MAANDAG 17 FEBBUABI 1936. 49 Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Wilbrink e.a.) ontslag geen recht heeft op wachtgeld, een tegemoetkoming te geven voor den bijzonderen tegenvaller van zijn ontslag, dan had spreker daarvoor kunnen gevoelen; dan waren de verhoudingen ongerept gebleven en was de positie van dezen persoon dan ook minder moeilijk. Aan de Lichtfabrieken is aangedrongen op bezuiniging, mede om de geraamde bedrijfs- overschotten te behouden. En als dit het resultaat moet zijn van de eerste bezuiniging, die hier ten aanzien van het per soneel wordt voorgesteld, dan vraagt spreker zich af of van de 30.000.die men nog bij de Lichtfabrieken dacht te bezuinigen, nog iets zal terechtkomen. De heer Schüller zegt, dat de heer Wilbrink een geheel scheeve voorstelling van deze zaak geeft. De heer Wilbrink geeft een voorstelling van de zaak, zooals die in werkelijkheid ook is. De heer Schüller weet dus beter dan de Directeur, welk personeel te zijner beschikking moet worden gesteld. Als de heer Schüller en de Eaad dit dan beter weten, dan spreekt het vanzelf, dat de leiding ook uitgaat van den Eaad en dan kan men niet verwachten, dat er voorstellen van de directeuren-bedrijfshoofden komen tot bezuiniging; dan heeft men groote kans, dat de Eaad weer zijn goede hart laat spreken en de opvattingen en in zichten van het eigen bedrijf aan den kant worden gezet, dat daarmee niet wordt gerekend. Dat noemt spreker een democratie, waaraan men zich zelf dood eet, omdat het gevolg er van zal zijn, dat het op den duur onmogelijk zal worden de gemeentelijke huishouding te besturen; in de tegenwoordige omstandigheden moet men zich instellen op versobering, omdat de geheele maatschappij versoberen moet. Blijkt dit bij de gemeentelijke huishouding onmogelijk, dan moet de zaak onherroepelijk vastloopen. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8 uur. Voortzetting van (le geschorste openbare vergadering op Maandag 17 Februari 1936, des avonds te 8 uur. Thans zijn afwezig: de heeren van der Eeijden, Vos en Schoneveld. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting. De heer Wilbrink zet zijn rede voort en zegtdat onge twijfeld eenige bekoring zit in de suggestie van den heer van Eek om het salarisvoorstel van het College te verwerpen en de verantwoordelijkheid voor de salarisverlaging te laten aan den Minister. In het georganiseerd overleg kan men inderdaad niet meer in vrijheid beslissen, als de Minister heeft medegedeeld, welke salarisverlaging moet worden toegepast. In dat geval heeft het georganiseerd overleg niet veel meer van overleg weg en wordt een gedeelte van de verantwoordelijkheid aan den Eaad ontnomen. Indien de Eaad besluit tot de voorgestelde salarisverlaging, zal men niet kunnen zeggen, dat het de wil van den Eaad is. Ook als de Eaad een negatieve beslissing neemt, zal men niet kunnen spreken van een zuivere beslissing van den Eaad, aangezien er Eaadsleden kunnen zijn, die zich niet willen laten dwingen tot medewerking aan deze maatregelen. Men dient zich echter af te vragen, of het niet mogelijk is, dat de Minister, bij verwerping van de voorstellen van het College, een salarisverlaging van 5 zal dicteeren. Spreker helt er toe over, in dezen den weg van het College te volgen, omdat dit meer in het belang der ambtenaren en werklieden in dienst der gemeente is en men niet moet speculeeren op de mogelijkheid, dat de Minister een korting van 5 niet zal opleggen. In vergelijking met de salarissen en loonen, die in andere gemeenten, door de Provincie en het Eijk worden uitbetaald, zouden de Leidsche salarissen en loonen dit wel rechtvaardigen. Alvorens zijn houding definitief te bepalen, zal spreker afwachten, wat hieromtrent alsnog door het College zal worden gezegd. De salarisverlaging mag volgens spreker niet van toepassing zijn op het tijdelijk en op arbeidscontract werkend personeel van de gemeente, welks salaris in het algemeen belangrijk lager is dan dat van het overige ge- meentepersoneelin het gunstigste geval ontvangt dit personeel het minimum-salaris, hoewel spreker uit de be woordingen van het voorstel opmaakt, dat dit wel het geval zal zijn. Spreker betreurt dit zeer, omdat daaronder tal van personen zijn, die voor een vaste aanstelling in aanmerking Gemcente-bcgrooting Algemeene beschouwingen. (Wilbrink.) zouden komen, waarvan echter, om welke reden dan ook, nooit iets gekomen is. Spreker denkt daarbij in het bijzonder aan de controleurs bij Maatschappelijk Hulpbetoon en bij Sociale Zaken, die reeds een aantal jaren in dienst zijn en wier werkzaamheden in de eerstvolgende jaren zeker nog noodig zullen zijn. Spreker