58 .leg is, dat voor het jaar 1936 een bedrag van ƒ350.ter beschikking van de Leeszaal kan worden gesteld; dit bedrag is gebaseerd op het gemiddeld aantal uitgeleende boeken, terwijl er voorts rekening mede is gehouden, dat niet algebeele vergoeding van de kosten, maar een tegemoetkoming daarm zij het dan ook een belangrijke beoogd wordt. Volledig heidshalve merken wij hierbij nog op, dat voor 1937 en volgende jaren, indien daartoe aanleiding bestaat, telkens een af zonder lijk verzoek om een bijdrage zal moeten worden gedaan. Het ongedaan maken van de korting op de gewone gemeente subsidie kunnen wij evenwel niet bevorderen. Uit boven staand overzicht heeft U kunnen zien, hoe in den loop der jaren Eijk en Provincie hun besparingen op de subsidie hebben afgewenteld op de gemeente. Voorts bleek U, dat de korting op de gemeentesubsidie aan de Leeszaal aan merkelijk minder is, dan die op andere subsidies voor ongetwij feld even nuttige doeleinden. Eeeds uit dien hoofde kan van de gemeente o. i. niet gevergd worden, dat zij de subsidie ten volle blijft betalen, zulks terwijl het Eijk en de Provincie met hun kortingen zouden doorgaan. Te minder aanleiding, om de korting achterwege te laten, bestaat er, nu de begrooting 1936 van de Leeszaal door de toekenning van de bovenbedoelde bijdrage van ƒ350. aanzienlijk verbetert, terwijl ook andere posten voor wijziging vatbaar zijn. Overigens zal de vereeniging, indien het begrootingstekort dan nog niet geheel mocht zijn opgeheven, moeten trachten door verdere bezuiniging haar uitgaven aan de beschikbare inkomsten aan te passen, gelijk ook de gemeente genoodzaakt is te doen. Onder mededeeling, dat de wijziging van de gemeente- begrooting t. z. t. aanhangig zal worden gemaakt, geven wij Uwe Vergadering, met verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, in overweging: a. voor het uitleenen van boeken aan werkloozen, als behoorende tot het cultureel werk ten behoeve van werk loozen via de Commissie voor Ontwikkeling en Ontspanning voor het jaar 1936 een bedrag van ten hoogste 350.ter beschikking van de Leeszaal en Bibliotheek „Leuvens" te stellen; b. op het verzoek om de gewone subsidie niet te verlagen, afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 119. Leiden, 3 Juli 1936. Gelijk Uwe Vergadering bekend is, is sedert eenigen tijd vanwege het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie een publieke telefooncel geplaatst op de Ilooge- woerdsbrugï- De plaatsing van meerdere telefooncellen op den openbaren weg is, zooals uit de overgelegde stukken kan blijken, o.m. afgestuit op de kosten van verlichting van de cellen. Aangezien de aanwezigheid van publieke telefooncellen op den openbaren weg mede van nut kan zijn voor de alarmeering van politie en brandweer en uit dien hoofde bij plaatsing van dergelijke cellen op den openbaren weg het algemeen belang kan worden geacht betrokken te zijn, zijn wij, in overeenstemming met het gevoelen van de Commissie van Fabricage, van meening, dat er aanleiding bestaat om aan de bezwaren tegen verdere plaatsing van die cellen tegemoet te komen. Na gepleegd overleg is, behoudens Uwe goedkeuring, over eengekomen, dat vanwege voornoemd Staatsbedrijf nog een telefooncel wordt geplaatst op een negental nader in overleg met ons College definitief te bepalen plaatsen, indien de kosten van verlichting van de cellen, welke kosten, met inbegrip van die van de automatische bediening, per cel en per jaar 22.30 bedragen, voor rekening van de gemeente worden genomen. Onzerzijds zullen dan aan het Staats bedrijf verder de in ons schrijven van 6 Juni 1936 genoemde faciliteiten worden verleend. In verband met het vorenstaande geven wij Uwe Ver gadering, voor verdere gegevens verwijzende naar de ter inzage liggende stukken, in overweging te besluiten tot het voor rekening van de gemeente nemen van de kosten van verlichting van de vanwege het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie op den openbaren weg te plaatsen publieke telefooncellen, alsmede van de reeds geplaatste cel op de Hoogewoerdsbrug. