VRIJDAG 21 FEBRUARI 1936.
127
Gemeente-begrooting.
(Goslinga e.a.)
nuttige instelling is, maar meent, dat de weg, dien het College
opgaat, geen uitzicht biedt.
De Voorzitter merkt op, dat thans in Leiden twee wegen
worden gevolgd, waardoor deze gemeente er veel beter aan
toe is dan de gemeente Delft. In Leiden heeft men èn het
particuliere iniatief èn de garantie van de gemeente.
De heer Goslinga zegt, dat men in Delft niet gewacht heeft
tot het noodige kapitaal bijeengebracht wasmen heeft daar
een hypotheek van de Centrale Onderlinge weten te verkrijgen.
De Voorzitter merkt op, dat de R.V. de Sportfondsen ook
in Leiden met den bouw van het zwembad zal beginnen,
zoodra het haar mogelijk is; zoolang dit niet het geval is,
gaat zij door met sparen.
De heer Goslinga zegt, dat men ook in Rotterdam een
sportfondsenbad bouwt zonder garantie van de gemeente op
een terrein van 10.000 M2. ter waarde van 190.000.dat
tegen een canon van 5 in erfpacht genomen is.
Wat het College in Leiden doet, biedt geen uitzicht.
Volgnr. 324 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 325 tot en met 352 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 353, luidende: Onderhoud van
straten en pleinenf 122.425.
De heer Lombert heeft geen antwoord van het College
ontvangen op hetgeen hij omtrent de bezuiniging op dezen
post bij de algemeene beschouwingen heeft opgemerkt en
hoopt, dat het College daarop inderdaad de noodige be
zuiniging zal toepassen.
De heer Splinter zegt, dat het niet de gewoonte is, dat het
College dupliceert. Intusschen zal spreker aandacht schenken
aan de opmerkingen van den heer Lombert.
De heer Groeneveld zegt, dat de boomen op den Hoogen
Morschweg gevaar opleveren voor het verkeer, dat uit de
richting van Oegstgeest komt.. Herhaaldelijk rijdt men tegen
de boomen op. Het College zegt wel in de Memorie van
Antwoord, dat men vóór de boomenrij een verkeerspaal zal
plaatsen, maar er staat reeds sedert langen tijd zoo'n paal,
die echter geen voldoende beveiliging geeft, vooral niet bij
mistig weer, daar men haar dan niet kan zien.
In de gazonstrooken groeit geen gras; zij zijn eigenlijk
strookjes modder, hetgeen vooral komt, doordat men ze als
rijweg gebruikt.
Het verplaatsen der boomen zal geen algeheele reconstructie
van den weg noodzakelijk maken. In elk geval dringt spreker
aan op verbetering van den bestaanden toestand, waarbij de
boomen zeer goed naar den slootkant kunnen worden ver
plaatst.
De heer Splinter zegt, dat aan het verlangen van den heer
Groeneveld eenigszins zal worden tegemoet gekomen door het
plaatsen van een moderne, verlichte verkeerspaal. Met het
oog op de kosten heeft het College voorloopig afgezien van
het rooien der boomen, hetgeen een reconstructie van den weg
noodzakelijk zou maken.
De heer Goslinga herinnert er aan, dat het College in zijn
toelichting van het voorstel tot demping van het laatste
gedeelte van het Levendaal heeft gezegd, dat het stadsschoon
bij de demping behouden kon blijven, omdat de boomen
konden blijven staan. Intusschen heeft men gisteren den
boom tegenover het huis De Stins omgehakt, terwijl men
vandaag den boom tegenover de Gemeentelijke Arbeidsbeurs
heeft gerooid.
De Voorzitter meent, dat de boomen uit een aesthetisch
oogpunt moeten blijven staan, maar in verband met hun
gezondheidstoestand moeten verdwijnen.
De heer Goslinga merkt op, dat het gezonde boomen zijn.
De Voorzitter kan op het oogenblik de opmerking van den
heer Goslinga niet beantwoorden. Het is niet de bedoeling
de boomen om te hakken, indien zij nog kunnen blijven
staan. Het College was gebaat met de aanwezigheid van de
Gemeente-begrooting.
(Voorzitter e.a.)
boomen, die spreker er toe gebracht heeft in de demping
van het laatste gedeelte van het Levendaal te berusten.
