DINSDAG 18 FEBRUARI 1936. 65 Gcmeente-hegrooting Algcmcene beschouwingen, (de Vries.) van Weizen, tot samenwerking steeds een hautaine afwijzende houding aannemen, dan vindt spreker dat weinig in overeen stemming met een artikel, dat onder den titel „Laat ons praten! Is het eenheidsfront mogelijk?" in Het Volk van 8 Maart 1933 is verschenen, en waaruit hij het volgende voorleest Den 19den Februari heeft de Executieve van onze Inter nationale een oproep gericht tot de arbeiders van alle landen, om zich aaneen te sluiten voor den afweerstrijd tegen het fascisme en het oorlogsgevaar, en dien strijd te verbinden aan den strijd voor de verovering van de politieke macht voor de arbeidersklasse, voor het socialisme. Zij heeft zich opnieuw bereid verklaard, hierover te onderhandelen met de Communistische Internationale en verder: De Socialistische Internationale acht de eenheid een zoo onschatbaar hoog goed, dat zij stellig tot alle concessies bereid zal worden gevonden, die een doelmatigen strijd van de arbeidersklasse mogelijk maken, die haar invloed en haar macht versterken. Wij hopen, dat uit het verder verloop van deze pogingen over en weer zal blijken, dat de Communistische Internationale van hetzelfde gevoelen is bezield. Ten aanzien van de gezagshandhaving zijn de heeren sociaal-democraten altijd zeer opportunistisch geweest. Als het mode is revolntionnair te doen, dan schreeuwt niemand zoo hard als de S.D.A.P. Maar als het beter uitkomt aan te pappen met de burgerlijke partijen, dan zijn de heeren volslagen betrouwbaar, en op het oogenblik is de S.D.A.P. vervuld van liefde „voor het heele volk", zooals in het Plan van den Arbeid staat. Op het Congres van de Communistische Internationale is óók gezegd: Kameraden zoo zal men daar wel gezegd hebben laten wij niet zoo revolutionnair uit den hoek komen; dat is op het oogenblik niet gunstig; en het is pijnlijk als wij steeds een afwijzend standpunt innemen tegenover de nationale feestdagen. Dus: behalve de S.D.A.P. gaat ook de Communistische Internationale zoo aardig mee, maar het zal toch nog wel even duren voor men den heer Schüller aantreft in het bestuur van de vereeniging „Koninginnedag" of den heer van Weizen (te paard) aan het hoofd van den 3-Octoberoptocht zal zien rijden. In zijn toelichting op het Plan van den Arbeid heeft de heer van Eek den klassenstrijd •uitdrukkelijk gehandhaafd; maar wat is het dan waard, wanneer men tegelijkertijd beweert, dat dit Plan zou strekken ten bate van het geheele volk, terwijl de klassenstrijd en de klassenhaat met nadruk gehand haafd blijven? De bedoeling is om door middel van het Plan van den Arbeid te komen tot de heerschappij van het socialisme, en zoowel de productie als de distributie in handen te krijgen. Medewerking aan dit Plan zal leiden tot den socialistischen heilstaat, waarvan men de consequenties ziet in het „Land van Belofte" van den heer van Weizen, consequenties, die spreker er niet naar doen verlangen. Waar wil men, vraagt spreker, het geld voor de uitvoering van dit Plan vandaan halen? Geldt altijd nog de leuze, dat het gehaald moet worden, waar het zit, terwijl men deksels goed weet, dat reeds op het oogenblik de belastingen niet meer op te brengen zijn, en moet het Plan voor zooveel het op Leiden zou worden toegepast, worden gefinancierd uit het laatste beetje alge- meene reserve, dat er nog is? Dan beteekent dit precies dezelfde onverantwoordelijke politiek, die Nederland en menige gemeente reeds aan den rand van den afgrond heeft gebracht. Het verheugt spreker, dat Burgemeester en Wethouders in meerderheid het Plan van den Arbeid niet hebben aanvaard, maar zijn gekomen met een voorstel, dat gelukkig wel te aanvaarden is. Dat de Raad een begrooting heeft ontvangen, die met eenige moeite misschien sluitend kan worden ge noemd, stemt in dezen tijd in ieder geval tot dankbaarheid voor het verstandige beheer, dat, in vergelijking met andere plaatsen, door den vorigen Wethouder van Financiën jaren lang is gevoerd en waarvan thans de goede vruchten worden geplukt al gaat spreker met dat beleid ook niet in ieder opzicht accoord. Het putten uit de reserves, teneinde de begrooting sluitend te maken, acht spreker niet zonder bedenking, en hij zou willen adviseeren, op dien weg niet te ver te gaan, want gaat men dien weg eenmaal op, dan weet men niet waar men ophoudt. Wanneer er werkelijk licht was aan den horizon, dan zou men iets kunnen wagen, maar spreker meent, dat de toestand voor alle kringen der maatschappij nog nooit zoo donker is geweest als thans. De dreigende internationale toestand kan bovendien tot groote moeilijkheden leiden, ook voor de Gemeente, zoodat ook daarom uiterste voorzichtigheid ten aanzien van de reserves geboden is. De noodzakelijkheid van salarisverlaging is pijnlijk voor Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen, (de