126 VRIJDAG 21 FEBRUARI 1936. Gemcentc-begrooling. (Hessing e.a.) Na het vervallen van het gemeentelijk subsidie hebben de vereenigingen getracht haar inkomsten op andere wijze te vergrooten, maar meer dan een organisatie in Leiden is niet in staat haar werk op denzelfden voet voort te zetten. Eén vereeniging was zelfs genoodzaakt een soort van recreatie-zaal aan het einde van het jaar 1935 wegens gebrek aan geld middelen te sluiten. Spreker meent tot zijn genoegen te mogen aannemen, dat de argumenten, die de heer Coster heeft aangevoerd, niet door de geheele Katholieke fractie worden gedeeld; in het algemeen nemen de Katholieken thans meer dan vroeger aan het drankbestrijderswerk deel. Met de opmerking, dat de drankbestrijdersvereenigingen alleen in staat zijn, feestavonden te organiseeren, waar het gemeentelijk subsidie wordt opgemaakt, gaf de heer Coster verleden jaar blijk van geringe waardeering voor het werk, dat ook in zijn kringen zoo uitnemend wordt verricht. De heer Wilmer en verschillende leden van zijn fractie gevoelen groote sympathie en hebben buitengewone waar deering voor den arbeid van de drankbestrijdersvereenigingen, waarvan de leden en bestuursleden het werk zonder eenig persoonlijk voordeel verrichten. De reden, waarom intusschen vele leden van sprekers fractie tegen het voorstel van den heer Hessing zullen stem men, is zeer juist aangegeven door den Voorzitter en de heeren Goslinga en Bergers. Vele andere vereenigingen, die zeer voornaam en belangrijk maatschappelijk werk verrichten en wier subsidie of is afgeschaft of wel is verminderd, kunnen ook veel minder doen dan zij vroeger deden. De heer Goslinga moet tot zijn spijt met den heer Beeken kamp van meening verschillen. In de kringen der ant.i- revolutionnairen wordt dagelijks veel werk verricht in het belang van blinden, zieken, tuberculose-lijders enz., maar nimmer denkt men er aan, daarvoor een beroep te doen op de openbare kas en toch gaat het werk gelukkig in dezen tijd voort. Wanneer men nuttig sociaal werk wil doen, behoeft men niet per sé op de overheid te leunen. Het gaat dikwijls beter zonder dan met overheidssteun, omdat een subsidie vaak verslappend werkt. De Voorzitter doet een dringend beroep op den Raad om toch vooral consequent te zijn. De Raad heeft indertijd de subsidies moeten verminderen, laat hij nu, als hij inderdaad wil bezuinigen, de subsidies niet weer een voor een op de begrooting brengen. Men moet zich niet laten misleiden door gevoelens van sympathie voor de vereenigingen, welke subsidie vragen, en men moet ook niet nalaten het nemen van maatregelen, waarvan het gezonde verstand zegt, dat zij genomen moeten worden. Het voorstel van den heer Hessing wordt aangenomen met 20 tegen 13 stemmen. Vóór stemmen: de heer van Eek, mevrouw Braggaar, de heeren Snel, Hessing, Schoneveld, Eikerbout, van der Voort, Jongeleen, Vallentgoed, Beekenkamp, mevrouw de Cler, de heeren Wilbrink, Verweij, van Stralen, Schüller, van der Kwaak, Kuipers, Carton, van Weizen en Groeneveld. Tegen stemmen: de heeren de Vries, Tobé, van Rosmalen, Romijn, Splinter, Manders, Coster, Bergers, Goslinga, Tepe, de Reede, Lombert en Wilmer. To verband hiermede wordt volgnummer 320» (subsidie ter ondersteuning van plaatselijke drankbestrijdersvereenigingen), nader uitgetrokken op 300.vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 321 tot en met 323 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 324, luidende: Kosten van gemeentelijke zweminrichtingen3.275. De heer Jongeleen dringt er bij het College op aan om, indien het ten gevolge van de resultaten van het in de Memorie van Antwoord bedoelde onderzoek naar de mogelijkheid van vergrooting van de zweminrichting „De Zijl" plannen bij den Raad indient, dit te doen vóór het einde van het a.s. zwemseizoen, opdat daarna zoo spoedig mogelijk tot de ver grooting kan worden overgegaan. Het water, waarmede de perrons worden schoongemaakt, Gemeente-begrooting. (Jongeleen e.a.) loopt in het bassin. Spreker dringt er daarom bij het College op aan, vóór den aanvang van het zwemseizoen door het maken van goten langs het