WOENSDAG 19 FEBKUAEI 1936.
81
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van
17 Februari 1936 op Woensdag 19 Februari 1936,
des namiddags te 2 uur.
Afwezig zijn thans de heeren van der Reijden en Vos.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting.
De heer Manders vangt zijn algemeene beschouwingen aan
met een terugblik op den geleide-brief, waarin Burgemeester
en Wethouders o.a. schrijven:
De opmerking in den vorigen geleide-brief, dat de crisis
met onverminderde hevigheid voortduurt en de financieele
toestand van de gemeente in steeds toenemende mate den
nadeeligen invloed daarvan ondergaat, is thans nog vol
komen van toepassing; de toestand wordt door het steeds
verder terugloopen van de inkomsten en de niet te stuiten
stijging van de uitgaven voor armenzorg enz., steeds moei
lijker en daardoor ernstiger.
Spreker erkent bet bestaan van een sociale, een econo
mische crisis, maar heeft er reeds eerder op gewezen, dat
van een eigenlijke crisis, d. w. z. van een gebrek aan hetgeen
de mensch noodig heeft, geen sprake is. Van deze sociale en
economische crisis zal de financieele toestand der gemeente
inderdaad een steeds grooter wordenden nadeeligen invloed
ondergaan, naarmate het langer duurt voor het mes in de
wonde wordt gezet en al het zieke in de maatschappij wordt
weggesneden, de verkeerde kapitalistische uitwassen in de
maatschappij worden geamputeerd. Zoo lang ook zullen de
inkomsten steeds verder terug blijven loopen en zal de niet
te stuiten stijging van de uitgaven voor armenzorg enz.
steeds moeilijker en ernstiger blijven worden. Dit te voor
komen is de eerste taak van Burgemeester en Wethouders
en den Raad, en spreker hoopt, dat de wensch, door den
Voorzitter in zijn Nieuwjaarsrede geuit, tot een hechte
samenwerking van de Raadsleden, werkelijkheid moge worden.
Bovendien echter zal er moeten zijn een samenwerking tus-
schen het College van Burgemeester en Wethouders en den
Raad, en zullen niet alleen door de leden van den Raad,
maar ook door die van het College offers moeten worden
gebracht.
In dit verband is spreker pijnlijk getroffen door een op
merking volgens het voorloopig verslag door een der leden
ten opzichte van den Burgemeester gemaakt, en nog pijn
lijker door de woorden, die de heer Beekenkamp daaraan
in den Raad heeft gewijd. Deze bespreking deed spreker
denken aan de bekende fabel van Aesopus, waarbij een vader
en zoon op weg waren met een ezel. Nadat eerst de vader op
den ezel had gezeten, nam naar aanleiding van een op
merking van een voorbijganger de zoon erop plaats. Na een
nieuwe opmerking van een tweeden voorbijganger gingen
beiden loopen, vervolgens gingen beiden op den ezel zitten,
en daar ook dit critiek van de voorbijgangers uitlokte,
gingen zij ertoe over den ezel te dragen. De moraal van deze
fabel is, dat men zich niet te veel moet aantrekken van wat
anderen zeggen.
De samenwerking in den Raad zal in de eerste plaats
gericht moeten zijn op het wegnemen van de schadelijke
gevolgen van de crisis, maar meer nog van de oorzaken, die
tot de crisis leiden. Reeds bij de behandeling van de be
grooting voor 1933 heeft spreker deze oorzaken aangegeven,
en hij meent ze ongeveer alle ook thans nog te kunnen hand
haven, terwijl de van andere zijde aangevoerde motieven,
als onder-consumptie en dergelijke, reeds lang hebben af
gedaan.
Van de zes bij die begrooting door spreker ingediende
voorstellen zijn er vijf door Burgemeester en Wethouders
in praeadvies genomen, dat voor sommige van die voor
stellen nog steeds gaarne wordt tegemoet gezien. Dit geldt
b.v. voor het eerste voorstel, strekkende aan een commissie
op te dragen elk jaar in de zomermaanden te onderzoeken
op welke wijze de werkloosheid bet best bestreden kan worden
en maatregelen voor te stellen, die bij een te verwachten
werkloosheid kunnen worden genomen. Waar de werkloos
heid intusschen belangrijk is toegenomen, zou spreker dit
voorstel gaarne een beetje ruimer nog zien behandeld.
Aan den wensch in het tweede voorstel vervat, dien be
treffende werkverruiming, wordt reeds zonder praeadvies
geregeld voldaan.
Het vijfde voorstel, strekkende tot verkorting van den
arbeidsdag, zoowel bij werkverschaffing als weikverruiming,
alsmede in de gemeentelijke en, eventueel met steun der ge
meente, ook in particuliere bedrijven, teneinde te komen tot ver
mindering der werkloosheid, acht spreker nog steeds een prae
advies waard. Intusschen zijn reeds vele particuliere bedrijven,
noodgedwongen tot een korteren arbeidsdag overgegaan en
wordt deze ook in vele landen reeds toegepast, waardoor men
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Manders.)
thans over meer gegevens beschikt. Hoewel een dergelijke
maatregel voor het geheele land meer aanbeveling zou ver
dienen, kan bij, zoolang deze op zich laat wachten, toch ook
plaatselijk van groote beteekenis zijn. Overigens passen deze
voorstellen zich wel eenigszins aan bij de voorstellen No. 8 en
No. 9 van den heer Snel, zoodat over al deze voorstellen mis
schien een gemeenschappelijk praeadvies mogelijk zal zijn.
