70
DINSDAG 18 FEBBUABI 1936
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering op
Dinsdag 18 Februari 1936, des avonds te 8 uur.
Afwezig zijn thans de heeren van der Beijden, Yos en
Jongeleen.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting.
De heer Sehüller zet zijn rede voort en zegt, dat bij Baads-
besluit van 21 Maart 1932 aan de woningbouwvereniging
„Ons Belang" de bouw van de woningen, bedoeld op blz. 32
van het Algemeen Verslag, is toegestaan. De vereeniging
heeft in geen enkel opzicht te kampen met moeilijkheden,
ontstaan door het leegstaan van woningen en zeker het aller
minst wat betreft de woningcomplexen, in welker omgeving
het zesde bouwplan is geprojecteerd. Aangenomen, dat inder
daad de verhooging van de huur van 4.84 tot 5.06 alleen
een gevolg is geweest van eenige verbeteringen in de be
grooting (hetgeen spreker zeer ernstig in twijfel trekt),
dan nog moeten deze veranderingen van zeer ingrijpenden
aard zijn geweest, willen zij de huurverhooging van 0.22
noodzakelijk maken. Waarom werden deze veranderingen
in de begrooting aangebracht, zonder dat men de vereeniging
er in kende en hoe is het mogelijk ze aan te brengen zonder
medeweten van den Dienst van Bouw- en Woningtoezicht1?
Uit de voorgeschiedenis van het bouwplan is gebleken, dat
de vereeniging steeds serieus en met den grootst mogelijken
spoed de door de gemeente gewenschte wijzigingen heeft
aangebracht. Nu men de vereeniging onkundig heeft gelaten
van de zeer belangrijke wijziging, heeft het tot zeer onaan
gename ervaringen voor het bestuur der vereeniging geleid.
Aangezien men niet tot een oplossing kwam, heeft het
bestuur een conferentie met den heer Lietaert Peerbolte
aangevraagd, welke heeft plaats gehad op 27 December 1934.
Tot groote verwondering van het bestuur en den architect
sprak de heer Lietaert Peerbolte in deze bijeenkomst over een
huur van 5.06 per week. Toen de bestuurders betoogden,
dat het laatst ingediende bouwplan woningen betrof, waar
van de huur 4.84 zou zijn, kon de heer Lietaert Peerbolte
hun geen bescheid geven en nam men aan, dat hem een ver
keerd bouwplan ter hand gesteld was.
Toen het bestuur op 19 Maart 1935 de schriftelijke mede-
deeling ontving, dat het Departement het bouwplan had
afgewezen, omdat het Bijk in dien tijd een huur van 5.06
per week te hoog achtte, was de verwondering van het be
stuur zeer groot. Bij een daarna door het bestuur ingesteld
onderzoek bij de afdeeling Financiën der gemeente Leiden
bleek, dat deze afdeeling de verhooging had aangebracht,
maar het niet noodig had geoordeeld, daarvan aan de ver
eeniging mededeeling te doen. Men deelde daarbij mede, dat
de huur was teruggebracht tot 4.84.
Welk verband bestaat er tusschen het Baadsbesluit van
21 Maart 1932 en de in 1935 verstrekte opdracht tot het
doen instellen van een onderzoek naar het aantal leegstaande
woningen? Het kan niet bestaan in de huren der door „Ons
Belang" te bouwen woningen, want het bouwplan van de
woningbouwvereeniging „Ons Doel" is wel goedgekeurd,
terwijl de huur van deze woningen 5.06 en die van de
woningen van „Ons Belang" 4.84 per week bedraagt.
Waarom acht het College deze tweeslachtige wijze van
behandelen noodzakelijk? Is het nog voornemens, het inge
diende bouwplan naar het Departement te zenden en het
genomen Baadsbesluit uit te voeren? Spreker kan ook niet
begrijpen, waarom het College geen antwoord geeft op de
door spreker in de sectie gestelde vraag, hoe het staat met
het onderzoek naar de geheele gestie van „de Tuinstadwijk"
immers, aan het College is toch het advies gegeven, dat
opgevolgd is, om de geheele gestie van „de Tuinstadwijk" onder
de loupe te nemen. Spreker bedoelt niet het besluit van het
College, waarin dit het bestuur kennis geeft, dat het zich in
de toekomst heeft te voorzien van een anderen architect,
aangezien het Gemeentebestuur den tegenwoordigen architect
geen werk meer wil zien opgedragen, maar tijdens het onder
zoek van den Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht zijn
er andere dingen aan het licht gekomen, en is gebleken, dat
dit bestuur niet berekend is voor zijn taak. Dit bestuur heeft
toegelaten een meer dan ergerlijke wijze van uitvoering van
onnoozelen schuurtjesbouw, het grijpt niet in als een aan
nemer het werk uitvoert in strijd met het bestek, en heeft
zelfs de brutaliteit om, nu Bouw- en Woningtoezicht heeft
ingegrepen, te zeggen, dat Bouw- en Woningtoezicht het
niet goed heeft gedaan, en nu het gemeentebestuur de schuld
geeft van alle stagnatie bij het laatste bouwplan. Dit heeft
er toe geleid, dat aan het licht is gekomen, dat de zaak
niet goed gaat; zoowel de directeur als de waarnemend-
directeur hebben in hun rapporten de gegevens verstrekt, die
dit bewijzen. Spreker herinnert aan het rapport van den
vorigen Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht over de
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Schüller e.a.)
boekhouding. Spreker heeft aangedrongen op een nader
onderzoek naar deze boekhouding en mag dan verlangen,
dat dit ook wordt gedaan daar de Commissie van Fabricage
aldus Burgemeester en Wethouders hebben geadviseerd.
