118 VRIJDAG 21 FEBRUARI 1936. Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Eikerbout e.a.) Minister zegt zelf, dat men zoover niet behoeft te gaan en dat 1.-voldoende is. Wanneer hier uitdrukkelijk wordt vastgesteld dat door de samenvoeging van brandweer en politie de dienst verzwaard is, zal de Minister dit niet weigeren goed te keuren. Spreker durft het er wel op te wagen. Die post kan best gevonden worden. De heer dc Reede kan den heer Goslinga niet toegeven, dat spreker onjuist was in zijn bewering, dat hij de kaars van het reservefonds van de Lichtfabrieken aan beide zijden heeft aangestoken. In 1933 heeft spreker den heer Goslinga in overweging gegeven de bijschrijving van 2 voorloopig te stakennadat hij daarover met de directie had geconfereerd, heeft de heer Goslinga gemeend dat het beter was den weg te volgen van kapitaalafschrijving, waardoor de afschrijving op de verschillende bezittingen werd nagelaten en de bij schrijving op het reservefonds verminderde, zoodat een hoogere winst op de Lichtfabrieken uit twee bronnen werd verkregen. De heer Goslinga erkent, dat hij één eind van de kaars heeft aangestoken, maar ziet voorbij, dat hij de storting van de 2 in het Vernieuwingsfonds beperkte. Nu merkt de heer Goslinga op, dat dit pas in 1935 gebeurde, maar over dat jaar werd over dat kapitaal geen rente meer bij geschreven; dus toen begon de kaars reeds aan twee kanten te branden. Het was toch de heer Goslinga, die gezorgd heeft dat niet langs één weg, maar langs twee wegen uit de Licht fabrieken meer winst werd getrokken dan totnutoe. Spreker erkent ten volle, dat er een noodzakelijkheid was om de middelen aan te spreken, maar spreker erkent niet dat het noodzakelijk was het op deze wijze te doen en spreker is er nog steeds een ernstig tegenstander van. Spreker waardeert zeer den arbeid, dien het College en in het bijzonder de Wethouder van Financiën aan deze begrooting hebben verricht en het resultaat, dat zij hebben bereikt, al is het dan niet het resultaat, dat spreker zeer aangenaam zou zijn. Spreker heeft na de rede van den Wethouder van Financiën ernstig overwogen zijn voorstel in zake de verkorting van de afschrijvingstermijnen van sommige werken (No. 35) in te trekken; spreker zou hem daarin gaarne terwille zijn; spreker zal het den Wethouder niet moeilijk maken, maar het zou een zeer verkeerde weg zijn, dit voorstel No. 35 in te trekken, omdat spreker buitengewoon bezwaar heeft tegen het ver lengen van de afschrijvingstermijnen; zoolang de gemeente op haar begrooting nog heeft staan, in den vorm van een algemeene reserve, overschotten uit vroeger jaren, moeten die allereerst gebruikt worden om een dergelijk tekort te dekken. In de eerste plaats staat die reserve in den weg aan de maat regelen, die getroffen moeten worden. Ten aanzien van de bezuiniging is totnogtoe steeds gewerkt met aspirientjeseen prachtig huismiddel, maar men heeft geen huismiddeltjes noodig, maar een bekwamen operateur, die met de volle kracht van zijn menschelijkheid en verstand het mes er zoo diep in zet, dat men een gezonden toestand krijgt. Spreker is ook even in de fout vervallen, dat hij den heer van Weizen genoemd heeft afgevaardigde van de Sowjet- Unie. Spreker heeft den heer van Weizen een oogenblik ironisch in dien zin aangesproken; eenige andere gedachte was spreker daarbij absoluut vreemd. De heer Manders acht het mogelijk, dat later blijkt, dat de werken, die thans in het voorstel van den heer van Eek e.a. (No. 1) zijn genoemd, beter door andere kunnen worden ver vangen, zoodat t.z.t. beter een beslissing kan worden genomen dan thans en zal daarom tegen dit voorstel stemmen, wat echter niet zeggen wil, dat hij het niet eens zou zijn met het doel, dat de voorstellers beoogen. Wat betreft de motie-Schoneveld om de voor de ambte naren voorgestelde 4 korting op de salarissen niet op die van den Keuringsdienst van Waren toe te passen, meent spreker te moeten opmerken, dat de Minister niet zal voldoen aan het verzoek, dat het College bij aanneming van die motie tot hem zal richten. Het is ook moeilijk die ambtenaren uit het algemeene kader van de voorgestelde salarisverordeningen te schrappen. De aanneming van de motie zal niets anders zijn dan een doekje voor het bloeden. Men moet echter bij de betrokken ambtenaren geen ijdele verwachtingen opwekken. Spreker zal dan ook niet voor de motie stemmen en acht het beter zijn stem tegen de voor die ambtenaren voorgestelde bijzondere korting uit te brengen. Met genoegen heeft spreker kennis genomen van de toe zegging van den Wethouder met betrekking tot de salarissen van de ambtenaren bij den dienst van Maatschappelijk Hulp betoon. Spreker ondersteunt het amendement van den heer van Eek (No. 