56
MA A NT) A ft 17 FEBEUAEI 1936.
Gemeenlc-begrooting Algcmeene beschouwingen.
(Romijn c.a.)
heeft gelegen, maar waarvan een ijverig Baadslid als de heer
Beekenkamp niet weet, waar het thans is, terwijl hij ook
den inhoud er van niet kent. De ervaring leert, dat de over
heid zeer weinig kan doen en er telkens teleurstellingen
ontstaan. Men moet veel meer angstvallig nagaan, wat in
het particulier bedrijfsleven gebeurt, men moet te allen tijde
klaar staan om, wanneer door de particuliere maatschappij
een beroep op de gemeente wordt gedaan, zijn volle mede
werking daaraan te geven. Het constructieve werk, dat in
dezen van de gemeente uitgaat, is zeer bescheiden en wordt
altijd overschat, met als gevolg teleurstelling over de werking
van de overheid, die weer in gebreke is gebleven; dit alles
wekt op een oppositie tegen, een ontstemming over de
overheid, van zoodanigen aard, dat een behoorlijke ver
vulling der overheidstaak daarmee in conflict dreigt te
komen en onder den voet dreigt geloopen te worden. Men
moet die tactiek, die men zoolang heeft toegepast en die
misgeloopen is, laten varen en veel meer overlaten aan de
krachten van de particuliere maatschappij.
Mevrouw Braggaar juicht elke poging om de werkloosheid
te verminderen toe en sluit zich aan bij hen, die in het Alge
meen Verslag middelen hebben aangegeven ter bestrijding
van de werkloosheid. De verkorting van den arbeidsduur
heeft spreeksters volle instemming. Verder is genoemd
vermijding van dubbele betrekkingen. Niets is hatelijker
voor een werklooze dan dat anderen, met een goedbetaalde
betrekking, daarbij nog nevenbetrekkingen hebben, zij het
alleen voor de avonduren, want vele van deze bijbetrekkingen
kunnen tenslotte voor een ander één volle betrekking uit
maken. Ook het verrichten van werk door gepensionneerden
dient zooveel mogelijk voorkomen, tenminste wanneer zij
voldoende pensioen hebben. Ook het maken van overuren
dient ter bestrijding der werkloosheid beperkt te worden.
Spreekster kan den heer Wilmer tot haar vreugde mededeelen,
dat die, dank zij het optreden van den Wethouder van Sociale
Zaken, bij Maatschappelijk Hulpbetoon tot het verleden
behooren; dat is geen kleinigheid. Aan overuren werd betaald:
in het jaar 1934 4.000.en van 1 Januari tot 1 September
1935 7.500.Op het oogenblik worden nog overuren
gemaakt, maar die worden niet betaald, wat verkeerd is.
De ambtenaren, die thans nog overuren maken, werken
echter niet langer dan den tijd, die voor hen vastgesteld
volgens het ambtenaren-reglement.
De overuren werden echter dikwijls gebruikt als een middel
om het salaris van de ambtenaren op een behoorlijk peil te
brengen; zij werden kunstmatig gekweekt. Indien het werk
van dien aard is, dat het maken van overuren noodzakelijk
is, moet men meer ambtenaren aanstellen. Onder de vele
werklooze ambtenaren treft men genoeg personen aan, die
voldoende bekwaamheid hebben voor het verrichten van
het werk bij den dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon.
De ambtenaren, die zelf een zware taak hebben, moeten
ook behoorüjk bezoldigd worden en het is daarom dan ook
gewenscht, dat bij afschaffing van de overuren de salarissen
der ambtenaren worden herzien.
Spreekster kan zich niet vereenigen met de pogingen om
vrouwelijke werkkrachten te vervangen door mannelijke.
Men kan deze vervanging niet verdedigen met de bewering,
dat er op sommige plaatsen vrouwelijke werkkrachten te
kort zijn, want bij de Gemeentelijke Arbeidsbeurs staan
381 werkzoekende vrouwen ingeschreven. De vrouwen
hebben vaak geen vertrouwen in de inschrijving bij de
Arbeidsbeurs, maar worden daartoe wel gedwongen, indien
zij of hun huisgenooten steun wenschen te ontvangen. Men
kan dus wel aannemen, dat het aantal werkzoekende vrouwen
2 x zoo groot is. Meisjes en vrouwen, die opgeleid zijn voor
het onderwijs of kantoorwerk kan men niet ineens geschikt
maken voor den arbeid in specifiek vrouwelijke beroepen,
indien dit al noodig zou zijn, hetgeen spreekster betwist.
De vrouwen worden op deze wijze gemaakt tot burgeressen
van den tweeden rang. Men spreekt van hoogachting voor de
vrouw, maar daarbij gaat het alleen over de vrouwen, die
een behoorlijk betaalde betrekking hebben. Men vindt de
vrouwen, vaak moeders van gezinnen, die niet uit liefde
voor het vak uit werken gaan en thuis voldoende werk
hebben, wel goed genoeg om de vloeren der schoollokalen
te schrobben, maar men tracht uit dezelfde lokalen de
vrouwen te weren, die daarin een beter betaalde betrekking
hebben.
Men heeft met den arbeid van de vrouwen geen teleur
stelling gehad. Het is mogeüjk, dat een vrouw in een bepaalden
tak van dienst teleurstelt, maar met hoeveel mannen gebeurt
dat niet en dan verbiedt men den mannen dat werk toch
ook nietIn den oorlogstijd waren de vrouwen ineens geschikt
voor alle betrekkingen en bedrijven. Men moet de vrouw,
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Braggaar.)
evenals den man, gelegenheid geven haar krachten te ont
plooien; alleen de geschiktheid moet in dezen beslissen.
