MAANDAG 18 MEI 1936. 183 Wijziging gasprijzen. (Hessing e.a,) De heer Hessing vraagt het woord voor een persoonlijk feit, hierin bestaande, dat de heer Komijn heeft gezegd dat spreker op stiekeme wijze aan de Leidsche burgerij de juiste motieven trachtte te onthouden op grond waarvan spreker meent niet veel over deze zaak te moeten zeggen. De Voorzitter zegt, dat de heer Hessing de bedoeling van den heer Komijn geheel verkeerd begrepen heeft. De heer Komijn heeft den heer Hessing niet in de schoenen willen schuiven, dat deze de burgerij voor den gek zou willen houden, maar hij heeft heel zakelijk gezegd: zeg het liever vierkant, dat men meer moet betalen, vermijd niet daar over te spreken. De heer Komijn heeft den heer Hessing evenwel niet goed begrepen; de heer Hessing heeft te kennen willen geven, dat het geen zin heeft in den Kaad in finesses over de tarieven te spreken, omdat de Kaad daarvoor niet competent is. Den heer Hessing was elk idee om stiekem te zijn vreemd. De Voorzitter is het geheel eens met den heer Hessing, dat het beter is over de tarieven niet al te veel in bijzonder heden af te dalendaarvoor is het hier de plaats nietdat is alleen mogelijk in de vergaderingen van Commissarissen der Lichtfabrieken. Inderdaad hebben de Raad, Burgemeester en Wethouders, Commissarissen en de Directie van de Lichtfabrieken in Januari 1936 misgetast met het vaststellen van het nieuwe tarief; door de moeilijkheden, die ontstaan zijn, heeft men dit tarief niet geheel en al kunnen toepassen; practisch zijn inderdaad ook de verworpen amendementen-van Eek ten uitvoer gelegd. Ondanks alle voorlichting, die door en namens de Directie gegeven is, is het publiek zich tegen het nieuwe tarief blijven verzetten, waarbij het zgn. spaar potje een groote rol heeft gespeeld. Er is opgemerkt, dat er iets grondig verkeerds is in de geheele tarievenpolitiek van de Lichtfabrieken. De heer de Keede vraagt nu een onderzoek naar de mogelijkheid van invoering van concurreerende gastarieven. Het zal niet moeilijk zijn zich daarover spoedig een opinie te vormen. De Directie heeft te allen tijde op het standpunt gestaan, dat de tarieven niet zijn, zooals ze in het belang van de Gasfabriek moesten zijn, maar haar is altijd de plicht opgelegd te zorgen, dat de fabriek voor de gemeente winst opleverde; die plicht, waaraan men nu eenmaal vastzit, is aanvaard door de Directie, Commissarissen, Burgemeester en Wethouders en den Kaad. Evenmin als het College zou de heer de Keede de begrooting sluitend weten te maken, indien men de ƒ250.000.winst uit de Gasfabriek moest missen. Het zal niet veel moeilijkheden opleveren op papier de tarieven zoo te stellen, dat het gebruik van petroleum en andere verwarmingsmiddelen zou worden uitgeschakeld. Een andere vraag is echter, of practisch de Kaad dergelijke tarieven zou kunnen aanvaarden. Deze kwestie heeft de heer de Keede ook niet gekoppeld aan dit voorstel; zij zal gekoppeld moeten worden aan de gemeentebegrooting. Spreker heeft persoonlijk niet veel bezwaar om de motie van den heer de Keede over te nemen en Commissarissen zich over deze zaak te laten uitspreken, doch veel nut verwacht hij daarvan niet. De vraag is immers: „kan de begrooting het missen," en dat is een vraag, die niet ter beantwoording staat van Directie of van Commissarissen. De heer Komijn stelde de vraag: „waarom staat in het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet, of die 50.000.op den duur kunnen worden gemist." Die 50.000moeten Burgemeester en Wethouders helaas missen. Of zij dat bedrag in 1937 en volgende jaren kunnen missen, zal naderhand moeten blijken. Kunnen zij het in eenig jaar niet, dan zal de begrooting niet sluiten. Men zou dit verlies aan inkomsten alleen kunnen ontgaan door hoogere tarieven in het leven te roepen hetgeen de Kaad zeker niet zal willen en ook dan nog is het zeer onzeker, of dit meer geld in het laatje zou brengen. Het gasverbruik gaat intusschen achteruit. Burgemeester en Wethouders trachten dit thans te verhinderen en hopen, dat het gas verbruik binnenkort op het laagste niveau zal zijn gekomen. Burgemeester en Wethouders kunnen echter geenszins zeggen „wij kunnen dat geld gerust missen." Wel zouden zij er vele tonnen bij kunnen gebruiken, zonder dat nochtans van overdaad sprake zou zijn. Tegen het amendement van den heer Tobé heeft het College bezwaar. Het amendement heeft iets aantrekkelijks door zijn eenvoud, doch het heeft ook zijn bezwaren. Het