174
MAAXDAG 18 MEI 1936
Aanvaarding legaat; e.a.
(Snel e.a.)
XIII. Voorstel tot aanvaarding van een door wijlen Mr. II.
Siegenbeek van Heukelom aan het Stedelijk Museum „de
Lakenhal" gelegateerde groote notenhouten toonkast. (711)
XIV. Voorstel tot verhooging van verschillende posten der
begrooting, dienst 1935, waarvan de raming te laag is gebleken
en tot toevoeging van eenige nieuwe posten aan die begrooting.
(88)
XV. Voorstel tot aankoop van een strookje grond gelegen
vóór en ter zijde van het perceel Plantage No. 2, hoek Utrecht-
sche Veer. (79)
XVI. Voorstel tot aankoop van de pereeelen Langegracht
No. 69 en Koninginnehof No. 17, ten behoeve van de Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit. (80)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen IX tot en
met XVI besloten.
XVII. Voorstel tot het instellen van een rechtsvordering tegen
de N.V. Gebrs. van Hoeken's Houthandel, te Leiden, en tegen
W. van den Wijngaard, te Leiden, strekkende tot vergoeding
aan de gemeente van de schade, haar door aanrijding toe
gebracht aan de brugleuning van de Gepekte brug en aan den
walmuur van den Ouden Rijn. (81)
De heer Snel acht de door Burgemeester en Wethouders
gegeven voorstelling van zaken niet geheel juist. De auto is
niet tegen de leuning aangereden terwijl hij bestuurd werd
door den heer van den Wijngaard. De auto was geparkeerd
op een daartoe aangewezen parkeerterrein. Eenige kwajongens
hebben de remmen losgegooid en hebben den auto in den
Ouden Rijn geduwd. Al zou een vordering ingesteld moeten
worden, dan nog zou spreker er bezwaar tegen hebben, dat
zij ingesteld werd tegen den chauffeur, omdat deze man aan
deze zaak volkomen onschuldig is.
De Voorzitter zegt, dat de heer van den Wijngaard wel
degelijk was de bestuurder, al was hij op dat oogenblik dan
niet aan het sturen. Hij had het toezicht op den auto. In
dien zin moet het woord „bestuurder" worden verstaan.
Terwijl de heer van den Wijngaard bestuurder was, is de
auto in den Ouden Rijn gereden. Dat tegen den bestuurder
een vordering wordt ingesteld, is een gevolg van het feit,
dat de wet dit nu eenmaal eischt. Het is noodig in verband
met het bewijs en de aansprakelijkheid voor de schade.
Het is aan den rechter om te zijner tijd uit te maken, wie
de schade dragen moet.
De heer Snel blijft bezwaar maken tegen het instellen van
een vordering tegen den heer van den Wijngaard. Misschien
wordt hij veroordeeld en dan zal hij de schade moeten betalen
en niet de werkgever, terwijl de werkgever alleen de aan
sprakelijke persoon is, want deze kon weten, dat de chauffeur
den wagen een oogenblik onbeheerd moest laten staan om
een deel van de lading hout weg te brengen. Wanneer de
heer van den Wijngaard veroordeeld wordt, zal zijn werkgever
niet de schade betalen.
De Voorzitter is van oordeel, dat men de beslissing moet
overlaten aan den rechter. Het advies, dat de advocaat
heeft gegeven, is volmaakt in overeenstemming met de
adviezen, die Burgemeester en Wethouders altijd omtrent
dergelijke zaken krijgen. Het is verstandiger om zich bij
dat advies neer te leggen, wil men geen gevaar loopen de
zaak te verliezen.
De heer Wilmer vereenigt zich met het voorstel van het
College, in de veronderstelling uitsluitend, dat dit juridisch
de meest veilige weg is, maar daarnaast aannemende, dat,
wanneer de schuld niet ligt bij den chauffeur, de schade
vergoeding door den werkgever betaald zal worden. Geenszins
staat echter vast, dat bij veroordeeling van den chauffeur de
geheele schade door dezen betaald zal worden en niet door
den werkgever; de firma van Hoeken staat daarvoor te hoog.
De heer Goslinga zegt, dat het geheel een quaestie is tus-
schen de firma van Hoeken en de verzekeringsmaatschappij.
