'52
MAANDAG 17 FEBRUARI 1936.
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Beekenkamp.)
maatregel de koopkracht der bevolking wordt verminderd,
maakt op hem, die nadenkt, geen indruk. Indien men het
bedrag van ƒ150.000.niet had verkregen door middel
van een salarisverlaging, had men de belastingen met
150.000.moeten verhoogen en was de koopkracht van
de Leidsche burgerij ook met precies 150.000.verminderd.
Het zou eerlijker geweest zijn en ook meer getuigd hebben
van verantwoordelijkheidsgevoel, indien men onomwonden
had verklaard zich geplaatst te zien voor het dilemma: of
salarisverlaging öf belastingverhooging, terwijl men geen
vrijmoedigheid had tot het laatste over te gaan in de gegeven
omstandigheden, gezien de eigenaardige positie van de
gemeente Leiden tegenover de haar omringende gemeenten.
Men had dit moeten doen, voordat de commissie voor Ge
organiseerd Overleg was gehoord. De sociaal-democraten
volgen thans een struisvogelpolitiek en doen een zwakke
poging om zich een houding te geven. Spreker kan dit geen
„politiek heroïsme" noemen. De zuiverheid van doelstelling
wordt min of meer gecamoufleerd door neven-argumenten.
De praktijk van de gedragingen van de sociaal-democraten
vertoont geen vaste lijn, geen welbewust sturen in een
richting, welke het beleden beginsel gebood. Spreker meende
dan ook, dat het niet ongepast was den beiden sociaal-
democratischen Wethouders en hun geheele fractie het ge
citeerde maanwoord van prof. Huizinga voor te houden.
De rede van den heer van Eek stond geheel onder den
invloed van de Plan-narcose. Spreker zal om een vijftal
redenen thans niet ingaan op de denkbeelden, welke in het
sociaal-democratische Plan van den Arbeid zijn neergelegd.
In de eerste plaats heeft het weinig zin deze zaken in den
Eaad te bespreken na de vele en vernietigende critiek,
welke daarop in verschillenden vorm is geuit.
In de tweede plaats heeft de Eaad geen enkele aanleiding
bij de behandeling van de begrooting te spreken over een
landelijk propagandamiddel van de S.D.A.P., dat geen
enkel effect zal blijken te hebben voor de gemeentebegrooting
voor bet jaar 1936.
In de derde plaats schroomt spreker er voor, in het open
baar over het Plan van den Arbeid te spreken, want wanneer
men dit doet en men maakt daarbij een min of meer waar-
deerende opmerking over het Plan, loopt men de kans in de
sociaal-democratische pers als een warm voorstander van
het Plan te worden genoemd, al zit men vol critiek op het
Plan. Het Tweede-Kamerlid, de heer De Geer, heeft dit
ervaren.
In de vierde plaats acht spreker het overbodig bij deze
algemeene beschouwingen zijn bekende opinie over het Plan
van den Arbeid te herhalen.
In de vijfde plaats wenscht spreker mede te werken aan
de bekorting van de discussies en daarom wenscht hij geen
brandstof te leveren voor de repliek van den heer van Eek.
Bij de sociaal-democraten gaan de persoonlijk gevoelde
verantwoordelijkheid en ook goeddeels het persoonlijk oordeel
op in het parool van de groep. Nog sterker komt dit uit bij
de Nationaal-Socialistische Beweging. Volgens den heer
van Eek eischte de democratie, dat de verantwoordelijkheid
door allen gevoeld werd, maar hij verzuimde daaraan toe
te voegen, dat die „allen" gevormd worden door individuen,
die ook persoonlijke verantwoordelijkheid dragen; de heer
van Eek gevoelt zich blijkbaar veiliger, wanneer de ver
antwoordelijkheid voor het stadsbestuur wordt gelegd op
de groep als totaliteit. Dit leidt tot zonderlinge consequenties
een daarvan is de zonderlinge wijze van oppositie voeren door
de sociaal-democraten in vroeger jaren, op de wijze van een
vischvrouw, die overvraagt, in de wetenschap dat er wat
op afgedongen wordt. Spreker acht dit geen juiste wijze van
uitleven van persoonlijke verantwoordelijkheid, maar een ver
van fraaie politiek; van een politieke partij, die zich zelf
respecteert, en van een leider als den heer van Eek had spreker
niet verwacht dat hij dit zou sanctionneeren en als juist zou
kenmerken. De heer van Eek zegt: „als oppositie vraagt men
maar wat meer dan eigenlijk verantwoord is en meer dan
wanneer men zelf in het bestuur zit." Spreker heeft dus den
indruk, dat de sociaal-democraten in de vorige jaren een
serie voorstellen hebben gelanceerd, waarvan zy de finan-
cieele portée niet konden overzien. Een dergelijke politiek
is niet een van persoonlijk gevoelde verantwoordelijkheid.
Dit in dezen tijd veelvuldig voorkomend verschijnsel duidt
prof. Huizinga aan als een van de oorzaken van de crisis.
Inzake het voorstel-Schüller c.s. (No. 2) om den opzichter
van den Reinigingsdienst niet te ontslaan, sluit spreker zich
aan bij de behartigenswaardige en juiste opmerkingen van
de heeren Wilbrink en Wilmer en de Memorie van Antwoord.
De Eaad moet niet gaan zitten op den stoel van een directeur;
deze kan toch beter dan de Eaad beoordeelen de behoeften
van zijn dienst. Het is niet een bewijs van groote standvastig-
Gemeente-bcgrooting Algemeene beschouwingen.