wordt voor de kleine verbruikers weer duurder dan het door Burgemeester en Wethouders voorgestelde tarief A, zoodra men aan meterhuur meer dan 40 cent per maand Wijziging gasprijzen. (Voorzitter e.a.) moet betalen, terwijl een vergelijking van het tarief B van Burgemeester en Wethouders met het amendement van den heer Tobé eveneens uitvalt ten faveure van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Tobé wil de meterhuur weer invoeren; hij heeft vermoedelijk gedacht: „ik wil de gasfabriek die bate niet onthouden, ik moet opvangen hetgeen door mijn voorstel teloor gaat, dan de meterhuur maar." Intusschen maakt het geen verschil, of men meterhuur dan wel vastrecht betaalt; het wordt op deze wijze een spel van woorden. Spreker is niet overtuigd, dat men liever meterhuur betaalt dan aan- sluitrecht of vastrecht. Door de Directie wordt bepaaldelijk aan het tarief, dat door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld, een grootere werfkracht toegekend dan aan het voorstel van den heer Tobé en op grond daarvan is het raadzaam het door Burge meester en Wethouders voorgestelde tarief te aanvaarden. Het vastrecht wordt voor de menschen geen groot bezwaar en kan dit ook niet worden, omdat slechts 2523 verbruikers, d.i. 25 van hen, die het gas over den gewonen meter betrekken, meer dan 600 M3. per jaar verbruiken en dus voor tarief B in aanmerking komen. Volgens den heer Tobé vindt men het wel onaangenaam, dat men ook over maanden, waarin men geen gas gebruikt, vastrecht moet betalen, maar de meeste verbruikers zullen toch wel be grijpen, dat dit geen reden is om niet te betalen. Men be taalt toch ook voor vele andere zaken regelmatig door, ook al is men van het gebruik of het genot daarvan wel eens een tijd verstoken (telefoon, huishuur enz.); een dergelijk bezwaar mag men niet al te veel waarde toekennen. Spreker geeft den Kaad in overweging dit voorstel van het College aan te nemen, in de hoop dat daardoor de inkomsten van de Lichtfabrieken niet al te zeer zullen terugloopen. Dit voorstel kost 50.000.voor het loopende jaar kan dit bedrag worden opgevangen zonder de winst aan te tasten, maar voor 1937 zal inderdaad de winst van de Gasfabriek lager geraamd moeten worden. Den heer Tobé is gebleken, dat de Raad niet de juiste plaats is voor een bespreking van de tarieven. Een van de Com missarissen der Lichtfabrieken verwart zelfs vastrecht en aansluitrecht, twee geheel afzonderlijke zaken, die geheel los van elkaar staan. Ook is absoluut niet juist de opmerking van den heer Hessing, dat men bij een verbruik van 60 M3. gas een meter moet hebben van 80 cent; dat staat nergens en is ook nooit gezegd. Het is zeer goed mogelijk, dat iemand die 100 M3. verbruikt nog niet eens een meter van 80 cent huur noodig heeft. Er is ook geen sprake van, dat het door spreker voorgestelde tarief duurder uitkomt dan het door het College voorgestelde, zooals de heer Eikerbout meende. Volgens het voorstel van het College kost het gas bij levering over den muntgasmeter voor de eerste 20 M3. 9 cent, daarna 8 cent, terwijl volgens sprekers amendement de eerste 20 M3. 9 cent, de volgende 40 M3. 8 cent kosten en daarna 4 cent. De Voorzitter zegt, dat men er ook geen bezwaar tegen heeft, zijn telefoon-abonnement door te betalen. Wanneer men echter ook nog op een andere wijze kon telefoneeren dan met de telefoon, dan zou men wel bezwaar hebben tegen het vastrechttarief, maar nu men dit niet kan, accepteert men het. Toen het gasbedrijf een monopolistisch karakter had, accepteerde men alles; nu het dit niet meer heeft, accepteert men het niet. Dat is nu het verschil in mentaliteit bij het publiek. Wan neer het publiek iets meer te zeggen krijgt, zegt het ook meer. Heeft het publiek niets te zeggen, dan zwijgt het ook. Het is spreker intusschen duidelijk geworden, gehoord de verschillende stemmen uit den Raad, dat het beter is zijn amendement in te trekken. Men komt hier inderdaad voor verschillende moeilijkheden te staan, welke in het belang der Gemeente en Gasfabriek beter in het openbaar niet besproken moeten worden. Op dien grond trekt spreker zijn amende ment in. De Voorzitter constateert, dat het amendement van den heer Tobé is ingetrokken. In behandeling komt de verordening sub a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De artikelen I tot en met V worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig conclusie b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 13