vereenigen met het hieronder afgedrukte voorstel van Commissarissen dei- Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit tot wijziging van de met Valkenburg gesloten stroomleveringsovereen- komst en tot het met die gemeente aangaan van een nieuwe gasleveringsovereenkomst, geven wij, met verwijzing naar den inhoud van de missive van Commissarissen, Uwe Ver gadering alsnu in overweging: a. de op 24 September 1931 met de gemeente Valken burg (Z. H.) gesloten overeenkomst betreffende de levering van electriciteit in die gemeente door de Stedelijke Elec- triciteitsfabriek te Leiden te wijzigen overeenkomstig het overgelegde concept I; b. met de gemeente Valkenburg (Z. II.) een overeenkomst aan te gaan betreffende de levering van gas in die gemeente door de Stedelijke Gasfabriek te Leiden, overeenkomstig het overgelegde concept II. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 6en Juni 1936. In art. 5 van de met Valkenburg gesloten stroomleverings- overeenkomst heeft die gemeente aan Leiden gedurende het kalenderjaar 1934 een verbruik van ten minste 9500 K.W.U. en gedurende de volgende jaren een verbruik van ten minste 12.000 K.W.U. per kalenderjaar gegarandeerd. In verband met de economische omstandigheden is het electriciteits- verbruik te Valkenburg echter gedurende het jaar 1934 aanzienlijk beneden de gegarandeerde minimum-hoeveelheid gebleven, terwijl te verwachten is, dat dit ook in volgende jaren het geval zal zijn. Het gevolg daarvan is, dat de gemeente Valkenburg niet- alleen over 1934, doch ook over volgende jaren een belang rijk bedrag voor de niet verbruikte K.W.U. moet betalen, hetgeen voor haar bestuur aanleiding is geweest om met de Directie van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electrici teit onderhandelingen te voeren omtrent een wijziging van de bovenbedoelde garantiebepaling in dien zin, dat zij voor haar financieel minder bezwarend is. Deze onderhandelingen hebben tot overeenstemming geleid op den voet van de hierbijgaande concept-overeenkomst I, waarbij niet alleen de termijnen, gedurende welke een minimum-hoeveelheid van 9500 resp. 12.000 K.W.U. wordt gegarandeerd, worden verlengd, doch waarbij tevens de prijs van de niet-ver- bruikte K.W.U. aanmerkelijk wordt verlaagd (art. II). Daartegenover heeft Valkenburg zich bereid verklaard den duur der overeenkomst met 3 jaren te verlengen (art. I). Van deze gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om te onderhandelen over een wijziging van de met Valkenburg gesloten gasleveringsovereenkomst, welke onderhandelingen eveneens tot overeenstemming hebben geleidtegenover een verlaging van den gasprijs "met 1 cent per M3, hetgeen de mogelijkheid tot verhooging van het gasverbruik opent, heeft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 4