Aan sprekers zesde voorstel tot het nemen van eenige
maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid door de
Landsregeering, is door deze gedeeltelijk reeds uitvoering
gegeven; het overige gedeelte beveelt spreker nog steeds in
de aandacht van het College aan om bij de Regeering te
dien opzichte zijn invloed te doen gelden.
Ook het Plan van den Arbeid stemt met sprekers voor
stellen van 1931 overeen, en voor zooverre de uitvoering
ervan financieel mogelijk is, zal het wellicht in vele opzichten
zijn volle sympathie hebben. Hetzelfde geldt voor de Leidsche
plannen, die als een twee-jarenplan zijn bedoeld en waaraan
voor een groot deel reeds uitvoering wordt gegeven. Met het
oog op de zich zoo snel wijzigende omstandigheden acht
spreker het beter over het andere gedeelte thans nog geen
beslissing te nemen. De vraag, welk werk het eerst voor
uitvoering in aanmerking dient te komen, is n.l. het best
te beoordeelen op het oogenblik van de uitvoering zelf, een
standpunt, dat spreker ook in de Commissie van Fabricage
heeft ingenomen met betrekking tot de uiteenzetting, welke
de heer Schiiller daar van het Plan van den Arbeid heeft
gegeven.
Met betrekking tot voorstel No. 3 van den heer Schüller
zegt spreker, dat het uitvoeren van straatwerk in eigen beheer
door hem steeds is bestreden, daar bet hem zeer moeilijk lijkt
daarvoor een goede regeling te treffen. Noch zou de gemeente
daar zijde bij spinnen, noch zou het tot tevredenheid der
te werk gestelde arbeiders strekken, wanneer zij telkens weer
zouden worden ontslagen.
Hetgeen in dit voorstel sub 2°. wordt gevraagd, zou ook
voor alle andere, werk moeten geschieden; dit uitzonderlijk
voor straatwerk te bepalen is onjuist en niet aanbevelens
waardig.
Wat de salarisverlaging betreft noemt spreker het merk
waardig, dat die door alle advocaten in den Raad advo
caten zijn nu eenmaal gewoon te plukkenis verdedigd.
De geheele Roomsch-Katholieke fractie zal, zooals de heer
Wilmer reeds naar voren heeft gebracht, voor de voorstellen
van Burgemeester en Wethouders stemmen, indien daaraan
niet te ontkomen is. Spreker meent echter, dat dit wel moge-
Kjk zou zijn, en hij denkt er hard over een voorstel in te
dienen om de verlaging met 4 pet. te veranderei in eene met
3 pet. voor wat de salarissen van de ambtenaren aangaat,
en om de loonen der werklieden 48 cent hooger te doen zijn
dan Burgemeester en Wethouders voorstellen. In beginsel
is spreker tegen iedere loonsverlaging, daar zij geen uitkomst
kan brengen. Men heeft den arbeiders en ambtenaren steeds
het schrikbeeld eener devualatie voorgehouden, waarvan zij
in de eerste plaats de slachtoffers zouden zijn, maar bij een
juiste her-waardeering van het geld zouden ook de anderen
een veer moeten laten. Het is wel laat, maar nog niet te
laat om mede hierin de oplossing te zoeken. Genoeg land- en
tuinbouwers, industrieelen, middenstanders, aannemers, land
en huiseigenaren zijn reeds ten gronde gegaan. Naar aan
leiding van een interruptie van den heer Goslinga erkent
spreker, dat ook devaluatie een loonsverlaging kan be-
teekenen, hetgeen volstrekt niet verzwegen behoeft te worden,
maar terwijl de arbeiders in den vorm van loonsverlagingen
nu reeds vier maal een devaluatie hebben meegemaakt,
zou dan één misschien voldoende zijn geweest en zou een
billijker verdeebng der op te brengen lasten hebben plaats
gevonden. Dat ook wanneer de 11 ton uit andere zakken
wordt gehaald de koopkracht zou verminderen, zooals de
heer Beekenkamp heeft gezegd, is niet juist, want de ambte
naren en werklieden houden niets over en zullen dus ton
minder verteren, maar dit geldt niet voor alle groepen in
de maatschappij.
Met de argumenten voor het amendement van de heeren
Lombert en Eikerbout om de wedden van het politiepersoneel
te verhoogen, kan spreker zich wel accoord verklaren, maar
gelden die argumenten niet evenzeer voor de ambtenaren en
voor de arbeiders, die vaak op een zeer ongunstige plaats
in de loonschaal staan? Intusschen lijkt het spreker, wat de
details van deze zaak betreft, dat door de samenvoeging van
brandweer en politie de brandweer-chauffeur-mecanicien wel
in een zeer ongunstige positie komt. Voorts vraagt spreker,
of er geen middel gevonden kan worden om den brandweer
man, die 24 jaar in dienst is geweest en nu ontslagen zal
worden, in dienst te houden.
Voorts sluit spreker zich aan bij al degenen, die er tegen