32a) op het voorstel van de heeren Beekenkamp, Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Manders e.a.) Wilmer en Wilbrink betreffende de vestigingseischen voor nieuwe winkelbedrijven (No. 32); het gaat in dezen op het oogenblik om voorloopige plannen. Spreker vereenigt zich volkomen met het betoog van den heer Wilmer ten aanzien van het voorstel van den heer Romijn betreffende het ter beschikking van het College te stellen bedrag van 5.000.voor tewerkstelling van steuntrekkende personen (No. 34). De Wethouder van Sociale Zaken kan met de aanneming van dit voorstel slechts gebaat zijn. Spreker kan zich voorstellen, dat de sociaal-democratische fractie op 25 Februari 1935 het voorstel van den heer Romijn niet wilde aanvaarden, omdat zij geen vertrouwen had in den toen- maligen Wethouder van Sociale Zaken, maar op het oogen blik is een motief van wantrouwen niet meer op zijn plaats. Spreker kan, nu door de indiening van zijn motie betref fende de wenschelijkheid om door verandering van werkwijze bij uit te voeren werken en door verandering van inrichting van een dienst meer personen aan het werk te stellen (No. 30) aan deze zaak de noodige aandacht is besteed èn door den Raad èn door het College van Burgemeester en Wethouders, dat de toezegging deed in deze richting te willen medewerken, zijn motie intrekken. De Voorzitter constateert, dat de motie van den heer Manders (No. 30), luidende: „De Raad spreekt de wenschelijkheid uit om, waar met niet te groote kosten a. door verandering van werkwijze bij uit te voeren werken meerdere arbeiders aan het werk kunnen worden gesteld, b. door verandering van de inrichting van een dienst meerder personeel in dienst kan worden genomen, hiertoe over te gaan.", is ingetrokken. De heer Schüller dringt er bij het College op aan, voor stellen betreffende de stopzetting van den woningbouw ten minste 14 dagen voordat zij door den Raad in het openbaar behandeld worden, aan de Raadsleden toe te zenden. Spreker is Wethouder Splinter erkentelijk voor diens erkenning van de juistheid der mededeelingen, die spreker omtrent de woningbouwvereeniging „de Tuinstadwijk" heeft gedaan. - Spreker is het echter niet met den Wethouder eens, dat het beter ware geweest, deze zaak niet in het openbaar te behandelen en heeft haar juist in de sectievergadering en in de openbare raadszitting ter sprake gebracht om steun te verleenen zoowel aan het College als aan de diensten van Bouw- en Woningtoezicht en van Gemeentewerken, die op een meer dan ergerlijke wijze worden aangevallen door het bestuur der woningbouwvereeniging, dat alles, wat gedaan wordt om den bouw der woningen en schuurtjes zoo goed mogelijk tot stand te brengen, uitlegt als tegenwerking door het College en deze diensten, maar als zij overleg plegen met den Wethouder of met een der Hoofdambtenaren zij voordoen, dat het College en de Hoofden van diensten het juiste inzicht hebben en hun inzicht onjuist is. Het is een bestuur met twee gezichten. Volgens Wethouder Tepe zouden de loonen van het ge- meentepersoneel nog niet beneden het ethisch minimum liggen. Waar ligt echter dit ethisch minimum, als iemand, in vasten dienst van de gemeente en hoofd van een gezin met twee kinderen zijnde, na aftrek van de pensioensbijdrage met een loon van 20.aan het einde der week naar huis gaat? Het loon van iemand, die bij het losse personeel is te werk gesteld, kan, ook als hij 5 of 6 kinderen heeft, 20.per week bedragen, terwijl de man geen kindertoeslag ontvangtis dit loon niet beneden het ethisch minimum voor dit gezin? De indruk van den heer Tepe, dat de vertegenwoordigers van de organisaties met de voorstellen tot loonsverlaging graag accoord zijn gegaan, moet dan ook onjuist zijn geweest. Volgens den Voorzitter is door de samenvoeging van politie en brandweer het werk van de politie niet verzwaard, maar in het georganiseerd overleg heeft de Commissaris van Politie zeer duidelijk als zijn meening uiteengezet, dat de werkzaam heden van de politie door deze samenvoeging intensiever worden, omdat zij nu ook tijdens de wachttijden, bij brand, opgeroepen kunnen worden om uit te rukken. Daarom heeft de Commissaris er in het georganiseerd overleg op aange drongen de salarissen van het politiepersoneel althans niet te verlagen. De quaestie van het tewerkstellen bij den Reinigingsdienst van een arbeider uit Koudekerk, die nog pas korten tijd in Leiden woonde, is door den heer van der Voort in de sectie ter sprake gebracht; de Wethouder heeft dus alle gelegenheid gehad om deze zaak te onderzoeken; vervolgens heeft de heer van der Voort haar Woensdag j.l. opnieuw ter sprake gebracht en nu antwoordt de Wethouder, dat hij met den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 8