40 de regeling aanleiding gaven nog aanwezig zijn, geven wij Uwe Vergadering in overweging, om de bestaande regeling in zake het verleenen van een reductie op de ziekenfonds premie tot en met 31 Maart 1937 voort te zetten, met dien verstande, dat de bijdrage van de fondsen wordt vastgesteld op 2 van de bruto-premie-ontvangst en de bijdrage van de medewerkers op 5 van het bruto-hono- rarium en dat deze berekening ook voor het tijdvak 1 April 193531 Maart 1936 zal gelden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 85. Leiden, 8 Mei 1936. In Uwe Vergadering van 10 Februari j.l. werd om prae- advies in onze handen gesteld een voorstel van den heer Schoneveld, luidende: Ondergeteekende stelt voor het verleenen van aanvul lenden steun aan ondersteunde werkloozen op te dragen aan den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken met ingang van 1 Mei 1936". Blijkens het door den heer Schoneveld bij de indiening van het voorstel gesprokene (zie pag. 25 van de Hande lingen), ligt aan dat voorstel de gedachte ten grondslag, dat de beslissingen op aanvragen om aanvullenden steun in den regel door den Directeur van den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken worden genomen. Deze gedachte is evenwel niet juist, hetgeen uit het volgende moge blijken. Van de Commissie voor den extra-steun aan ondersteunde werkloozen maken om praktische redenen deel uit de Directeur van den Dienst voor Sociale Zaken, als vice- voorzitter en een ambtenaar bij dien Dienst, als secretaris. De aanvragen om extra-steun worden via de organisaties door de betrokkenen ingezonden aan den Directeur, uiteraard in zijn kwaliteit van vice-voorzitter der Commissie, die door personeel van zijn dienst verschillende gegevens omtrent den duur der werkloosheid van de betrokkenen enz., doet verzamelen. Op de aanvragen wordt beslist door dien Directeur en vorenbedoelden ambtenaar, nadat in de daarvoor in aan merking komende gevallen nog een onderzoek is ingesteld door huisbezoekers, die zich belangeloos beschikbaar hebben gesteld. Ten aanzien van twijfelachtige gevallen neemt de Com missie in haar geheel een beslissing, hetgeen mede geschiedt, indien de Directeur meent, dat een aanvrage moet worden afgewezen. Niet door den Directeur derhalve wordt in eerste instantie een beslissing genomen, doch door den vice-voorzitter en den secretaris van de Commissie. De omstandigheid, dat om praktische redenen de Directeur van den Dienst voor Sociale Zaken en een ambtenaar bij dien Dienst van de Commissie deel uitmaken, doet daaraan niets af en kan dus op zichzelf geen aanleiding zijn, om de Commissie op te heffen en de verstrekking van den extra- steun aan den Dienst voor Sociale Zaken op te dragen. Hiermede zou naar ons oordeel kunnen worden volstaan, doch wij hebben gemeend omtrent het voorstel nog het advies te moeten inwinnen van den Directeur van den Gemeenteüjken Dienst voor Sociale Zaken en van de Commissie voor het verleenen van den extra-steun aan ondersteunde werkloozen. Voorts hebben wij nagegaan, welk orgaan met de ver strekking van dien steun in verschillende andere gemeenten is belast. De vorenbedoelde adviezen en de van andere gemeenten ontvangen inlichtingen zijn in de Leeskamer ter inzage nedergelegd. Uit het advies van genoemden Directeur blijkt, dat verschillende ernstige bezwaren tegen het opdragen van het verstrekken van den extra-steun aan zijn Dienst aanwezig zijn, bezwaren, welke door de Commissie worden onder schreven. De inlichtingen uit andere gemeenten doen zien, dat ook daar het verstrekken van extra-steun aan een Commissie is opgedragen en dat in de meeste dier gemeenten die verstrekking aan een Commissie blijft opgedragen. De overige gemeenten hebben, voor zoover valt na te gaan, in verband met de opheffing van de plaatselijke crisiscomité's nog geen beslissing aangaande de voortzetting van het verleenen van den steun door een Commissie genomen. De bezwaren van den Directeur van den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken en de Commissie tegen het onderbrengen van den extra-steun bij den Dienst voor Sociale Zaken komen in het kort samengevat hierop neer, dat als gevolg van die onderbrenging de voorlichting van niet ambtelijke huisbezoekers zou wegvallen, dat de Dienst onmogelijk kan worden belast met het onderzoek van klachten over leveranciers en leveranties en dat in afwijzende be schikkingen van een ambtelijk orgaan niet zoo gemakkelijk wordt berust als het geval is met betrekking tot beslissingen van een niet-ambtelijk orgaan, waarin ook afgevaardigden van verschillende vakorganisaties zitting hebben. Al deze bezwaren worden door ons College gedeeld. Ook door het openstellen van beroep van afwijzende beschikkingen van den Dienst voor Sociale Zaken met betrekking tot den aanvullenden steun bij de Sub-Commissie voor de Steunverleening, gelijk den heer Schoneveld voor oogen stond, kunnen die bezwaren, althans voor het over- groote deel, niet worden ondervangen. Uit het vorenstaande zal U dit, naar wij vertrouwen, duidelijk zijn geworden. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging het voorstel van den heer Schoneveld niet aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 8G. Leiden, 9 Mei 1936. Aangezien tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer J. van der Walle bij ons College geen bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in overweging hem, met ingang van een nader door ons College te bepalen datum, eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking van hoofd van de o.l. school aan het Schuttersveld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Baad der gemeente Leiden. In verband met zijn benoeming tot Hoofd ener O. L. School te Heerenveen neemt ondergetekende de vrijheid U eervol ontslag te verzoeken uit zijn betrekking als Hoofd* der O. L. School a/h Schuttersveld alhier. J. v. d. Walle. Leiden 6 Mei 1936. H°. 87. Leiden, 11 Mei 1936. Tengevolge van het aan den heer J. van der Walle, in verband met zijne benoeming te Heerenveen, te verleenen ontslag zal eene vacature ontstaan van hoofd der o. 1. school aan het Schuttersveld. In overeenstemming met het gevoelen van den Inspecteur van het Lager Onderwijs in deze inspectie en met verwijzing naar diens ter inzage gelegd advies, verzoeken wij Uwe Vergadering over te gaan tot benoeming, met ingang van een nader door ons College te bepalen datum, van een onderwijzer, hoofd van de o. 1. school aan het Schuttersveld, waarvoor wij U de volgende voordracht aanbieden: 1°. J. BINGELING, hoofd eener o.l. school te Gouda. 2°. J. ENTBOP, hoofd eener o.l. school te Silvolde. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 4