Het gaat er niet om, of van den Wijngaard moet betalen,
maar of de verzekeringsmaatschappij moet betalen. De schuld
vraag moet uitgemaakt worden. Dat zoowel de chauffeur als
de eigenaar aangesproken worden, is juridisch juist.
De Voorzitter zegt, dat uitgemaakt moet worden, wie in
Instelling rechtsvorderinge.a.
(Voorzitter e.a.)
dezen schuld heeft; dat is voor de afwikkeling van de zaak
noodig. Aan de hand van de rechterlijke uitspraak zal deze
zaak afgewikkeld worden. Spreker heeft geen bezwaar den
Raad te zijner tijd mededeeling te doen van de uitspraak.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XVIII. Voorstel tot wijziging van de verordening op het
Verkeer te land. (72)
De verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming vastgesteld.
XIX. Voorstel tot wijziging van de verordening op de
Straatpolitie. (73)
Hierbij komt aan de orde het verzoek van den Verhuurders-
bond ter zake.
De Voorzitter stelt, naar aanleiding van dit adres en in ver
band met gebleken bezwaren tegen de redactie van de ver
ordening, voor dit punt aan te houden, ten einde de Commissie
voor de Strafverordeningen in de gelegenheid te stellen een
en ander nader onder oogen te zien.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter tot aan
houding van dit voorstel besloten.
XX. Vaststelling van het verslag betreffende de verstrekking
van sehoolkinderkleeding en -voeding gedurende het jaar
1935. (32)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
XXI. Praeadvies op het voorstel van den lieer Groeneveld,
inzake beschikbaarstelling van een bedrag voor het doen
geven van een aantal openbare concerten. (33)
De heer Groeneveld herinnert er aan, dat het door hem bij
de behandeling van de begrooting ingediende voorstel luidde i
Ondergeteekende stelt voor, 800.beschikbaar te
stellen voor het doen geven van 20 openbare concerten."
Vele jaren lang heeft op de begrooting een post van 4000.
gestaan voor het Leidsche Muziekcorps. Dat is het eenige,
wat de gemeente ooit heeft gedaan tot steun van de muziek,
zulks in tegenstelling met andere gemeenten, die voor steun
aan muziek, tooneel enz. zeer groote bedragen uitgeven.
De Voorzitter zegt, dat de heer Groeneveld vergeet de
carillonbespeling en den torenwachter, die ook muziek placht
te maken.
De heer Groeneveld zegt, dat de torenwachter reeds lang
verdwenen is. Toen bij de behandeling van de begrooting
voor 1933 Burgemeester en Wethouders dien post wilden
schrappen, stelde de heer Verweij voor, in plaats van die
4000.op de begrooting 1000.te brengen tot steun
aan de muziekcorpsen. De Voorzitter stelde den heer Verweij
gerust met de mededeeling, dat deze zaak nader in behandeling
zou komen. De heer Verweij trok zijn voorstel in en eenige
maanden later kwamen Burgemeester en Wethouders met het
voorstel om 800.beschikbaar te stellen voor het doen
geven van 20 concerten. Dat voorstel werd aangenomen.
Dat was dus een Raadsbesluit en de geheele Raad zal den
indruk hebben gehad, dat het was een begrootingspost, ter
vervanging van die 4000.die vele jaren zijn gegeven aan
het Leidsche muziekcorps. In 1933 zijn inderdaad 20 concerten
gegeven tegen 40.per stuk, doch in 1934 zijn slechts
gegeven, zonder dat de Raad een nadere beslissing had ge
nomen, 15 concerten van 40.en in 1935 10 concerten
van 40.
De heer Goslinga: Voor één jaar.
De heer Groeneveld zegt, dat dit er niet bij stond. In plaats
van die 4000.zou worden gegeven 800.voor het doen
geven van 20 concerten. Spreker vraagt zich af, waarom het
College dat Raadsbesluit niet heeft eerbiedigd. Waarom heeft
het College, zonder dat de Raad daarvoor toestemming heeft
gegeven, in 1934 15 concerten laten geven en in 1935 slechts
10? Het College had het Raadsbesluit betreffende die 20 con
certen belmoren te eerbiedigen. Wanneer het College het
daarmee niet eens was, had het aan den Raad een nieuw