DINSDAG 18 FEBB IJARI 1936.
63
Gcmeenteljegrooting Algemeenc beschouwingen,
(van Weizen e.a.)
krachten in de kapitalistische maatschappij beoogden. Deze
plannen, binnen het raam van het kapitalisme, hebben
gefaald. Het eenige plan, dat niet heeft gefaald, is het plan
der communisten zooals het in Rusland ten uitvoer wordt
gebracht.
Het Plan van den Arbeid is echter ook een poging om een
einde te maken aan de verderfelijke, in Nederland toegepaste
aanpassingspolitiek en in dat opzicht kunnen de communisten
het ten volle steunen. Afgezien van de critiek der commu
nisten op de hoofdgedachte van het Plan, n.l. dat het zou
kunnen leiden tot het beheerschen van de krachten, die
voortdurend leiden tot crises in het kapitalisme, zonder
daartoe de kapitalistische grondslagen der maatschappij door
de socialistische te vervangen, wordt het Plan door de
communisten gesteund in zooverre het beoogt een einde te
maken aan de aanpassingspolitiek, en daar gaat het op het
oogenblik om.
Wanneer nu de heer Snel interrumpeert: „Waar blijft
jelui eigen Plan van den Arbeid?", dan antwoordt spreker,
dat dit plan door zijn partij volstrekt niet wordt verdoezeld,
maar dat het tot op zekere hoogte samenvalt met de eischen
vervat in paragraaf A van de „Planresolutie", waarin wordt
uitgegaan van de noodzakelijkheid om de koopkracht te
verhoogen van de groote massa, hetgeen niet mogelijk is
zonder een effectieve bestrijding van de werkloosheid door
het uitvoeren van groote werken. Yoorts eischt deze paragraaf
A verhooging van de steunnormen en verlaging van de
huren, en met deze drie punten kunnen de communisten
zich ten volle vereenigen.
Spreker wenscht niet op den voorgrond te stellen hetgeen
de communisten eventueel nog van de sociaal-democratie
scheidt, maar integendeel datgene wat hen vereenigt en het
geen door hen gemeenschappelijk kan worden gedaan om
aan de politiek van de Landsregeering zoo spoedig mogelijk
een einde te maken. Dit laatste is slechts mogelijk, wanneer
alle krachten, die deze politiek verderfelijk achten, zich aan
eensluiten.
De heer Wilmer: Op revolutionnaire wijze?
De heer van Weizen spreekt daar op het oogenblik niet
over. Het gaat thans allereerst om de vraag, of tegen de
maatregelen, die de Regeering op het oogenblik voorstelt
door te voeren, inderdaad actie of strijd zal worden gevoerd.
Deze strijd zou zich moeten richten tegen verdere verlaging
van de loonen en tegen de verlaging van den steun in den
vorm van aantasting der huurbij slagen.
De heer Wilmer: Revolutionnair of niet?
De heer van Weizen begrijpt de ongerustheid van den heer
Wilmer, omdat voor het platform, dat de communisten willen,
ook sympathie wordt gevoeld in de rijen der roomsch-
katholieke arbeiders, zooals op den roomsch-katholieken
landdag te Amsterdam is gebleken, waar de leiders genood
zaakt waren, stelling te nemen tegen de politiek van Colijn,
maar waarbij de daad achterwege is gebleven.
De heer Wilmer: Wat is de daad?
De heer van Weizen: De Regeering ten val te brengen!
De heer Wilmer: Hoe?
De heer van Weizen zegt, dat de partij van den heer Wilmer
daartoe in staat is geweest, maar dat zij ervoor is terug
gedeinsd, omdat zij niet wil regeeren met de sociaal-demo
cratie.
De heer Wilmer merkt op, dat er dan toch ook een regeering
komt, waarmede de communisten het niet eens zijn.
De heer van Weizen stemt dit toe, maar het standpunt
van zijn partij is, dat een gemeenschappelijk optreden van
de sociaal-democraten en de communisten een groote aan
trekkingskracht zou uitoefenen, ook op andere deelen van
de bevolking, ook op die deelen, die tot dusverre niet tegen
over hen, maar los van hen staan. Het eerst noodige is een
gemeenschappelijk optreden van alle krachten, welke inder
daad in staat zijn, aan de aanpassingspolitiek een einde te
maken.