Thans iets over Maatschappelijk Hulpbetoon. Men zal
zeggen: gij hebt nu een sociaal-democratisch wethouder en
hebt gij nu nog bezwaren? Het is echter niet mogelijk, dat
de Wethouder in den korten tijd, dat hij dezen dienst waar
neemt, alle bezwaren ineens uit den weg geruimd kan hebben
niemand zal dat verwachten, ook spreekster niet. Wanneer
zij hier andere jaren haar bezwaren zou hebben laten hooren,
maar nu niet, dan zou men spreekster, gelijk in eenkies-
vereeniging gedaan is, van demagogie kunnen beschuldigen,
maar zij zegt de feiten zooals ze zijn. De heer Wilmer acht het
verkeerd, die zaken in den Baad te bespreken, maar spreek
ster gaat recht af op het doel, dat zij zich stelt, n.l. verbetering
te brengen in hetgeen verbeterd moet worden. Spreeksters
ervaring heeft haar geleerd, dat, wanneer zij deze zaken
alleen in Maatschappelijk Hulpbetoon besprak, niet datgene
gedaan zou zijn wat gedaan is op het oogenblik. Daarom
acht spreekster het haar plicht die zaken in den Baad nog
maals te bespreken.
In de sectie heeft spreekster gewezen op de noodzakelijk
heid om steun, die ongemotiveerd ingehouden is, naderhand
uit te keerendaartegen is toen aangevoerd, dat het mogelijk
is, dat die menschen door een andere instelling ondersteund
zijn. Toch komt het in Maatschappelijk Hulpbetoon nog
voor, dat de menschen dien steun niet uitgekeerd krijgen.
Spreekster noemt het geval van een gezin, waarvan de zoon
door ziekte, met goedkeuring van Dr. Horst, niet werken
kon; niettegenstaande het inhouden van een week steun
heeft hij toch minder gekregen; zij hoopt, dat de Wethouder
dezen menschen alsnog recht zal doen; spreekster zal hem
gaarne naam en adres verschaffen.
Het heeft spreekster genoegen gedaan, in een vorige
vergadering van den Wethouder te hooren, dat ook hij het
een gevaar acht, dat Maatschappelijk Hulpbetoon van werk-
loozen, handelaren heeft gemaakt. Eenerzijds lijden zij
gebrek, doordat zij te weinig steun krijgen; anderzijds zijn
zij een sta-in-den-weg voor de bona fide-handelaren. Het
wordt een verkapte bedelarij. Spreekster verzoekt den
Wethouder hieraan zoo spoedig mogelijk een einde te
maken.
Spreekster acht het een groot bezwaar, dat nog altoos in
4 de Stedelijke'Werkinrichting persoden verblijvén',' di'é! daa'fifi'
niet behooren. Spreekster hoopt, dat zij geen kennis zullen
nemen van de opmerking in de Memorie van Antwoord, dat
verwijzing naar de Stedelijke Werkinrichting plaats heeft in
gevallen van drankmisbruik en onverbeterlijke neiging tot
bedelarij, want voor velen van hen is dat een beleediging,
daar zij gedwongen worden daar te verblijven, willen zij hun
steun niet verliezen. Het is uit den booze iemand met de
hongerzweep naar deze inrichting te drijven.
De Stedelijke Werkinrichting is op zich zelf geen inrichting,
Leiden waardig en dient zoo spoedig mogelijk vervangen te
worden door een inrichting, die wel Leiden waardig is. De
leiding van de inrichting moet daarmede in overeenstemming
worden gebracht, want thans ontbreekt ook daaraan nog veel.
Toch zal spreekster zich er tegen blijven verzetten, wan
neer men iemand, die steun vraagt, zonder directe noodzaak
zijn vrijheid ontneemt; dit is werk van de justitie en niet
van de gemeente.
Omtrent de geneeskundige armenverzorging wordt in de
Memorie van Antwoord gezegd, dat het niet voorkomt, dat,
indien de Directeur van den Geneeskundigen Dienst hulp
voorschrijft, deze zonder goedvinden van dien Directeur
door den Dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon niet wordt
verleend. Spreekster heeft de bewijzen van het tegendeel
bij zich.
Een hoofd van een gezin met 5 kinderen, die 6.steun
per week ontvangt, kreeg ondanks het voorschrift van zijn
dokter en den Directeur van den Geneeskundigen Dienst
geen kunstgebit.
Op een verzoek om waschbehandeling, die door den huis
dokter en Dr. Horst was toegestaan, werd eerst afwijzend
beschikt. Nadat spreekster een onderhoud had gehad met
Dr. Horst, werd het verzoek wel toegestaan. Het was ingediend
op 14 November en op 20 December kreeg het gezin bericht,
dat twee weken waschbehandeling na de bevalling van de
vrouw was toegestaan. Op 22 Januari ontving hetzelfde gezin
de mededeeling, dat, aangezien kraamverzorging was aan
gevraagd terwijl dit niets te maken had met huishoudelijke
diensten, de termijn tot één week was teruggebracht.
Spreekster heeft deze zaak reeds besproken met den
Directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon en in de Com
missie voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
Een ondersteunde, die steunzolen noodig had, werd ver
wezen naar zijn schoonvader, die echter niet bereid was de