DINSDAG 18 FEBRUARI 1936. 67 Gemeente-bcgrooting Algemcene beschouwingen. (Schiillcr c.a.) rapport van den heer Steen van Ommeren reeds duidelijk stond aangegeven, dat de tijdelijke loozing elders kan plaats hebben, maar dat daarvoor absoluut een zuiveringsinrichting moet worden gebouwd. Spreker moet er het College een verwijt van maken, dat het niet eerder is gekomen met den aanleg van een centrale zuiveringsinrichting, want dan zou er ook kunnen worden voortgegaan met de centrale rioleering. Men is vastgeloopen door de schuld van het College. Had het College tijdig stappen gedaan om den grond te krijgen voor en tot het ontwerpen van die zuiveringsinrichting, waarop de heer Steen van Ommeren reeds in 1923 heeft gewezen, dan zou men thans niet de centrale rioleering stop behoeven te zetten of ze althans niet in slechts een uiterst matig tempo behoeven uit te voeren. (De Burgemeester neemt thans den Voorzitterszetel weder in. Dat de tunnel aan den Maredijk nauw verband zou h ouden met den spoorwegoverweg, moet spreker ontkennen, want daarmede heeft die tunnel niets te maken. Eenige jaren geleden is de spoorwegbrug over de Haarlemmertrekvaart reeds op de juiste hoogte gelegd, de bedoeling is altijd ge weest, dat men een verhoogde spoorbaan kreeg van de Haarlemmertrekvaart tot aan de Vink, het ontwerp voor de tunnel, dat daarmede rekening houdt, ligt in drievoud klaar, de Commissie van Fabricage heeft het reeds gepasseerd en aan het indienen van een voorstel bij den Raad staat niets meer in den weg. Wat heeft de gemeente op het oogen- blik aan de doortrekking van de Oegstgeesterlaan en de MariënpoelstraatHet zijn heel mooie, maar dood- loopende straten; noch naar den kant van den Leidschen Hout, noch naar den kant van Leiden kan men er uit. Zou die tunnel gemaakt worden, dan zou men al vast een oplossing hebben voor het vraagstuk van den over weg voor snelverkeer van den Haag als de Wassenaarsche- weg is doorgetrokken. Men komt dan van den Haag- schen Schouw over den Wassenaarscheweg en behoeft niet meer te wachten voor den overweg, maar kan de Oegst geesterlaan door, de tunnel onderdoor, en wanneer de brug over de Haarlemmertrekvaart gemaakt is, kan men de stad in of buiten de stad om naar Utrecht. Aan dezen weg zal een automobilist de voorkeur geven boven den Haagweg, want hij heeft dan slechts één brug. De heer Wilbrink: Dan krijgt hij ook twee bruggen De heer Sehüller zegt, dat dit alleen het geval is, wanneer hij naar Utrecht gaat, maar niet wanneer hij in Leiden moet zijn. Het verwijt, dat de sociaal-democratische fractie maar voorstellen zou indienen om te zien wat er van terecht komt, is ongegrond. Zij heeft een aantal plannen ingediend, waarover Burgemeester en Wethouders advies hebben kunnen uitbrengen, daarna is men in de fractie tot overeenstemming gekomen, waarop spreker in de Commissie van Fabricage slechts een deel van de in voorstel No. 1 genoemde plannen heeft verdedigd, tot een bedrag van rond ƒ700.000. Spreker heeft er bezwaar tegen gemaakt, dat de Directeur van Gemeentewerken geen rapport heeft uitgebracht over het bouwrijp maken van gronden aan den Maresingel en hij kan niet begrijpen, hoe Burgemeester en Wethouders tot den gedachtengang zijn gekomen, dat er door den ingetreden stilstand in het bouwbedrijf geen behoefte meer zou bestaan aan het bouwrijp maken van gronden. Door het laatste achterwege te laten zal men den stilstand slechts in de hand werken. De heer Splinter: Die stilstand is er al. De heer Sehüller zegt, dat dit juist is, en gelukkig juist is, voor wat betreft den bouw van woningen, waaraan geen behoefte meer bestaat. In denzelfden geest hebben Gedepu teerde Staten zich uitgelaten, toen zij aan het College van Burgemeester en Wethouders schreven: waar den bouwer de keuze gelaten wordt zal deze vallen op de beter rendeerende en gemakkelijker verkoopbare middenstandswoning. Met het gevolg, dat de middenstands woning de arbeiderswoning van de woningmarkt geheel verdringt. Niet alleen is het noodzakelijk voort te gaan met het bpuwrijp maken van gronden, maar ook zal moeten worden overgegaan tot het bouwen van goedkoope arbeiderswoningen en tot het opruimen van krotwoningen. Ook hiermede zijn Gedeputeerde Staten het volkomen eens, waar zij immers aan Burgemeester en Wethouders schrijven: Want op deze wijze kan de minst draagkrachtige bevolking niet aan een passende nieuwe woning komen en dat terwijl er Gcmeente-begrooting Algemecne beschouwingen. (Sehüller e.a.) in Leiden toch reeds zoo'n achterstand in de