(Beckenkamp.)
heid, wanneer men door het eerste het beste crisisslachtoffer
van zijn stoel wordt geredeneerd en wanneer men hem in
den Eaad steunt zonder precies te weten waarover het gaat
Men moet op de uitstekende leiding van den directeur ver
trouwen en voor dit bezuinigingsvoorstel stemmen, hoe
pijnlijk dit ook voor den betrokkene is. Straks zullen er
bij verschillende andere bedrijven en diensten ook dergelijke
ongelukken gebeuren moetende bezuinigingsstorm, die in de
komende 4 jaren bij verschillende bedrijven en diensten
zal waaien, zal heel wat dood hout moeten kraken.
Principiis obsta!
Spreker kan het voorstel van den heer Schüller betreffende
de uitvoering van straatwerk in eigen beheer (No. 3) rustig
overslaan onder verwijzing naar wat over deze zaak bij
vorige gelegenheden gezegd is.
Spreker veronderstelt, dat de heer Schüller, op blz. 230
van het Plan van den Arbeid lezende onder het hoofd „Over
heid en Bouwbedrijf"„Aan de gemeente valt bij de voor te
stellen organisatie een belangrijke taak toe" gedacht heeft
bij de behandeling van de begrooting een haute nouveauté
te hebben door de indiening van een voorstel betreffènde de
ordening in het bouwbedrijf (No. 5).
De sociaal-democraten dienen echter te bedenken, dat
volgens het Plan van den Arbeid een van de essentialia is:
het bouwen voor de behoefte en dat in het verslag van de
woningtelling, dat in de laatstgehouden vergadering van
de Commissie van Fabricage is behandeld, cijfers worden
genoemd, die althans spreker er huiverig voor doen zijn
nieuwe arbeiderswoningen of andere woningen te laten
bouwen en een aanwijzing zijn, dat men vooral zijn krachten
heeft te richten op de krotopruiming. In het Plan komt
men vervolgens op het terrein van de uitbreidingsplannen
en de bouwverordeningen. De bouwverordening van de
gemeente Leiden is vrij behoorlijk; zij heeft orde. gebracht
in de wantoestanden, die vroeger bestonden.
Op een punt van het Plan van den Arbeid heeft men
blijkbaar niet gepoogd het specifiek socialistische karakter
van het Plan te camoufleeren, waar n.l. gezegd wordt, dat
„een van gemeenschapswege geleide organisatie van het
bouwbedrijf de gemiddelde werkloosheidsperiode belangrijk
kan doen dalen" (bl.228). Volgens het Plan dient men de
krotopruiming en de stedensaneering ter hand te nemen
(bl. 231). Op dat gebied heeft de gemeente Leiden reeds veel
gedaan.. Men denke b.v. aan de Paradijssteeg. Ook de heer
Schoneveld heeft daaromtrent een voorstel ingediend (No. 36).
Bij de verdere voortschrijding van het bouwbedrijf zal men
moeten gaan in de richting van krotopruiming en saneering
van de binnenstad.
Er moeten behoorlijke bouwvoorschriften zijn, maar de
heer Schüller is een te ijverig lid van de Commissie van
Fabricage om er niet naar te streven, dat er behoorlijke
bouwvoorschriften komen.
Wat de bouwschappen betreft, spreekt het Plan van den
Arbeid zoowel van plaatselijke als van landelijke bouw
schappen. In Nederland bestaat nog geen landelijk bouw-
schap. Het in het leven roepen van plaatselijke bouwschappen
zal op moeilijkheden stuiten, omdat die direct ondergeschikt
gemaakt worden aan het landelijk bouwschap, in dien zin
dat men hooger beroep moet instellen bij het landelijk bouw
schap; ontbreekt dit laatste, dan zal dus de werkzaamheid
van het plaatselijk bouwschap ernstig worden beknot.
Met het instellen van plaatselijke bouwschappen moet men
dus even wachten tot het landelijk bouwschap in het leven
geroepen is. Bovendien moet volgens het Plan van den Arbeid
het landelijk bouwschap richtlijnen geven aan het plaatselijk
bouwschap; zoolang het landelijk bouwschap ontbreekt,
zullen ook die richtlijnen voor het plaatselijk bouwschap
ontbreken. Men zal dus tot dien tijd moeten wachten en
spreker geeft den heer Schüller in overweging dit zeer interes
sante voorstel (No. 5) nog een paar jaar op te bergen. Spreker
juicht echter toe elke poging om de bedrijfsgenooten elkaar
te doen vinden; elke poging tot aaneensluiting van hen, die
krachtens den aard van het bedrijf bij elkaar behooren,
heeft zijn warme instemming. Vrijwillige aaneensluiting ver
dient in het eigen belang van de betrokkenen de voorkeur
boven de gedwongen aaneensluiting, zooals door fascisme
of staatssocialisme wordt tot stand gebracht. Men moet
elkaar opzoeken om tot ordening van het bouwbedrijf te
komen, maar niet langs den weg van het Plan van den Arbeid,
maar langs dien van de Bedrijfsradenwet van Minister
Verschuur.
Ten aanzien van de motie-van Eek (No. 13) tot het toestaan
van optochten met muziek en banieren op Zondagnamiddag
sluit spreker zich geheel aan bij de heeren Wilmer en Wil
brink en wacht hij met belangstelling af de motiveering
van de stem van den heer de Vries over deze motie, of de