MAANDAG 17 FEBRUARI 1936. 55 Gemcente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Romijn.) is en dat zij te eeniger tijd met betere en andere voorstellen zullen komen. Spreker zou echter wel gaarne zien, dat door den Wethouder van Financiën bij deze algemeene beschou wingen toch wel eenig financieel perspectief werd geopend, dat hij dus eenige groote lijnen aangaf, volgens welke het financieel beleid van de gemeente dient te worden gevoerd, en mededeelde hoe hij zich, gezien de zeer bedenkelijke middelen, die hij op het oogenblik al aanwendt, waarnaar hij nu al grijpen moet, voorstelt de in de toekomst te ver wachten veel grootere uitgaven te dekken. Hetgeen het College nu biedt, geeft spreker niet het gevoel, dat op het oogenblik voor de werkloozen zooveel wordt gedaan als mogelijk is; al is er een motie van mevrouw Braggaar (No. 10) inzake verhooging van de normen voor de armlastigen, gesteund door Maatschappelijk Hulpbetoon, spreker gelooft niet, dat dit aangenomen zal worden of door het College zal worden bevorderd, gezien de financieele omstandighedenhet geld is niet aanwezig voor verhooging van de normen; het gaat hier om kapitalen van 30.000.tot 50.000.per jaar, en de begrooting laat daartoe geen mogelijkheid meer open. De heer Wilmer sprak zijn verwondering reeds uit over deze motie van mevrouw Braggaar en wees haar er op, dat zij misschien meer succes zou bereiken, indien zij deze zaak in Maatschappelijk Hulpbetoon besprak, dan toen spreker voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon was, omdat er nu een andere Wethouder is. Spreker wil bij voorbaat onjuiste gevolgtrekkingen uit deze opmerking van den heer Wilmer voorkomen. Spreker heeft indertijd in Maatschappelijk Hulp betoon gestemd tegen het voorstel van mevrouw Braggaar tot normenverhoogingdie zou op dat oogenblik 60.000. per jaar kosten; door de toeneming van het aantal armlastigen zal normenverhooging op het oogenblik meer dan 60.000. kosten. Dat voorstel van mevrouw Braggaar is echter niet verworpen tengevolge van sprekers stemmen daartegen, maar door absentie van katholieke leden moest het bij die stemmen verhouding als verworpen worden beschouwd; doordat de stemmen staakten, is het voorstel door sprekers beslissende stem als voorzitter verworpen. Reeds tijdens sprekers wet houderschap was echter de meerderheid in Maatschappelijk Hulpbetoon voor normenverhooging voor de armlastigen. Overigens is het niet veel, wat men zich voorstelt voor de werkloozen te doen. Financieele verbeteringen zijn voor hen niet te wachten; de uitvoering van groote werken zal op een zeer bescheiden schaal plaats vinden, omdat men eerst de Planregeering moet afwachten. In de praktijk is gebleken, dat slechts enkele werkloozen profiteeren van de uitvoering van groote werken. Met deze teleurstellende wetenschap heeft spreker in de sectievergade ring gevraagd, waarom men is teruggekomen op het Raads besluit, waarbij een bedrag van 5.000.ter beschikking van het College werd gesteld voor de tewerkstelling van ondersteunde werkloozen. Het antwoord luidt, dat deze regeling geen succes heeft gehad. Spreker heeft een oogenblik de neiging in zich voelen opkomen, dit als grievend aan te merken, omdat hij zich over dezen-trap-achterna veront waardigd kan gevoelen. Inderdaad had het besluit meer resultaat kunnen hebben, indien spreker zich meer aan deze zaak had gegeven. Men had dit niet van spreker mogen verwachten. Na de bejegening, die zijn voorstel in den Raad heeft gevonden en na het van alle zijden uitspreken van wantrouwen in de gedachte, die daaraan ten grondslag lag, was spreker genoodzaakt een groote mate van bescheidenheid bij de uitvoering van het Raadsbesluit in acht te nemen. Tegen het voorstel was een groot aantal stemmen uitgebracht, omdat men wantrouwen had tegen datgene, wat er mede beoogd werd en speciaal tegen de mogelijkheden, die het spreker zou bieden om allerlei politiek en gemeenheidjes toe te passen. Spreker heeft zich daarom over de uitvoering van het besluit niet heel druk gemaakt, maar indien men het nu zóó voorstelt, dat de regeling geen succes heeft gehad en daaraan niet genoeg gedaan is, blijkt daaruit een mentaliteit, die spreker niet verdiend heeft. Spreker neemt aan, dat men het ge dachteloos heeft neergeschreven en meer het oog heeft gehad op het aantal personen, dat de gevolgen van de regeling heeft ondervonden. Inderdaad hebben niet zeer veel personen van deze regeling gebruik gemaakt. Propaganda is daarvoor ook niet gemaakt. De arbeidersorganisaties hebben het zoo veel mogelijk tegengewerkt. Bij de behandeling van het voorstel verklaarde de heer van Stralen bij interruptie, er niet over te denken voor deze regeling propaganda te maken. Toch moet men bedenken, dat de werkloosheid voor de arbeiders niet alleen financieele, doch ook geestelijke nadeelen meebrengt door het gedwongen ledig gaan en het vernederende gevoel van te moeten stempelen en onder controle staan. De financieele nadeelen kunnen misschien niet