38
MAANDAG 17 FEBRUARI 1936.
Bestrating terrein bij Kaasmarkt.
(Goslinga e.a.)
men steeds gedacht aan de mogelijkheid, dat een gedeelte
yan de kosten zouden worden vergoed door de bebouwing
van het gedeelte der straat, dat na de verbreeding zou open
blijven, zonder dat de bebouwing den toestand aan de
Hooigracht zou benadeelen.
Het voorstel van het College om het opengebleven gedeelte
aan de openbare straat toe te voegen, is geen bewijs van
gepaste zuinigheid, welke men kan betrachten door objecten,
die men kan verkoopen, inderdaad te verkoopen.
In dit geval zou de verkoopsom geen enorm bedrag zijn,
maar indertijd noemde de Wethouder van Fabricage het toch
wel een aanzienlijk bedrag. Spreker kan zich er niet mede
vereenigen, dat het College thans dit voordeel voor de ge
meentekas verloren wil doen gaan.
Bovendien heeft spreker op aesthetische gronden bezwaar
tegen het voorstel. In de vergadering van het College heeft
men destijds afgesproken, eerst te zien, hoe de nieuwe toestand
zou zijn na de afbraak van de huizen. Het gat, dat in de
bebouwing is ontstaan aan het einde van de Hooigracht is
niet fraai. Uit een stedebouwkundig oogpunt zou het beter
zijn, wanneer een aansluiting werd gemaakt bij de Gepekte
brug en daarbij een behoorlijk verbreede Koppenhinksteeg
zou overblijven, dan het thans opengebleven terrein als een
appendix toe te voegen aan de Kaasmarkt, die daardoor toch
geen behoorlijk plein zal worden.
De heer Bergers meent, dat een zeer goede bestemming
aan dit terrein gegeven kan worden voor verkeersdoeleinden
op het oogenblik kunnen elkaar daar geen twee vrachtauto's
passeeren. Spreker kan ook niet onderschrijven, dat be
bouwing aesthetisch mooier zou zijn; wat zou men op dien
hoek moeten bouwen? In geen geval kan dat veel zijn, of
het een winkelpand of een woonhuis wordt; spreker vindt
het een gelukkige gedachte van het College dien grond te
gebruiken voor het doel, waarvoor de Koppenhinksteeg
ook is verbreed.
De heer Manders sluit zich bij den heer Bergers aan. De
heer Goslinga heeft zich als wethouder verzet tegen het
onbebouwd laten van dit terrein, maar men is toch vooruit
gegaan sindsdien en er zijn andere omstandigheden gekomen,
waardoor die bebouwing, voorloopig althans, achterwege
kan blijven. De gemeente heeft op het oogenblik zooveel
bouwgrond, die onmogelijk te verkoopen is, dat dit terrein,
dat voor andere doeleinden zeer nuttig kan zijn, niet in de
eerste plaats daarvoor in aanmerking komt. De zuinigheid
moet hier de wijsheid niet bedriegen. Dit terrein is zeer
geschikt om bij de markt gevoegd te worden; de heer
Goslinga noemt het wel een appendix, maar dan heeft het
marktterrein vroeger toch wel in hevige mate aan appendicitis
geleden, toen dit breede terrein slechts een smalle uitgang
was. Er is nu een behoor lijk terrein overgebleven, dat ge
bruikt kan worden als los- en laadplaats en als standplaats
voor de vrachtauto's, welke voor de markt en voor de
beurt- en vrachtdiensten der schippers een plaats moeten
hebben. Men doet dan ook goed met dit gedeelte niet te
bebouwen.
Spreker heeft tegen het voorstel geen aesthetische bezwaren.
Men zou misschien een betere aesthetische oplossing krijgen,
wanneer ook het gedeelte huizen langs het water, dat aan
de overzijde van de markt ligt, zou worden opgeruimd.
De heer Schüller herinnert den heer Goslinga er aan, dat
indertijd in het College is overwogen, het blok huizen aan
den kant van de Hooglandsche Kerkgracht te doen afbreken.
Met dit denkbeeld, dat door de te hooge kosten niet ver
wezenlijkt kon worden, heeft ook de heer Goslinga zich
vereenigd. Toen golden precies dezelfde aesthetische be
zwaren, welke de heer Goslinga thans aanvoert, indien men
het stadsbeeld van den anderen kant beziet.
Het is beter de thans open zijnde ruimte open te laten.
Bij een eventueele bebouwing zou men daar slechts een
klein complex ondiepe huizen kunnen zetten, die geen achter
uitgang hadden. Dit is in het midden van de stad niet ge-
wenscht.
Men mag zich wel een financieel offer getroosten. Indien
men dit terrein bestemt voor markt en later voor aanlegplaats
van de beurtschippers, is men op den duur voordeeliger uit
dan wanneer men daar op het oogenblik huizen gaat bouwen.
Daarom is spreker voor het voorstel van het College.
