MAANDAG 17 FEBRUARI 1936. 47 Gemeente-begrooting Algenicene beschouwingen. (Wilmcr.) arbeid zal een teleurstelling zijn, erger dan dat, tot een débacle voeren." Spreker hoopt en verwacht nog, dat de practijk zal uitwijzen, dat het niet tot een débacle komt. Spreker grondt die verwachting hierop, dat de sociaal-democratische Wet houders hun uiterste krachten zullen inspannen om niet met voorstellen te komen, die tot een débacle van de gemeente zullen leiden, en, indien zij dit onverhoopt toch zouden doen, op het beleid van het College in zijn geheel en op de meerder heid van den Raad. Zeker zal de verkiezing van de sociaal democratische Wethouders echter leiden tot een teleurstelling voor hen, die tot nog toe de politiek der sociaal-democraten door dik en dun hebben gevolgd en onverdeeld bewonderd. De heer van Eek heeft aangehaald een artikel uit de „Vooruit", waarin wordt opgenoemd hetgeen tot stand gekomen is nadat de sociaal-democratische wethouders hun intrede hebben gedaan in het College. Nu is „nadat" niet gelijk aan „omdat"men mag niet redeneeren, dat alles wat gebeurd is nadat de sociaal-democratische Wethouders in het College zitting hebben genomen, geschied is omdat zij in het College zitting hebben genomen. Maar is nu hetgeen opgenoemd is, zooiets bijzonders? Genoemd wordt daarbij ook het verdwijnen van het overwerk bij Maatschappelijk Hulpbetoon. Spreker had juist den Wethouder in overweging willen geven zich eens krachtig te gaan verzetten tegen het overwerken, dat nog in sterke mate plaats vindt bij enkele diensten van Wethouder van Stralen. Maar al was het alles waar, dan nog was het niet zoo'n groote lijst. Spreker zou misschien een uur noodig hebben om alle goede werken op te noemen, die in vier jaar tot stand gekomen zijn onder het vorige College, waarin geen sociaal democraten waren opgenomen. Voor het geval de redactie van „Vooruit" wederom een dergelijk artikel zou willen schrijven, zou spreker haar een artikel in overweging willen geven uit den inhoud waarvan blijkt, dat nu reeds bet feit, dat er sociaal-democratische wethouders zijn, teleurstelling moet wekken bij hen, die tot nu toe door dik en dun de sociaal democratische politiek van het oefenen van critiek en het stellen van eischen, waaraan toch niet kan worden voldaan, hebben bewonderd. Wanneer vroeger in den Raad een beroep werd gedaan op een voorschrift van de Regeering, zei de sociaal-democratische fractie: gij moogt u daarachter niet verschuilen, gij moet er tegen protesteeren en er lijnrecht tegen ingaan. En nu? Nu deed de heer van Stralen, zonder een enkel woord van protest tegen de Regeering, den Raad het voorstel den Kersttoeslag geringer te doen zijn dan in het jaar 1934, alleen omdat de Regeering zulks wenschte. Vroeger maakte de heer van Eek bezwaar tegen de geringe verhooging van den prijs van gas en electriciteit, al was het verschil ook maar enkele centen per maand, omdat de minst gesitueerden den hoogeren prijs niet konden betalen. En nu? Nu verdedigt de heer van Eek in den Raad een voorstel, tot verhooging van den prijs van gas'en electriciteit door het verhaal van de omzetbelasting op de verbruikers, ook op de minst draagkrachtige verbruikers. Vroeger waren de sociaal-democraten tegen elke salaris verlaging, wat de Regeering ook wenschte en hoe de financieele toestand der gemeente ook was. Toen moest men het geld halen, waar het volgens hen te halen was. En nu? Nu de sociaal-democratische fractie in het College vertegenwoordigd is, valt zij op dit punt in twee groepen uiteen. Men zal spreker niet verwijten, dat hij insinueert, wanneer hij zegt, dat verleden jaar de sociaal-democratische fractie unaniem tegen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders inzake salarisverlaging zou hebben gestemd. Als reden voor de verandering van houding gaf de heer van Eek op, dat er nu een perspectief is. Wat is dat perspec tief? Het bestaat alleen hierin, dat er thans sociaal-democra tische wethouders zijn. Tenzij hij hierbij heeft te denken aan het Leidsche plan van werkverruiming van de sociaal democratische fractie, heeft spreker niets gehoord van het nemen van maatregelen, welke van groote beteekenis zijn voor de bevolking, althans voor de arbeidende bevolking, die niet genomen zouden zijn, indien er geen sociaal-democra tische wethouders waren. En het plan van werkverruiming bevat gedeeltelijk werken, die reeds in uitvoering zijn, ander deels werken, waartegen het College bezwaar heeft, omdat zij niet opportuun zijn en aan de uitvoering daarvan be lemmeringen in den weg staan, die de Raad niet bij machte is weg te nemen. Als dat Leidsche Plan van den Arbeid het perspectief moet zijn, geopend door de verkiezing van sociaal democratische wethouders, dan is dat perspectief, zacht uitgedrukt, niet zeer sterk lichtend. Sprekers