Waar aan den administrateur een wekelijksche toelage van
10.gegeven wordt, kan die boekhouding toch wel in orde
zijn; de penningmeester krijgt een jaarlijksche toelage van
350.en dan mag toch verlangd worden, dat die admini
stratie in orde is. Spreker dringt er dan ook ten sterkste
bij het College op aan, het advies van de Commissie van
Fabricage op te volgen en een zeer serieus onderzoek in te
stellen naar den geheelen gang van zaken bij „de Tuinstadwijk".
De bestuurders zitten daar niet om de volkshuisvesting te
dienen, maar zij zitten vastgenageld aan de vergoeding,
die gegeven wordt.
De heer Goslinga vraagt of dit alleen bij „de Tuinstadwijk"
zoo is.
De heer Schüller vindt het even goed onjuist, wanneer het
bij andere vereenigingen, die hetzelfde aantal woningen
hebben te exploiteeren, ook zoo is. Men moet evenwel rekening
houden met het aantal woningen, dat een vereeniging in
exploitatie heeft en met de wijze, waarop de exploitatie
geschiedt.
De heer Beekenkamp is van de veronderstelling uitgegaan
dat spreker zijn voorstel inzake ordening in het bouwbedrijf
gebaseerd had alleen op hoofdstuk IX van het Plan van den
Arbeid.
Spreker heeft zijn voorstel gebaseerd niet alleen op hoofd
stuk IX van het Plan van den Arbeid, waarvan hij behoor
lijk kennis genomen heeft, maar ook op den brief van Gedepu
teerde Staten van Februari 1935 en het door ir. P. Bakker
Schut op 14 Mei 1935 uitgebrachte „Bapport betreffende
ordening van de woningproductie". De heer Bakker Schut
komt tot de conclusie, dat de productie van de woningen
te 's-Gravenhage evenals in andere groote steden, waaronder
spreker ook Leiden rekent, onregelmatig is en geen of althans
niet voldoende verband houdt met de behoefte, terwijl hij
ook concludeert, dat het in het algemeen belang gewenscht
is tot een definitieve saneering van het woningbedrijf te
komen.
Volgens het College bestaat geen behoefte aan het ge
vraagde onderzoek, maar ook in Leiden weet men niet precies
hoe het bouwbedrijf geregeld is en bouwt men zonder naar de
behoefte te vragen, zooals blijkt uit den brief van het College
van Gedeputeerde Staten, die schrijven, dat een zeer onlangs
aan de nieuwste wijken van Leiden gebracht bezoek hun de
overtuiging lieeft geschonken, dat reeds thans zoo'n ver
warrende veelheid van woningtypen dooreen wordt gebouwd,
dat daaruit de dringende behoef te blij kt aan verdere systemati
seering van middenstands- en kleine-middenstandswoningen
naast zuivere arbeiderswoningen. Zij schrijven ook aan het
gemeentebestuur, dat de woningbouw in Leiden in flagranten
strijd is met het feit, dat 42 der inwoners in de belasting
aangeslagen zijn voor een zuiver inkomen van 800.tot
1400.en 31 voor een zuiver inkomen van 1400.
tot 2000.„Uit deze oriëntatie", schrijven zij, „blijkt vol
doende, dat voor Leiden de verzorging in het uitbreidings
plan van de huisvesting der arbeiders een belang is van de
allereerste orde." Ook oefenen zij, gelijk spreker gedaan heeft,
critiek op het aantal beneden- en bovenwoningen, alsmede
op de goothoogte. Met betrekking tot hetgeen spreker daar
omtrent in de sectievergadering heeft opgemerkt zegt het
College in zijn Memorie van Antwoord, dat inkrimping van
het percentage der eengezinswoningen met een goothoogte
van 3,5 a 4,5 m, welke woningen geacht worden tot de
kleinste en daarmede de goedkoopste te behooren, in strijd
zou zijn met het streven, den bouw van eenvoudige arbeiders
woningen op voldoende schaal mogelijk te maken en te be
vorderen. Dit is in strijd met de opvatting van den Hoofd
inspecteur der Volksgezondheid. Gedeputeerde Staten
schrijven o. a.
„Tegenover de boven- en benedenwoning kiest de Commissie
onvoorwaardelijk de zijde van den Hoofdinspecteur der
Volksgezondheid. Zij meent, dat deze bouwwijze in steden
als Leiden alleen te rechtvaardigen is door een zoo hoog
gestegen grondprijs, dat de invloed daarvan op de huur
onevenredig hoog is en deze daardoor op haar beurt niet
meer in de goede verhouding tot het loonpeil kan staan.
Hiervan kan in Leiden nog niet worden gesproken. Een
vergelijkend overzicht met andere steden heeft ons aan
getoond, dat het mogelijk is, een behoorlijke arbeiderswoning
te bouwen met een huurwaarde van 4.a 5.per week."
Nu ontbreken kleine middenstandswoningen in de be
bouwingsvoorschriften, omdat men geneigd is arbeiders-