De heer Splinter sluit zich aan bij de voorstanders van dit
voorstel. Het was spreker bekend, dat de heer Goslinga
indertijd voor bebouwing van dit terrein was; juist omdat er
toen in het College niet ten volle overeenstemming was, is
gezegdlaten wij beginnen de huizen af te breken, dan den
Bestrating terrein bij Kaasmarkt; e.a.
(Splinter e.a.)
toestand ter plaatse in orde maken en zien of er aan dit terrein
voor eenig openbaar doel behoefte bestaat. Het bleef dus
voorloopig een open vraag, of de gemeente dit terrein noodig
zou hebben. Toen het terrein in orde was gemaakt, meldden
zich eenige aspirant-koopers aan, zoodat beslist moest worden,
of de grond verkocht zou worden als bouwterrein dan wel bij
de Kaasmarkt zou worden getrokken. Daaromtrent is advies
gevraagd o.a. van den Commissaris van politie, den Directeur
van den Markt- en Havendienst en denDirecteur van Gemeente
werken dezen achten het allen beter dit terrein niet als bouw
grond te verkoopen, maar het bij de Kaasmarkt te trekken.
Spreker is het geheel eens met den heer Goslinga, dat dit een
dure transactie is geworden; deze zaak kost in het geheel
60.000.maar verbreedingen en verkeersverbeteringen
kosten altijd veel geld. Of bebouwing in aesthetisch opzicht
beter zou zijn, staat zeer te bezienspreker is van een andere
meening. Waar men daar een behoorlijk terrein heeft, is het
gewenscht de verkeersgelegenheid daar ter plaatse niet te
vernauwen door dezen grond als bouwterrein te verkoopen,
maar om dit open teirein te reserveeren voor uitbreiding van
de Kaasmarkt of een ander openbaar doel en het voorloopig na
bestrating te gebruiken als parkeerterrein, waaraan daar in
het hartje van de stad behoefte bestaat.
De heer Goslinga zegt, dat de heer Schüller verkeerd
ingelicht is omtrent de overwegingen van het voormalig
College met betrekking tot de andere zijde van de Koppen
hinksteeg, die reeds voor de helft eigendom van de gemeente
is, hetgeen met de zijde aan den waterkant niet het geval was.
Spreker kan zijn stem aan dit voorstel niet geven.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De heer Goslinga wenscht geacht te worden te hebben
tegengestemd.
II. Voorstel
I. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van
a. de verbetering van de llaagbrug en de Wittepoortsbrug
met bijkomende werken;
b. het leggen van een stainriool in den Wittesingel en
den Zoetervvoudsehesingel, tnssehen de Witte Bozen-
straat en de Jan van Houtbrug, het verbeteren van den
Wittesingel, tussehen de Witte Rozenstraat en de Koe-
poortsbrug, en het verbrecden en verlagen van de Nek-
sluisbrug
e. het leggen van een stamriool in den Haarlemmerweg,
tussclien de Mussehenbroekstraat en de grens der be
bouwing en het verbeteren van bet desbetreffend gedeelte
van den Haarlemmerweg met bijkomende werken;
d. den bouw van een rioolwaterzuiveringsinriehting aan
de Slaagh- of Stinksloot;
II. tot het aangaan van een overeenkomst met den Staat
der Nederlanden, waarbij aan de gemeente ten behoeve
van de onder I genoemde werken een geldlccning uit
het Werkfonds 1934 wordt verstrekt. (25)
De heer Wilbrink zegt, dat in de eerste plaats het gedeelte van
den Wittesingel tussehen de Witte Rozenstraat en het Noord
einde verbetering behoeft. Is het College echter voornemens
dit gedeelte in den thans bestaanden toestand te laten?
Spreker betreurt het, dat niet tegelijkertijd is voorgesteld
de verbetering van de Spoorhavenbrug. Is het College voor
nemens daaromtrent spoedig een voorstel te doen?
De heer Splinter zegt, dat het College voornemens is de
verbetering van den geheelen Wittesingel onder oogen te zien.
Op het oogenblik kan de gemeente van het Werkfonds niet
meer leenen dan voor het thans te verbeteren gedeelte in
verband met het leggen van een stamriool noodig is.
Van den Minister van Waterstaat is bericht ontvangen,
in hoeverre de kosten voor het maken van een nieuwe Spoor
havenbrug voor rekening van het Rijk worden genomen.
Den Directeur van den dienst van Gemeentewerken is opge
dragen, hieromtrent advies uit te brengen. Hopelijk zal de
verbetering nog dit jaar ter hand kunnen worden genomen.
De heer van Weizen juicht het toe, dat men in Leiden
tracht objecten van werkverruiming te vinden. Spreker heeft
meermalen gepoogd den Raad in die richting werkzaam te
doen zijn, maar daarbij steeds den nadruk er op gelegd, dat
de uitvoering van productieve werken moet geschieden tegen
de daarvoor geldende collectieve-contractloonen. Het betreft
hier werken, die dienen te worden uitgevoerd tegen de loonen,
door de organisaties in die bedrijven bepaald. Het voorstel
om deze werken met behulp van het Werkfonds te doen uit-