Vries.) menigeen, die ze ondergaat, pijnlijk ook voor degenen, die aan de toepassing van dit middel moeten medewerken, een medewerking, die ook spreker zeker zal verleenen. Zijn mede gevoel uitsprekende met degenen, die, hoewel ze het niet te breed hebben, toch een veer moeten laten, acht spreker het niettemin juist, dat de loonen der gemeentewerklieden in overeenstemming worden gebracht met die in het vrije bedrijf. De verlaging der loonen voor het lagere politie personeel acht spreker echter te sterk, daar het hier menschen betreft, die volkomen onafhankelijk moeten staan, niet in schulden mogen geraken en behoorlijk voor den dag moeten komen. Hier geldt de Duitsche uitspraak: „Wehe dem Staat, der sein Beamtenkorps proletarisiert." Voorts vindt spreker het niet juist de voorgenomen salaris verlaging ook van toepassing te doen zijn op de enkele ambtenaren van den Keuringsdienst, die de volgende maand reeds op wachtgeld worden gesteld. Het salaris b.v. van den keurmeester eerste klasse ad ƒ3200.is in Februari 1935 met 300.verlaagd, daarna op wensch van de Regeering nog met 200.Zou men thans opnieuw een verlaging van 4 pet. toepassen, zoodat het wachtgeld straks volgens het aldus verlaagde salaris zou worden berekend, dan is de daling van inkomsten hier zoo fnuikend, dat spreker in overweging wenscht te geven, ten opzichte van deze menschen een specialen maatregel te treffen. Het heeft spreker getroffen, dat Burgemeester en Wet houders in hun antwoord naar aanleiding van zijn opmerking in de sectievergadering omtrent de handhaving van het gezag ten opzichte van het eigen personeel, met zooveel zelfverzekerdheid verklaren, dat die handhaving ook zonder aanmaning bij het College veilig zal zijn. Die gerustheid kan spreker niet geheel meevoelen, en wel naar aanleiding van enkele symptomen in den laatsten tijd, die hij zelf heeft waargenomen. In een rapport van den Directeur van h et Bouw en Woningtoezicht aan Burgemeester en Wethouders in zake het onbewoonbaar verklaren van een woning aan de Noordrunderstraat werd onlangs een voorstelling van zaken gegeven, die, ware zij juist geweest, inderdaad tot onbewoon baarverklaring had moeten leiden. Toen nu de Inspecteur van de Volksgezondheid er de aandacht op vestigde van Burgemeester en Wethouders, dat de argumenten voor onbewoonbaarverklaring zeer eenzijdig naar voren waren gebracht, terwijl geen aandacht was besteed aan zaken, die daartegen pleitten, werd het rapport aan genoemden directeur teruggezonden. Deze achtte het toen juist in zijn beschouwingen naar aanleiding daarvan te verklaren, dat hij die andere punten niet had genoemd „wijl daaraan geen argumenten voor onbewoonbaarverklaring zouden kunnen worden ontleend." Spreker noemt het zeer sterk, wanneer een hoofdambtenaar meent op dergelijke wijze Burgemeester en Wethouders en den Raad te mogen voorlichten. Hebben Burgemeester en Wethouders dien ambtenaar op het onjuiste van zijn optreden gewezen? In de sectie heeft spreker voorts speciaal verwezen naar eenige artikelen in het maandblad „In en om de school", het orgaan van de afdeeling Leiden van den sociaal-democra- tisehen Bond van Nederlandsche Onderwijzers. (Verschillende leden protesteeren tegen de toevoeging „sociaal-democra- tischen".) Spreker wijst er dan op, dat deze Bond is aan gesloten bij het N.V.V., terwijl niemand er toch in ernst aan twijfelt, dat deze steeds met de S.D.A.P. innig samen werkende vakcentrale inderdaad socialistisch is. In het krantje zelf leest men trouwens het volgende: „Onze strijd eist de concentratie van alle krachten, die de belagers van onze cultuur willen weerstaan. Onze moderne arbeidersbeweging, N.V.V. en S.D.A.P., mobiliseert al deze krachten, en met succes". Het blad kenmerkt zich door den typisch sociaal-demo- cratischen toon tegen de overheid, zooals in een artikel aan de jonge onderwijzers in Leiden: „Vooral nu in deze tijd blijkt de Bond als de bij uitstek geschikte strijdorganisatie, omdat de jongeren, verloochend door lien die veel beloofden, maar niets van hnn morele schuld inlosten, nu zien wat de Bond volbrengt. De waardering door de heren overheden is bij de Bond nooit een absolute doelstelling geweest". Letterlijk, zooals het er staat, is dit niet zoo gek, maar in den geest is een dergelijke zinsnede in een artikel om jonge ambtenaren tot aansluiting te bewegen, buitengewoon gevaar lijk. De geheele toon van het artikel ademt een revolution- nairen geest, zooals duidelijk blijkt uit het volgende citaat: „Jullie jongeren, vertrapten, verloochenden, ontgoochelden, komen daardoor vanzelf tot die organisatie die jullie opneemt als gelijkberechtigden, jullie meevoert in de actie voor recht vaardigheid, jullie aanvoert in de strijd niet voor een slavenbestaan maar voor een leven als vrij onafhankelijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 5