fractie zal haar stem aan de salarisverlaging Gemeente-begrooting Algcmeene beschouwingen. (Wilmer.) geven, wanneer en voorzoover zij overtuigd is, dat daardoor erger wordt voorkomen, dat anders de Regeering zelf een verlaging zou invoeren, die voor de betrokkenen erger zou kunnen zijn. Wordt spreker echter tijdens de discussie duide lijk gemaakt, dat daarvoor geen vrees behoeft te bestaan, dan zullen spreker en zijn fractieleden hun stem nog eens moeten overwegen. Het voorstel-Schüller inzake ordening in het bouwbedrijf (No. 5) is zeer vaag, maar het is volstrekt niet uitgesloten, dat de bedoeling van den heer Schüller een dusdanige is, dat spreker en de zijnen dit voorstel, zelfs met zeer veel sympathie, kunnen steunen. Indien de lieer Schüller met zijn voorstel bedoelt de deskundigen in het bouwbedrijf op doel treffende wijze in te schakelen in de gemeentelijke huis houding, in den zin als spreker uitgesproken heeft in de vergadering van 21 Januari 1935 (Handelingen 1935 bl. 16, eerste kolom, tweede alinea), dan juicht spreker dit voorstel ten zeerste toe. Zooals het totnutoe gaat, gaat het toch ook geheel verkeerd. B.v. in het bouwbedrijf. Bij de behandeling van een bouwverordening in den Raad, waarbij voor het bouwen voorwaarden gesteld worden, kunnen de direct belanghebbenden, die gewoonlijk ook het deskundigst zijn, door middel van een adres hun wenschen en hun critiek kenbaar maken, maar dat is toch eigenlijk niet de meest gewenschte gang van zaken. Voordat dergelijke voorstellen in den Raad komen, moet er tusschen gemeentebestuur, belanghebbenden en vooral de deskundigen al contact zijn geweest en overleg zijn gepleegd; uit dat overleg moet ge boren worden een voorstel aan den Raad. Er moet niet door deskundigen geadresseerd worden pas wanneer de zaak in den Raad komtzij moeten vooraf gelegenheid hebben hun belangen en denkbeelden kenbaar te maken. Wanneer dat de bedoeling is van het voorstel-Schüller, dan gaat spreker daarmee van harte mee. De geheele Katholieke fractie kan zich niet vereenigen met het voorstel van den heer van Eek tot uitbreiding van het aantal leden van de Commissie van Fabricage van vier tot vijf (No. 15). Zij vereenigt zich wel met wat het College te dien aanzien in de Memorie van Antwoord heeft geschreven. Wat het voorste] van den heer van Eek omtrent het houden van optochten op den Zondagmiddag (No. 13) betreft, verwijst spreker naar hetgeen hij daaromtrent bij vorige begrootingen heeft gezegd. De Kathoüeken zijn voorstanders van de Zondagsheiliging. In vele gevallen is de Zondagsrust een middel om de Zondags heiliging te bereiken. In bepaalde omstandigheden kan de Zondagsrust worden opgeofferd, zonder dat daardoor de Zondagsheiliging wordt geschaad. Deze omstandigheden kunnen plaatselijk geheel verschillend zijn. Bovendien kan men er individueel verschillend over oordeelen. Zoo is het mogelijk, dat de Katholieken in Zoeterwoude wel en de Katholieken in Leiden niet voor het houden van optochten op den Zondagmiddag zijn. Men moet nagaan, of in de ge geven omstandigheden door een zekere opoffering van de Zondagsrust de Zondagsheiliging wordt geschaad. In Leiden kan het geheel anders zijn dan in Zoeterwoude, al was het alleen reeds, omdat een feest in Zoeterwoude een feest van de geheele bevolking is. Spreker zal om dezelfde reden stemmen tegen het voorstel van den heer Carton omtrent de openstelling van de zwem inrichting op Zondag (No. 18). Spreker kan zich ook niet vereenigen met het voorstel van den heer van Eek betreffende het verhuren van de ge meentelijke zalen aan den Nieuw-Malthusiaanschen Bond (No. 16). In vele gevallen zal de overheid zich hebben te ver zetten tegen een bestrijding van de Christelijke zedenwetten, zooals deze door de Christenen in het algemeen worden aanvaard. In geen enkel geval mag zij positief en direct medewerken aan de propaganda voor een dergelijke onder mijning van de Christelijke zedenwetten. De heer van Eek was zeer inconsequent, toen hij, nadat hij had opgemerkt, dat de Burgemeester zich niet moet bemoeien met wat al of niet zedelijk is, zei, dat de Burge meester wel mag beoordeelen, welke lantaarnplaatjes, al of niet bij een lezing vertoond zullen worden. Een plaatje kan door den een goed en door den ander slecht gevonden worden. Wanneer men voor de Christelijke zedenwetten geen normen kan aannemen, kan men ten slotte wel alles rechtpraten en verdedigen. Het kernbezwaar van de Katholieken tegen de S.D.A.P. is, dat deze partij geen vaste normen aanlegt voor wat goed en slecht is. Hoe kan iemand, die intellect heeft, zich nu beroepen op een optocht in Zoeterwoude? Dit heeft toch met dogma's niets te maken; dat zijn afleidingen, waartoe men uit het beginsel door een lange redeneering komt, maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 11