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 120. Leiden, 3 Juli 1936. Het in Uwe Vergadering van 16 Maart j.l. gevallen besluit in zake het voorstel om ons College te machtigen aan II. M. de Koningin te verzoeken de jaarwedde van den Commissaris van Politie, in verband met het onderbrengen van de brand weer bij de politie, te verhoogen met 500.(Ingek. Stukken No. 31) heeft den Burgemeester aanleiding gegeven deze aangelegenheid aan het oordeel van den Minister van Justitie te onderwerpen. Zooals uit de daarop ontvangen missive en uit een nadere algemeene circulaire blijkt, is de Minister, in afwijking van het tot dusverre steeds ingenomen standpunt, van oordeel, dat de brandbestrijding niet tot de normale taak van de politie kan worden gerekend. Hieruit vloeit voort, dat naar de zienswijze van den Minister de Commissaris van Politie niet zonder meer de leiding van de brandweer op zich kan nemen, doch daartoe, ingevolge het bepaalde bij art. 13 van het Bechtstoestands- reglement Hoofdcommissarissen en Commissarissen van Politie, de machtiging van H. M. de Koningin behoeft. Bij de beoordeeling van de vraag, of in voorkomende gevallen een dergelijke machtiging zal kunnen worden ver leend, zal de Minister, aldus de circulaire, zich rekenschap geven van de doelmatigheid, uit politiair oogpunt bezien, van de samenvoeging van politie en brandweer en van den invloed welke de nieuwe taak der politie op de uitoefening van haar eigenlijke werkzaamheden zou kunnen hebben. De Minister is, gelijk in zijn schrijven is te lezen, in beginsel niet ongenegen te bevorderen, dat aan den Commissaris de vereischte machtiging wordt verleend, doch acht het, mede uit politiair oogpunt van belang, dat de Commissaris voor zijn nieuwe werkzaamheid eenige vergoeding ontvangt, welke vergoeding z. i. op het door ons College voorgestelde bedrag van 500.per jaar ware te stellen. Toekenning van die vergoeding in den vorm van een salarisverhooging acht de Minister niet den geëigenden weg, omdat hij, zooals gezegd, van meening is, dat de Commissaris van Politie niet als zoodanig de leiding over de brandweer heeft. Vermits de Minister zijn medewerking tot het verkrijgen van de vereischte machtiging afhankelijk stelt van de toe kenning van bedoelde vergoeding, geven wij Uwe Vergadering, met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage liggende stukken, alsnu in overweging, als consequentie van Uw besluit tot het onderbrengen van de brandweer bij de politie, te besluiten tot toekenning van een vergoeding aan den Commissaris van Politie van 500.— 'per' jaaf, en die'ver goeding, aangezien de Commissaris reeds sedert 1 Juni 1935 feitelijk met de leiding van de brandweer is belast, op ge noemden datum te doen ingaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 121. Leiden, 3 Juli 1936. In Uwe Vergadering van 18 Mei j.l. werd ons voorstel in zake voortzetting van de met de te Leiden werkende ziekenfondsen aangegane regeling, betreffende het verleenen van een reductie op de ziekenfondspremie aan ondersteunden, aangehouden, ten einde alsnog de betrokken raadscommissies daarover te hooren. Blijkens hunne in de Leeskamer bij de stukken gevoegde adviezen kunnen zoowel de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon als de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst zich met ons bovenbedoeld voorstel vereenigen. In verband met het vervatte in het slot van het advies van laatstgenoemde commissie deelen wij U mede, dat het in ons voornemen ligt tijdig de daarin bedoelde onder handelingen te doen voeren. W ij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging te be sluiten overeenkomstig ons voorstel, opgenomen onder Inge komen Stukken No. 84 van 1936. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 122. Leiden, 4 Juli 1936. Door het College van Burgemeester en Wethouders werd in onze handen gesteld een schrijven van de Leidsche Vereeniging van Handelaren in Aardappelen, Groenten en Fruit, waarin deze Vereeniging Uw Vergadering verzoekt maatregelen te nemen, die er toe zullen leiden, dat zacht fruit, waaronder verstaan moeten worden aardbeien, kersen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 4