verholpen Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Romijn worden, maar wel kan men bijstand verleenen in den geeste lijken nood. Juist het tegenwoordige College zal in staat zijn op dit gebied iets te doen, omdat het wantrouwen in het gebruik, dat spreker als Wethouder van Sociale Zaken van de regeling zou maken, nu vervallen is. Men is er wel van overtuigd, dat eenig wantrouwen tegen degenen, die nu de regeling zullen hebben uit te voeren, niet behoeft te bestaan. Er is alle reden op dien weg voort te gaan. Al maakt slechts een enkel persoon daarvan gebruik, dan is men verplicht voor dien persoon deze mogelijkheid in het leven te roepen; door voor zoo iemand, die zich door zijn ledigheid volkomen uitgeschakeld gevoelt, een werkkring te scheppen, waarin hij althans voor de maatschappij nuttigen arbeid kan ver richten, door de bevrediging, die hij in dien arbeid zal vinden, kan men hem over het doode punt heenhelpen; dit kan tot resultaat hebben, dat hij minder wanhopig wordt. Spreker hoopt dan ook, dat het College bereid zal zijn deze zaak, die van de begrooting verdwenen is, weer daarop te brengen, al was het alleen maar omdat van deze regeling op het oogenblik nog door eenige personen gebruik wordt gemaakt, waaraan een einde zal komen, wanneer deze regeling niet meer bestaat. Met warmte verzoekt spreker den Raad in deze richting te gaanniemand kan principieel bezwaar tegen sprekers voorstel (No. 34) aanvoeren. De sociaal-democraten hebben indertijd tegengestemd alleen op grond van hun wantrouwen hiertegenin beginsel gingen zij er mee accoord de mogelijk heid te scheppen, dat zij die werken wilden ook gelegenheid kregen om die werken te verrichten. Het arrangeeren hiervan zal wat moeite en werk kosten, maar spreker mag aannemen dat de Wethouder van Sociale Zaken bereid zal zijn in die richting zijn krachten aan te wenden. Spreker is het met den heer van Eek eens, dat het niet aangaat, dat de gemeente geen zalen beschikbaar zou stellen voor den Nieuw-Malthusiaanschen Bond. De quaestie van de al of niet zedelijkheid, van geoorloofd of ongeoorloofd, staat hier absoluut buiten. Het ligt niet op den weg van de gemeente als exploitante van zalen om, op grond van in zichten, aan het zedelijk bewustzijn ontleend, de wijze en richting van exploitatie te bepalen. Wanneer men meent, dat de Nieuw-Malthusiaansche Bond in Leiden geen werk terrein moet vinden en geen propaganda mag maken, dan moet dit geschieden op een geheel andere wijze, n.l. door een strafverordening of op andere, algemeen werkende, wijze, maar niet door het niet willen verhuren van gemeentezalen; dat is niet juist en komt niet te pas. Aan de motie-van Eek (No. 13) inzake het houden van optochten met muziek en banieren op Zondag, zal spreker zijn stem niet geven, alleen om deze reden, dat de publieke straat er niet is om optochten te houden, maar dient voor andere doeleinden en voor verzorging van andere belangen. Bij het voorstel van den heer Beekenkamp c.s. (No. 32) inzake vestigingseischen voor nieuwe winkelbedrijven moet men zich wel realiseeren, dat men den inhoud van een even- tueele Vestigingswet nog niet kent. Eenerzijds is het wel aardig, reeds thans allerlei gegevens te verzamelen, die men misschien zou noodig hebben bij de toepassing van de wet, maar anderzijds is het mogelijk, dat men dan juist niet de gegevens heeft, waarover men overeenkomstig de eischen van de wet moet beschikken bij de vaststelling van een verordening. In de tegenwoordige omstandigheden weet men niet, wat de dag van morgen brengen zalmen kan zich geen denkbeeld vormen van den toestand, zooals hij over een maand zal zijn en zeker kan men dat niet in de bedrijven, waarom het in dezen juist gaat. Bovendien zal men met deze actie den menschen eigenlijk zand in de oogen strooien en bij hen illusies opwekken, die wellicht niet vervuld zullen worden. Tenslotte zal de teleurstelling nog grooter zijn dan die, welke bij deze menschen reeds bestaat ten aanzien van de werking der maatschappij en haar organen. Spreker acht het niet juist, over te gaan tot de instelling van de commissie, die in de motie van den heer Beekenkamp (No. 33) gevraagd wordt. De ervaring leert, dat de Overheid op dit gebied niet anders dan stimuleerend en steunend kan werken. Het is voor de gemeente beter, wanneer men de particuliere krachten in de maatschappij laat voorgaan en zich laat consolideeren tot commissies of wat dan ook, die het werk ter hand nemen en waaraan de gemeente, ingeval een beroep op haar wordt gedaan, haar vollen steun en medewerking verleent. Het zou averechts werken, wanneer de gemeente het initiatief nam en commissies samenstelde. De leden van dergelijke commissies zullen allicht personen zijn, die zelf niet zooveel initiatief en constructieve denk beelden hebben, dat van het werk dier commissies veel kan worden verwacht. Men zou hetzelfde resultaat verkrijgen als van het werk der Commissie-Manders, die een zeer mooi rapport heeft samengesteld, dat ter visie in de Leeskamer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 19