VRIJDAG 21 FEBRUARI 1936. Ill Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van 17 Februari 1936, op Vrijdag 21 Februari 1936, des namiddags te 2 uur. Afwezig zijn ook thans de heeren van der Reijden en Vos. De Voorzitter stelt aan de orde: II Ibis. Benoeming van 5 leden van de Plaatselijke School commissie. (32) De Voorzitter verzoekt den heeren Beekenkamp, Tobé, Snel en Jongeleen het stembureau te vormen. Worden benoemd: de heeren J. W. Harting, J. L. C. Timmerman, W. Koops Azn., C. Willemse, ieder met algé- meene (27) stemmen en de heer A. Couvée P.Jzn. met 26 stem men; de heer Ds. M. J. Punselie verkreeg 1 stem. De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de genomen moeite. Zes leden kwamen eerst na de gehouden stemming ter vergadering. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting. De Voorzitter zet zijn rede voort en zegt, in antwoord op de vraag van den heer Carton, dat de situatie ten aanzien van de zweminrichting „De Zijl" is veranderd, doordat deze inrichting in de Sportstichting is opgenomen; spreker geeft den heer Carton in overweging de beslissing van het College af te wachten. Nadat de Raad in 1933 de wenschelijkheid van de stichting van een centrale autogarage grondig heeft onderzocht en daaromtrent een beslissing heeft genomen, zijn geen nieuwe gezichtspunten te dien aanzien geopend. Op deze wijze zal men geen bezuiniging kunnen verkrijgen. Men zou n.l. een groote garage moeten bouwen, terwijl er weinig auto's zijn, die voor algemeen gebruik bestemd kunnen worden. Spreker geeft dan ook den Raad in overweging het des betreffende voorstel van den heer Groeneveld (No. 22) niet aan te nemen. Het gemeentebestuur overweegt wel de mogelijkheid van het concentreeren van de reparaties, maar de plannen, die daaromtrent bestaan, verkeeren nog in een beginstadium. Spreker heeft met de leiders van de Raadsfracties overleg gepleegd omtrent de verdere behandeling van de begrooting. Allen waren bereid er toe mede te werken, dat de behandeling dezen dag tot een einde werd gebracht. Het doen van een voorstel tot vaststelling van een maximum spreektijd per persoon bij de replieken stuitte echter af op het bezwaar van den heer van Eek, die dezen maatregel niet noodig vond. Had de Raad kunnen besluiten, met 10 of 15 minuten spreek tijd per persoon genoegen te nemen, dan zou men de zekerheid hebben verkregen, dat de begrooting nog vandaag werd afgehandeld. Spreker geeft de heer van Eek en den zijnen ernstig in overweging, een enkelen keer een proef te nemen met de beperking van den spreektijd. Het is voor de Raadsleden zelf zeer nuttig, gedwongen te zijn in een bepaalden tijd te zeggen, wat zij te zeggen hebben. Spreker dringt er bij de Raadsleden op aan, alleen te spreken over de ingediende voorstellen en zoo noodig enkele zakelijke onderwerpen uit de algemeene beschouwingen, maar zich te onthouden van politieke beschouwingen. De heer van Eek ondersteunt ten zeerste het dringende beroep, dat de Voorzitter op den Raad heeft gedaan, maar heeft bezwaar tegen de beperking van den spreektijd. Het is in het belang van aller werk, wanneer de begrooting nog deze week wordt afgewerkt en namens zijn fractie zegt spreker daarvoor alle medewerking toe. In eerste instantie hebben alle leden ruimschoots de gelegenheid gehad hun denkbeelden te ontwikkelen, zoodat men bij de replieken slechts in herhaling kan vervallen. Spreker ondersteunt dan ook den wensch van den Voorzitter, dat elke spreker niet langer dan 10 a 15 minuten het woord zal voeren. Spreker kan tot zijn spijt niet voldoen aan het verzoek van den heer Verweij tot intrekking van sprekers voorstel tot werkverruiming (No. 1). Spreker en de zijnen blijven vasthouden aan het standpunt, dat elke gemeente, in het algemeen belang, zooveel mogelijk openbare werken moet uitvoeren. Spreker wil echter rekening houden met de om standigheid, dat de gemeente nog sterker dan anders lijdt onder den financieelen noodhij heeft zich namens zijn fractie voorstander verklaard van een sluitende begrooting. Nu kan de begrooting sluitend gemaakt worden door de algemeene reserve of door belastingverhooging. Spreker is niet in alle omstandigheden tegen het laatste; hij