opruiming der krotten is. De heer Wilbrink vraagt, of die brieven worden door gegeven; den anderen Raadsleden is er niets van bekend. De heer Sehüller acht de vraag, hoe hij aan die brieven komt van ondergeschikte beteekenis; het komt er maar op aan, of het juist is, dat Gedeputeerde Staten aldus hebben geschreven. In hun praeadvies schrijven Burgemeester en Wethouders, dat er absoluut geen reden is te beginnen aan de krotop ruiming, maar dat het saneeringsplan aan de Paradijs- en de Bouwelouwensteeg moet worden afgewacht. Op 7 Januari hebben Burgemeester en Wethouders van de Ministers van Financiën en van Sociale Zaken een uitnoodiging gekregen om een opgave te verstrekken van hetgeen zij noodig denken te hebben aan voorschotten voor woningbouw in de jaren 1936 en 1937 en voor de opruiming van krotwoningen. Moet men, vraagt spreker, uit hun praeadvies afleiden, dat Burge meester en Wethouders zullen antwoorden, dat er geen bij drage noodig is, daar er geen enkele woning meer behoeft te worden gebouwd? Laat de Wethouder nu niet aankomen met het rapport in zake het leeg staan van arbeiderswoningen, want een rapport, waarvan de samensteller zelf heeft moeten verklaren, dat hij met tamelijk vage gegevens moest volstaan, mist elke waarde voor een juiste beoordeeling van de vraag, of er geen arbeiderswoningen meer noodig zijn. Bovendien zijn in dit rapport de woningen opgenomen met huren tot 6. per week, terwijl een huur van 6.voor een arbeider niet meer betaalbaar is en woningen van die huur dus niet meer als arbeiderswoningen mogen worden beschouwd. Weliswaar wordt er in sommige gevallen een huurtoeslag gegeven, maar de huurtoeslag der gemeente Leiden kan iemand gestolen worden. Vervolgens wordt in het rapport verklaard, dat een 160-tal leegstaande woningen niet meer voor bewoning in aanmerking komen, zoodat ook die er afgetrokken moeten worden. Dan nog moet rekening worden gehouden met de talrijke krotwoningen, zooals in de Blauwe Klokhof, de Zwarte Handspoort, het Klooster en de andere poorten, de Weverstraat, de Looierstraat, de Haverstraat, de Gortestraat. Spreker begrijpt niet, hoe Burgemeester en Wethouders den Raad kunnen mededeelen, dat eerst het saneeringsplan aan de Paradijs- en de Bouwelouwensteeg moet worden afgewacht alvorens nadere voorstellen kunnen worden gedaan, want daaruit zou hij de conclusie moeten trekken, dat zij de wan verhoudingen te Leiden op dit gebied nog langen tijd willen bestendigen. Spreker verklaart voor het voorstel van de heeren Schoneveld en Lombert te zullen stemmen. Voorts wenscht spreker nog een tweetal voorstellen in te dienen, waartoe hij tengevolge van ziekte niet eerder in de gelegenheid was. Het eerste luidt: „De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit, een saneeringsplan voor te bereiden en bij den Gemeenteraad in te dienen, omvattende het complex woningen in het z.g.n. Klooster." Daar reeds meermalen ontwerpen voor zoo'n saneering zijn gemaakt, meent spreker dat een praeadvies niet zoolang behoeft weg te blijven. Het tweede voorstel luidt: Ter geleidelijke bevordering van het opruimen van krot woningen noodigt de Raad Burgemeester en Wethouders uit, krachtens artt. 2 en 43 der Woningwet een verordening te ontwerpen en bij den Gemeenteraad ter goedkeuring in te dienen. Dit voorstel bedoelt het doen vaststellen voor bepaalde stadsgedeelten van de voor- en de achtergevelrooilijn, om te voorkomen, dat de eigenaren de pandjes gaan opknappen, waardoor de Gemeente bij de uitvoering van het saneerings plan zooveel te meer uitgaven zou moeten doen. Met belangstelling wacht spreker het antwoord van Burge meester en Wethouders op de door hem naar voren gebrachte punten af om thans over te gaan tot voorstel No. 2, beoogende den opzichter van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst niet te ontslaan. De opvatting van den heer Wilbrink, dat door aanneming van dit voorstel het prestige van den Directeur ernstig zou worden geschokt, en een democratie is, waaraan men zich dood eet, deelt spreker niet. Yan de tegenstanders van het voorstel had men toch mogen verwachten, dat zij het rapport van den Directeur tot in alle onderdeelen zouden hebben verdedigd, maar dat hebben zij met geen woord gedaan. Spreker veronderstelt, dat de heeren tot de conclusie zijn gekomen, dat het rapport niet is te verdedigen en dat zij zich er nu op deze wijze afmaken. Heeft echter, zou spreker willen vragen, de heer Wilbrink niet ernstig het prestige van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 7