76 DINSDAG 18 FEBRUARI 1936. Geinecnte-bcgrooting Algemeene beschouwingen. (Snel e.a.) gelegenheid gesteld een aanvrage in te dienen. Echter is gebleken dat het beschikbare bedrag veel te klein is om ook maar eenigszins in den grooten nood te voorzien. Talrijke aanvragen zijn nog niet in behandeling genomen, onder het motief dat er een zekere reserve moest blijven voor nood gevallen. Spreker acht dit niet juist; er zijn een aantal per sonen, die jarenlang werkloos zijn geweest en in zeer slechte omstandigheden verkeeren en een beroep op het Orisis- comité hebben gedaan, wier aanvrage dientengevolge niet is ingewilligd. Spreker vraagt spoedig praeadvies op de adressen van de Ned. Unie van Chauffeurs (in 1934 ingediend) en van de N. B. L. T. O., welke adressen beoogen ordening te brengen in het taxi-vraagstuk en in verband da.armee veiligheid van het verkeer. Noodig zal zijn invoering van een vergunnings stelsel; aan de door het College uit te reiken vergunningen zouden de noodige voorwaarden verbonden moeten worden. Teneinde de veiligheid van het taxivervoer te waarborgen en het personeel een billijke positie te verzekeren, zullen in de vergunningsvoorwaarden of in de concessie moeten worden opgenomen bepalingen omtrent loon en arbeidsvoorwaarden. Waar reeds in verscheidene gemeenten het taxivraagstuk op deze wijze geregeld is, dringt spreker er bij het College ernstig op aan deze zaak ook hier ernstig ter hand te nemen. De Voorzitter zegt, dat dat praeadvies binnenkort gereed zal zijn. De heer Snel dringt er in dat geval dan op aan, om ook de adresseerende organisaties hierover te hooren, alvorens dat praeadvies "te doen verschijnen. De Voorzitter zegt, dat het College toch dat adres heeft ontvangen met toelichting. De heer Snel erkent dit, maar zou het goed achten, indien vóór het verschijnen van het praeadvies aan adressante gelegenheid gegeven werd deze zaak behoorlijk toe te lichten, aangezien dit adres reeds lang geleden is ingediend en er in dien tijd weer andere dingen naar voren gekomen zijn. Datgene, wat het College in de Memorie van Antwoord zegt naar aanleiding van de opmerkingen, die in de sectiever gadering zijn gemaakt over de tewerkstelling van niet- Leidsche arbeiders, heeft spreker niet kunnen bevredigen. Het College stapt te gemakkelijk over deze zaak heen. De Leidsche arbeiders (in het bijzonder de bouwarbeiders) kunnen nagenoeg niet in andere plaatsen werk krijgen. Onder deze omstandigheden ligt het op den weg van het gemeentebestuur er nauwlettend op toe te zien, dat op werken, voor en door de gemeente uitgevoerd, uitsluitend Leidsche arbeiders worden aangesteld. Het College moet te dien opzichte besteksbepalingen maken of, zoo deze er zijn, ten volle handhaven. Nu de gemeente door de ondersteuning der werkloozen zeer zware offers moet brengen, mag het niet voorkomen, dat arbeiders uit andere gemeenten te werk worden gesteld bij de uitvoering van werken voor de ge meente, terwijl de Leidsche arbeiders op steunverleening zijn aangewezen. Ten slotte vestigt spreker de aandacht van het College op den onhoudbaren toestand op het Stationsplein ten aan zien van het taxibedrijf. Is het niet mogelijk, daar een op- schuifsysteem toe te passen. De Voorzitter doet den heer Snel opmerken, dat ook deze zaak niet in het Algemeen Verslag is behandeld, zoodat het College thans daarop niet kan ingaan. Men kan er wel bij een latere gelegenheid op terugkomen. De heer Kuipers zegt, dat de opmerking, die het College in de Memorie van Antwoord heeft gemaakt omtrent de af schaffing van het klassen stelsel bij de politie, niet geheel juist is. Volgens de inlichtingen, welke spreker ontving, is het stelsel niet in enkele, maar in vele gemeenten afgeschaft. Het bestaat niet meer in Amersfoort, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Baarn, Bloem endaal, Bussum, Haarlem, Den Helder, Hengelo, Hoorn, Leeuwarden, Middelburg, Schiedam, Sneek, Veendam, Vlissingen, Zaandam, Zeist, Utrecht en Hilversum, waar men het maximum salaris be reikt zonder eenige tusschenregeling. In Den Haag en Deventer, waar ook geen klassenstelsel bestaat, wordt voor de toekenning van de 4e periodieke verhooging het bezit van een diploma vereischt, maar deze eisch is niet zoo zwaar, omdat men een examen moet afleggen, waarvoor de kennis van de gemeentelijke verordeningen noodig is. Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Kuipers e.a.) In Leiden wordt voor de bevordering het bezit van een diploma vereischt, hoewel men van dezen regel ook weieens afwijkt. De Staatscommissie-Raaijmakers achtte voor het lagere politiepersoneel de onderverdeeling in klassen geheel uit den booze. Het stelsel werkt loondrukkend en heeft ook ten gevolge, dat geen gelijk loon voor gelijken arbeid wordt be taald. De agenten le en 2e klasse verrichten denzelfden dienst. Meermalen worden agenten le klasse op hun post afgelost door agenten 2e klasse en omgekeerd. Evenals agenten le klasse worden agenten 2e klasse met de opleiding van pas aangestelde agenten belast. Onder de agenten 2e klasse, wier aantal niet groot is, bevinden zich enkele oudere, die door het gemis van een diploma niet zijn bevorderd, hoewel zij meer dan 10 dienstjaren hebben en in oogenblikken van plotseling optredend gevaar getoond hebben cordaat te kunnen optreden, wien zelfs een medaille is verleend. Het geheele personeel gevoelt de tegenwoordige regeling als een onbillijkheid. Dagelijks worden agenten van politie opgeleid voor hun taak bij de brandweer, waarbij agenten le klasse en agenten 2e klasse precies hetzelfde werk verrichten. Na het blusschen van den brand treden de manschappen weer als agenten van politie op en geldt het klassenstelsel. Volgens art. 223 lid 3 Gemeentewet, regelt de Raad onder goedkeuring van de Kroon, de rangen, het aantal, de samen stelling, de eischen van benoembaarheid en de bezoldiging der gemeentepolitie. Spreker zal thans niet voorstellen, het klassenstelsel af te schaffen, maar hoopt, dat de Burgemeester deze afschaffing in ernstige overweging zal nemen. Spreker verzoekt den Burgemeester in ieder geval rekening te houden met de belangen van de oudere agenten 2e klasse en hen, nadat zij een klein examen hebben afgelegd, te bevorderen. Spreker heeft in de pers gelezen, dat met ingang van 1 Februari 1936 is aangesteld een adjunct-inspecteur van politie. Dit wekt eenige bevreemding, aangezien de begrooting, waarin de salarissen van de politie zijn opgenomen, nog niet is aangenomen. Was er zooveel haast bij de aanvulling van deze vacature? Het is van belang, dat bij een hoogere functie de vacature niet onmiddellijk wordt aangevuld. De heer Goslinga sluit zich aan bij den heer Beekenkamp, dat het nu allerminst de tijd is eenigermate een balans op te maken over de houding van de sociaal-democraten in dezen Raad na September 1935 die tijd komt nog wel maar heeft uit dit debat toch wel den indruk gekregen, dat toch aanzienlijke veranderingen bezig zijn zich te voltrekken. Spreker heeft zich er over verbaasd dat iemand van den leeftijd van den heer van Eek blijkens diens rede nog zulke acrobatische toeren kan maken, waar hij 16 jaren lang hier in een bepaalde richting heeft gesproken en nu in een geheel andere richting. De heer van Eek heeft zich als een volleerd acrobaat op het politiek koord bewogen. Terzake van de opmerkingen van den heer van Eek over de taak der sociaal-democraten, thans als deelnemers aan het bewind, vroeger als oppositie, sluit spreker zich aan bij den heer Romijn. Ook spreker hebben meermalen de toornige blikken en verontwaardigde uitroepen van den heer Kooistra getroffen, wanneer hij wel eens schuchter vroeg, of alle voor stellen van de heeren wel ernstig gemeend wareu, of men dit alles wel uitvoerbaar achtte bij den hoogst précairen toestand van de gemeentefinanciën. Met een zekere verontwaardiging werd spreker dan verzekerd, dat alles „goed spul" was, maar nu hoort men van den heer van Eek, dat er toch wel een beetje valsch vuur op dat altaar gebrand heeft. Een andere vooruitgang, dien spreker constateert, is dat de sociaal-democraten hebben toegegeven, bij monde van den heer van Eek, dat inderdaad fout was hun standpunt, in November 1934 ingenomen, om de financiering van allerlei groote werken te doen geschieden uit de algemeene reserve. Dit is zeer belangrijk, omdat men dit nooit heeft willen los laten, maar strak en stijf heeft volgehouden. De tegenwoordige Wethouder van Financiën heeft ook altijd op dat standpunt gestaan, maar nu wordt toch toegegeven dat het buiten gewoon goede betoog van de meerderheid van het College juist is. Een derde vooruitgang is, dat althans een deel van de sociaal-democratische fractie voor loonsverlaging zal stem men. De sociaal-democraten meenden vroeger altijd, dat dit niet noodig was en dat loonsverlaging een uitvinding was van het kapitalisme, maar zij zullen nu toch voor stemmen. De heer Hessing zegt, dat de sociaal-democraten nog van die meening zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 16