betreurt deze achteruitzetting in salaris, omdat sommigen van hen betrekkelijk zeer verant woordelijk werk doen; hun salaris is dan ook veel lager dan hetgeen indertijd, bij de reorganisatie van Maatschappelijk Hulpbetoon, de bedoeling was geweest. Volgens den heer van Eek moet men in de democratie niet steunen op krachtige persoonlijkheden. Voor de doorvoering van een democratische regeeringsvorm en maatschappij- inrichting zal men de krachtige persoonlijkheden echter niet kunnen missendie zullen daarbij even goed noodig zijnook daarbij zal men hun een zekere verantwoordelijkheid moeten laten, al zullen zij daarnaast ook open moeten staan voor inzichten ook van anderen, en bereid moeten zijn die te toetsen, al erkent spreker, dat zij vaak daarvoor niet erg ontvankelijk zijn, maar vastgeroest zitten in hun eigen opvattingen, en dat het, omdat zij als krachtige persoonlijk heden door een aantal aanhangers gesteund worden, voor hen dikwijls moeilijk wordt, bij gewijzigde omstandigheden zich los te maken van een eenmaal bij hen vooropgesteld idee. Ook al had het Plan van den Arbeid alleen ten gevolge gehad, dat de S.D.A.P. nu bereid is met andere partijen samen te werken, dan nog zou het zijn nut hebben bewezen. Het Plan is daardoor nog niet aanvaardbaar geworden, maar mag in deze ernstige tijdsomstandigheden niet worden afge wezen, alleen omdat het van de sociaal-democraten komt, doch wel omdat men daarvan niet de verwachtingen koestert, die de S.D.A.P. er van heeft en ook omdat het zou leiden tot een grootere débacle dan waartoe men komt, indien men voort gaat op den thans ingeslagen weg. Met de sociaal-democraten zijn vele Christelijk-Historischen het eens, dat de tegenwoordige gang van zaken niet kan bevredigen. Er is achteruitgang aan alle zijden. Terwijl er voldoende geproduceerd kan worden, lijden velen nog bittere armoede. Waar is de man, die den achteruitgang tot staan kan brengen, en de weg, dien hij daarbij heeft te volgen? Ook met de aanvaarding van het Plan van den Arbeid kan de gemeente niet zóó stimuleerend werken, dat daardoor een gedeelte van de werkloosheid wordt weggenomen. Het be drijfsleven zou er tijdelijk door kunnen opleven, maar dit alleen ten koste van zulke zware financieele lasten, dat bij verbetering van de internationale verhoudingen men niet in het raam van de nieuwe ontwikkeling zou kunnen worden opgenomen door gebrek aan het noodige kapitaal. Deze bezwaren gelden evenzeer tegen de plannen van werkverruiming, die de heer van Eek en de zijnen voor de gemeente Leiden hebben ingediend. Bij de Christelijk- Historischen bestaat te dien aanzien geen onwil, maar volgens hen verkrijgt men op die manier niet de oplossing van de moeilijkheden, welke het geheele volk door haar vaak treurige gevolgen beroeren. De vergrooting van de koop kracht zal deze oplossing niet brengen; die alleen kan gevonden worden in de verbetering van de internationale verhoudingen. Door middel van economische conferenties zal men moeten trachten gezamenlijk tot den opbouw van een betere maat schappij te komen. De economische inzinking schijnt nog grooter te moeten zijn, voordat men tot de wijsheid en het inzicht komt, dat men gezamenlijk de handen aan den ploeg moet slaan. Men wordt bijna wanhopig, wanneer men erken nen moet, dat men niet den weg kan aangeven, waarlangs men in Nederland de noodzakelijke verbetering van den economischen toestand kan verkrijgen. Tastend en zoekend zal men verder moeten gaan, daarbij tegelijkertijd aangrijpen de de middelen, welke althans tijdelijk verzachting kunnen brengen in het lot der in sociaal opzicht minder bedeelden, die door de werkloosheid scherp worden getroffen. Wat het voorstel van de heeren Beekenkamp, Wilmer en spreker ten aanzien van de vestigingseischen voor nieuwe winkelbedrijven (No. 32) betreft, herinnert spreker aan de opmerküigen, welke hij daaromtrent bij de behandeling van de vorige begrooting heeft gemaakt. Men zal bepaalde regelingen moeten maken, omdat zoowel zij, die in de distri butiebedrijven werkzaam zijn, als de consumenten de dupen worden van de te groote concurrentie. Het kan misschien geen kwaad, indien de dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon steun verleent aan b.v. eenige lompenkooplieden, die toch anderen geen concurrentie aan doen, maar als hij ondersteunden financieele hulp verleent om hen daardoor in staat te stellen venters te worden, zal met steun van Maatschappelijk Hulpbetoon concurrentie aangedaan worden aan hen, die gewoon waren in den handel een, vaak sober, bestaan te vinden, doch nu langzamerhand

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 13