Ter vermijding van ieder misverstand heeft spreker zich
gewend tot den leider der sociaal-democratische fractie met
de vraag, of het niet wenschelijk zou zijn, den Raad een
voorstel voor te leggen teneinde een uitspraak te verkrijgen
over een aan de Regeering te zenden adres om over te gaan
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen,
(van Weizen e.a.)
tot de uitvoering van openbare werken, vervat in de Plan
resolutie. Daarop heeft spreker ten antwoord gekregen, dat
dit voorbarig zou zijn, daar de actie nog niet in een dusdanig
stadium is gekomen, dat een dergelijk adres effect zou
kunnen sorteeren. Spreker is het daarmede niet eens, maar
meent, dat iedere gelegenheid moet worden aangegrepen
om de actie tegen de aanpassingspolitiek van Colijn te ver
sterken. Hij ziet er echter van af zelfstandig een dergelijk
voorstel te doen onder het uitspreken van de verwachting,
dat de S.D.A.P. te Leiden alles zal aangrijpen om de be
weging onder de arbeidersklasse, welke laatste het meest
onder de aanpassingspolitiek heeft te leiden, te bevorderen,
teneinde de mogelijkheid te vergrooten om tezamen met
andere deelen van de bevolking het strijdfront tegen de
Regeering Colijn te verbreeden.
De heer de Vries noemt het een merkwaardige speling van
het lot, dat na het verkwikkende woord van „onzen Sovjet
ambassadeur" juist hem het woord toevalt.
Spreker herinnert aan het protest, dat hij enkele maanden
geleden ter gelegenheid van de Wethoudersverkiezingen op
twee punten heeft uitgebracht, n.l. in de eerste plaats tegen
het feit, dat men spreker van de voorafgegane onderhande
lingen over de bezetting der Wethouderszetels had uitge
sloten, en in de tweede plaats tegen het streven om in alge
meene samenwerking te komen tot de verkiezing van twee
sociaal-democratische Wethouders.
Omtrent zijn uitsluiting van de onderhandelingen heeft
spreker bij verschillende gelegenheden nadere inlichtingen
gevraagd. In tegenstelling met de vertegenwoordigers van de
andere partijen heeft slechts de heer van Eek daaromtrent
een verklaring gegeven, die daarin bestond, dat spreker
tegenstander zou zijn van de parlementaire democratie.
Nu is het Verbond voor Nationaal Herstel, dat spreker heeft
gecandideerd, inderdaad tegenstander van de parlementaire
democratie, echter met den vollen nadruk op het woord
„parlementaire"! Het is zeker niet tegen democratie; spreker
en zijn vrienden zouden het een zeer grooten teruggang
vinden, indien een gezonde volksinvloed op den gang van
zaken in stad en land zou verdwijnen. Het Verbond voor
Nationaal Herstel staat tegenover dictatuur. Wel voelt het
er voor, dat op krachtiger wijze dan tot dusverre het gezag
wordt gehandhaafd. j
De heer Schiiller: Zooals door generaal Snijders!
De heer de Vries: Inderdaad, zooals o.a. door generaal
Snijders het gezag in de oorlogsjaren tot zegen van ons
land is gehandhaafd.
De heer Schiiller: En die weggejaagd is!
De heer de Vries zegt voorts, dat het leggen van het gezag
in handen van een krachtig man niet mag leiden tot de fout,
dat deze zich niet zou laten voorlichten uit alle kringen der
bevolking.
Niet echter het Verbond voor Nationaal Herstel alleen is
tegenstander van de parlementaire democratie. Kort geleden
slechts heeft de Nederlandsche Minister-President zijn ernstig
afgrijzen uitgesproken over het systeem van regeeren van
thans, over de verregaande evenredige vertegenwoordiging,
die, tot in de uiterste finesses doorgevoerd, leidt tot de
verwording van het parlementaire stelsel. En heeft niet de
Regeering aan de Commissie voor Grondwetsherziening de
opdracht gegeven ook in haar beschouwingen te betrekken
de mogelijkheid van een nieuwe Kamer der Staten-Generaal,
waarin het organisch beginsel tot uiting zal komen?
Het bezwaar tegen de parlementaire democratie is juist,
dat de behoeften van het bedrijfsleven niet voldoende tot
uitdrukking kunnen komen, zooals ook de wil van het individu
niet voldoende tot uiting kan komen, doordien juist een te
ver doorgedreven individualisme er toe heeft geleid, dat de
macht op het oogenblik absoluut berust in handen van
enkele machthebbers van de partijen, de vakvereenigingen,
de pers en dergelijke.
Spreker komt thans tot de vraag van den heer Wilmer,
of met de uitdrukking „elkander het balletje toegooien",
geput uit een geschrift van Nationaal Herstel in den ver
kiezingsstrijd, de kwalijke insinuatie is bedoeld, dat ook in
deze omgeving met feiten zou kunnen worden aangetoond,
dat men elkander financieele voordeelen bezorgt. Met de
uitdrukking „elkander het balletje toegooien" is echter niet
bedoeld het elkander bezorgen van financieele voordeelen.
Het betreft een verschijnsel, dat men niet alleen in Nederland
en in Leiden, maar dat men overal aantreft als een begeleidend
symptoom van de parlementaire democratie, n.l. dat men