acht het sociaal democratisch voorstel No. 1 zoo belangrijk dat hij tegen Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen, (van Eek e.a.) buitengewone middelen daarvoor geen bezwaar zou hebben. In het algemeen acht spreker het echter gewenscht op het oogenblik pogingen te doen om de gemeente-financiën in orde te houden en spreker wil het den Wethouder van Financiën daarbij niet al te lastig maken, maar intrekken kan spreker zijn voorstel niet. Hij wijzigt het echter in dien zin, dat de door Wethouder Splinter genoemde werken, die uitgevoerd zullen worden, er uit vervallen en dat er aan toegevoegd wordt de restrictie, dat die werken eerst uitgevoerd zullen worden, zoodra de financieele toestand van de gemeente zulks toelaat. Natuurlijk kan daarover verschillend geoor deeld worden, maar eenerzijds kan de Raad daarin een woord medespreken, omdat die werken geplaatst worden op een gemeentelijk werkprogramma en anderzijds heeft spreker een waarborg dat de sociaal-democratische wethouders die evenzeer als spreker voor dit plan gevoelen, te zijner tijd daarop de aandacht zullen vestigen. Spreker hoopt dat de Raad deze wijziging op prijs stelt; die is een poging van de sociaal-democraten om zooveel mogelijk tot vruchtbare samenwerking te komen. De sociaal-democraten hebben niet aan de verkiezing van sociaal-democratische wethouders medegewerkt alleen om succesjes te behalen voor de S.D.A.P., maar omdat zij meenden door samenwerking vruchtbaar werkzaam te kunnen zijn. De Voorzitter deelt mede, dat de heer van Eek c.s. hun voorstellen (No. 1), luidende: „De Raad nodigt Burgemeester en Wethouders uit plannen alsmede een bijbehorende kostenberekening, bij hem in te dienen der na te noemen werken alle uit te voeren in werk verruiming. 1°. het bouwen van een brug over de Haarlemmervaart, van Maredijk naar Musschenbroekstraat;. 2°. de doortrekking van de Musschenbroekstraat naar de Koningstraat 3°. het maken van een zuiverings-inrichting van het rioolwater; 4°. de voortzetting van de aanleg der Centrale riolering; 5°. het bouwrijp maken van de volgende terreinen (alle gemeente-eigendom) begrensd door a. Timorstraat, Ringsloot v/d Stadspolder en Zwemin richting „De Zijl"; b. begrensd door Ringsloot v/d Stadspolder, Anna van Saksenstraat, Marnixstraat, verbindingsspoorweg naar de Haarlemmermeer c. begrensd door Hooge Rijndijk en Roomburger Wete ring; 6°. de opruiming van krotten, vernieuwing van oude stads delen, benevens aanbouw op ruime schaal van goede en goed kope arbeiderswoningen; 7°. de demping van de Langegracht; 8°. de verbetering van de Trekvaartbrug in de Rijnsburger- singel. Daarnaast nodigt de Raad Burgemeester en Wethouders uit spoedig uitvoering te geven aan de plannen tot: 1°. de verbreding van de Maredijk; 2°. het maken van een nieuwe tunnel in de Spoorweg Leiden-Haarlem ter plaatse waar deze spoorweg de Maredijk kruist 3°. de verbetering van de Neksluisbrug in de Witte Singel.", hebben vervangen door het volgende voorstel: „De Raad besluit om op een gemeentelijk werkprogramma te plaatsen de volgende werken, alle uit te voeren in werk verruiming, en zo spoedig als de finantiele toestand der gemeente zulks toelaat: 1°. het bouwen van een brug over de Haarlemmertrekvaart van Maredijk naar Musschenbroekstraat; 2°. de doortrekking van de Musschenbroekstraat naar de Koningstraat 3°. het bouwrijp maken van het terrein begrensd door Timor straat, Ringsloot v.d. Stadspolder, Anna van Saksenstraat, Marnixstraat, verbindingsspoorweg naar de Haarlemmermeer; 4°. de opruiming van krotten, vernieuwing van oude stads delen, benevens aanbouw op ruime schaal van goede en goed kope arbeiderswoningen; 5°. de demping van de Langegracht; 6°. de verbreding van de Maredijk; 7°. het maken van een nieuwe tunnel in de spoorweg Leiden-Haarlem ter plaatse, waar deze spoorweg de Mare dijk kruist." De heer Romijn houdt staande dat bij de bepaling van het wachtgeld voor de ambtenaren van den Keuringsdienst niet in aanmerking mag worden genomen de korting ad 4 De Wethouder acht dit ook onbillijk maar beroept er zich op, dat het Departement niet anders wil. Wanneer men daarover

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 1