bassin of door het aanbrengen van andere verbeteringen, aan den bestaanden toestand een einde te maken. De heer Goslinga weet niet, of het College voornemens is, het vraagstuk van de oprichting van een overdekt sport- fondsenbad aan den Wassenaarschen weg in den Raad te behandelen, maar wil er nu reeds zijn stem tegen verheffen. Wat het College in dezen reeds heeft gedaan, houdt de zaak noodeloos op, want Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland hebben zoowel voor Den Haag als voor Dordrecht het verstrekken van een garantieleening voor de oprichting van een sportfondsenbad niet goedgekeurd, en deze besluiten zijn door de Kroon gehandhaafd. Gaat het College toch dien kant uit, dan zal het met het hoofd tegen den muur loopen. Waarom volgt de N.V. de Sportfondsen in Leiden niet denzelfden weg, dien men in Delft heeft ingeslagen, waar het particuliere initiatief zonder steun van de overheid er in geslaagd is een zwembad te stichten? Waarom is dit ook niet mogelijk in Leiden, dat grooter is dan Delft, ongeveer dezelfde structuur en ook dezelfde bronnen van welvaart heeft? In Dordrecht, waar men wel op de overheid geleund heeft, is nog niets bereikt. Laat het College dan ook zijn bereidverklaring zoo spoedig mogelijk terugnemen in het belang van een spoedige totstand koming van een overdekt sportfondsenbad. Doet het dit niet, dan wordt de N.V. de Sportfondsen op sleeptouw ge nomen met geen ander resultaat dan dat men over eenige jaren moet verklaren, dat het niet kan. De heer Splinter zegt, dat men de zwemgelegenheid in Leiden moet zien in verband met de plaatselijke omstandig heden. Op het oogenblik is zij geheel onvoldoende. Aan het zwemmen in het buitenwater o.a. de Poelmeer en de Kagerplassen is gevaar verbonden door het optreden van de ziekte van Weyl. De gemeente heeft in dezen een taak, die zij echter op het oogenblik moeilijk kan vervullen. Wanneer men moet wachten tot particulieren genoeg kapitaal bijeengebracht hebben om een aanvang met de op richting van een zwembad te maken, zal de gemeente nog verscheidene jaren geen voldoende zwemgelegenheid hebben. Spreker zou zelf niet over deze zaak hebben gesproken, wanneer anderen haar niet hadden aangeroerd en daarom heeft het spreker verheugd, dat de Wethouder van Financiën uitdrukkelijk heeft vermeld, dat het College sympathiek staat tegenover de gedachte en in beginsel bereid is het garandeeren van een leening te bevorderen. De heer Verweij zegt, dat indien hij zich niet vergist, het College verplicht is, deze zaak t.z.t. in den Raad te behandelen. Bij de beoordeeling van dit vraagstuk moet men rekening houden met de bestaande verhoudingen. Men moet trachten Gedeputeerde Staten er toe te bewegen ten aanzien van Leiden een ander standpunt in te nemen dan zij met be trekking tot Den Haag en Dordrecht hebben ingenomen, nu men in Leiden op medisch advies de zweminrichting aan het Rijn-Schiekanaal heeft moeten sluiten en er dus behoefte is aan een tweede zweminrichting. Bovendien moet men medegaan met den tijd, die nu een maal eischt, dat er ook des winters gelegenheid tot het be oefenen van de zwemsport bestaat. Wanneer men beide doeleinden kan combineeren, is er voor de gemeente alle aanleiding de plannen van de X.V. de Sportfondsen te steunen. Het comité, dat zich voor dit doel in Leiden heeft gevormd, is zeer actief, maar wil men de zaak tot een goed einde brengen, dan moet men ook de zekerheid hebben, dat metter tijd een sportfondsenbad zal worden gesticht, want anders zullen de spaarders op den duur hun medewerking niet blijven verleenen. Spreker hoopt en vertrouwt, dat de gemeente van deze bemoeiingen geen financieel nadeel zal ondervinden. De heer Splinter vermoedt, dat de verbetering van den toestand van de perrons in de zweminrichting aan de Zijl op een andere wijze moet plaats hebben dan door middel van het aanbrengen van goten, maar zal in elk geval nagaan, of het mogelijk is de noodige verbeteringen vóór den aanvang van het zwemzeisoen aan te brengen. De heer Goslinga erkent, dat een sportfondsenbad een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 16