De heer Goslinga vindt het opmerkelijk, dat de dienst van
Openbare Werken de boomen rooit, zonder dat het College
het weet.
De heer Manders zegt, dat men niet dadelijk kan con-
stateeren, of de boomen door de iepziekte zijn aangetast.
Wanneer de boomen in het eerste stadium van de iepziekte
zijn, vormen zij een groot besmettingsgevaar voor de andere
boomen, die de heer Goslinga wil laten staan.
De Voorzitter zegt, dat het College aan deze zaak zijn
aandacht zal wijden.
Volgnr. 353 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 353a, 354 en 355 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 356, luidende: „Onderhoud van
markten 2.140.
De heer Groeneveld acht het niet noodig, dat men nog de
vraag onder de oogen ziet, in hoeverre het noodig en ge-
wenscht is, op het parkeerterrein aan de Steenstraat een
wachthuisje voor de reizigers en een schuilplaats voor de
autobewakers op te richten, want het spreekt vanzelf, dat
deze gebouwtjes daar noodig zijn, te meer, waar de auto
bewakers eigenlijk belastingambtenaren van de gemeente zijn.
De Voorzitter zegt, dat het College niet bereid is dadelijk
andere dan de nu bestaande gebouwtjes op te richten, die
er steeds moeten blijven staan, zonder dat het zeker weet,
dat de tegenwoordige inrichting van het parkeerterrein goed
bevalt.
Wanneer de inrichting van het terrein definitief kan worden
vastgesteld, zal men kunnen nagaan, of en zoo ja op welke
wijze een wachthuisje voor de reizigers van de intercom
munale autobussen moet worden opgericht.
Aan den Directeur der Gemeentewerken is reeds instructie
gegeven te zorgen voor een schuilplaats voor de bewakers
van het parkeerterrein. Die zaak is dus in orde.
De heer Manders zegt, dat naast de door de gemeente
gemaakte parkeerterreinen men ook straatgedeelten als par-
keerterein gebruikt; voor op die wijze verkregen parkeer
terrein zijn geen kosten gemaakt. Strookt het nu met de
Hollandsche gastvrijheid voor dergelijke parkeerterreinen
vergoeding van vreemdelingen te vorderen? Rog eigenaardiger
is het, wanneer men als parkeerterrein aanwijst straten,
welke door de aanwonenden voor straat zijn afgestaan en
waarvan daarenboven de kosten voor straataanleg enz. door
die aanwonenden zijn betaald, en dat ook voor hen, en voor
degenen die in di j woningen moeten zijn, het parkeeren daar
vóór wordt belemmerd en zelfs een zekere heffing wordt
gevraagd, om daar even te mogen parkeeren. Dat is een
groot bezwaar. Kan dit niet op de een of andere wijze onder
vangen worden?
De Voorzitter zegt, dat dit niet mogelijk is. Spreker is het
niet met den heer Manders eens, dat het ongastvrij is, een
zekere betaling voor het gebruik van parkeerterreinen te
eischen. Dat gebeurt elders ook.
De heer Manders maakt er voorts bezwaar tegen, dat
aanwonenden, die grond hebben afgestaan, moeten betalen
wanneer zij op dien grond willen parkeeren, maar door den
afstand van dien grond heeft men als compensatie gekregen
bouwgrond, omdat men anders op zijn eigendom niet kan
bouwen. Men moet daarvoor betalen krachtens retributie
verordening.
De heer Manders is dit niet geheel met den Voorzitter eens.
In den laatsten tijd moet men wel volgens de bouwverordening
straat afstaan, voordat men kan bouwen, maar er is een tijd
geweest, dat men dit vrijwillig deed, de straat vrijwillig
aanlegde en den grond ook als straat afstond. Doch in beide
gevallen moet het ook als straat worden gebruikt. Men heeft
er wel bouwterrein voor in de plaats gekregen, maar dan moet
men het ook als bouwterrein aan een straat beschouwen, en
niet als bouwterrein aan een parkeerterrein. In andere ge
meenten wordt geen parkeergeld geheven voor het gebruik
van de straat. Spreker betwijfelt zelfs sterk de geldigheid van
zoo'n verordening. Ru zegt de Voorzitter, dat het in Leiden