46 „MAANDAG 17 FEBEUAEI 1936. Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Wilmer.) Leidschen Baad heeft men den plicht, het democratisch- parlementair stelsel zoo goed mogelijk in practijk te brengen, de fouten en excessen, in den loop der jaren aan de partij politiek verbonden, zooveel mogelijk te vermijden, ook om daardoor te verhinderen, dat meer en meer invloed op de bevolking zal krijgen de Nationaal-Socialistische Beweging, die zich bij haar propaganda beroept op de fouten en excessen in het democratisch-parlementaire stelsel, in de partij politiek. De eerste fout in de partijpolitiek is, dat men in een vertegenwoordigend politiek lichaam meestal met de bedoeling om zijn eigen partij te propageeren en te verheer- bjken zaken en belangen gaat bespreken, die daar niet op hun plaats zijn. Ieder heeft zich daaraan nu en dan wel eens schuldig gemaakt, maar in ernstige mate is dit her haaldelijk hier in den Eaad gedaan door de sociaal-demo craten. Een tweede fout is de verworden practiseering van z.g. oppositie-politiek. Ook daarvan heeft men in den Leidschen Eaad herhaaldelijk voorbeelden moeten constateeren, welke verkeerde voorbeelden hoofdzakelijk gegeven zijn door de sociaal-democraten. Spreker beschouwt het als een verworden oppositie- politiek, wanneer de minderheid aan de meerderheid of aan de uitvoerende macht verlangens kenbaar maakt, waaraan niet kan worden voldaan en waaraan zij zelf ook niet zou kunnen voldoen, indien zij aan de uitvoerende macht deelnam. De S.D.A.P. heeft deze politiek gevoerd voordat zij vertegen woordigers in den Leidschen Eaad had en heeft haar in den Leidschen Eaad, zij het ook in getemperden vorm, voortgezet. Voordat sociaal-democraten in den Leidschen Eaad zitting hadden, heeft de heer van Eek in een congres van de S.D.A.P. erkend, dat zijn partij door die politiek groot is geworden. In den loop der jaren is zij er steeds grooter door geworden. Aan het voeren van deze oppositie-politiek heeft de Katho lieke fractie zich nooit schuldig gemaakt en zal zij zich ook nimmer schuldig maken. Evenals in het verleden zal de Katholieke fractie ook in de toekomst alle voorstellen beoor- deelen op hun zakelijke waarde en daarbij zal voor haar niet van invloed zijn de vraag, door wie(n) zij werden ingediend. Men zal de Katholieke fractie hieraan steeds mogen her inneren, ook wanneer men meent, dat zij in strijd daarmede handelt. Zij zal zich alleen verzetten tegen de voorstellen, waarvan zij de strekking niet acht te zijn in het belang van de gemeente Leiden, zooals zij dit ziet. De door spreker gewraakte oppositie-politiek wordt sterk bevorderd door een soort van kleingeestigheid, welke men herhaaldelijk bij partijen kan constateeren en welke hierin bestaat, dat men als volmaakt beschouwt, wat zijn eigen partij doet en datgene, wat andere partijen doen, vooral als zij in beginsel ver van eigen partij afstaan, altijd als slecht veroordeelt. Het zou de grootste ramp voor het land zijn, wanneer de Communistische Partij zou overwinnen, omdat aan deze partij ten grondslag ligt de vreesebjke leugen van de God loosheid. Toch leven in die partijen gedachten, waarvan Christenen met schaamte moeten verklaren, dat het eigenlijk Christelijke gedachten zijn, die door hen te weinig in praktijk zijn gebracht. De derde, ook in den Leidschen Eaad voorkomende fout van het partijstelsel is het publiekelijk bespreken van zaken en belangen, welke met meer resultaat, althans in eerste instantie, in besloten vergaderingen zouden behandeld kunnen worden. Zoo stelt b.v. mevrouw Braggaar thans voor, de normen voor den steun aan armlastigen te verhoogen (No. 10). Dit voorstel is vroeger in de Commissie voor Maat schappelijk Hulpbetoon behandeld en heeft toen ook sprekers stem gekregen. Toen het verworpen was, verklaarde mevrouw Braggaar het in een volgende vergadering wederom aan de orde te zullen stellen. Zij heeft dit tot nog toe niet gedaan, hoewel zij bij de tegenwoordige samenstelling van de Com missie zeer zeker een veel grootere kans zou hebben het aangenomen te krijgen. Spreker hoopt, dat, indien mevrouw Braggaar haar voorstel onverhoopt niet mocht intrekken, ook de Wethouder van meening zal zijn, dat het eerst dient behandeld te worden in de Commissie voor Maatschappebjk Hulpbetoon en indien het daar niet is aangenomen opnieuw bij den Eaad kan worden ingediend. De geheele Katholieke fractie zal tegen dit voorstel stem men, niet omdat zij het niet eens is met den zakelijken inhoud, maar omdat de zaak, althans in eerste instantie, in de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon dient be sproken te worden. Men noemt nog een vierde fout van het partijstelsel, die spreker nooit in zoo'n ernstige mate heeft gezien als sommigen, b.v. het Verbond voor Nationaal Herstel, zeggen, dat zij is. Gemeentc-begrooting Algemeene beschouwingen. (Wilmer.) Datgene, wat de afgevaardigde van het Verbond voor Natio naal Herstel in den Leidschen Eaad bij de debatten opmerkt, is altijd de aandacht volkomen waard. Spreker heeft den vertegenwoordiger gedurende den korten tijd, dat deze in den Eaad, zit, reeds leeren waardeeren. De propaganda, waarmede deze vertegenwoordiger in den Eaad is gebracht, heeft echter sprekers waardeering niet. Men beschuldigt de partijen er van, dat zij in het partijen stelsel onderling knoeien, kuipen en konkelen. Van die beschuldiging kan spreker de waarheid niet erkennen. Die beschuldiging is ook geuit aan het adres van den Leidschen Eaad en speciaal aan het adres van de politieke partijen, daarin vertegenwoordigd. Het Verbond voor Nationaal Herstel heeft bij de propaganda voor de Eaadsverkiezingen het volgende geschreven: „Gedurende een lange reeks van jaren is het politiek steekspel rustig doorgegaan, is er gesmeten met geld, hebben de vriendjes van onderscheidene richting elkaar het „balletje kunnen toegooien"." Spreker kan zich volkomen vereenigen met het commen taar, daarop geleverd door een der Leidsche bladen: „Hier wordt niet heel veel onomwonden gezegd, maar heel veel leelijks geïnsinueerd. Dat elkaar het balletje toegooien - daaronder kan men heel veel verstaan, daaronder moet men in ieder geval verstaan het elkaar bevoordeelen. Schrijver dezes heeft gedurende een aantal jaren een zeker aandeel in de gemeentepolitiek van Leiden. Maar hij moet verklaren, dat naar hem nog nooitzoo'n balletje is heengerold en dat hij er ook nooit aan gedacht heeft, om zich bezig te houden met het gooien van een balletje naar een ander Maar welke feiten heeft men dan toch op 't oog? Wat weet men dan toch? Dat men dan openbjk en eerlijk spreke tot „de Leidsche bevolking"! Verdachtmaking is een giftige pijl en het gebruik van giftige pijlen voegt allerminst aan een beweging, die zich als zuiveraarster van politieke zeden aandient." Van een man van een standing als de vertegenwoordiger van Nationaal Herstel in dezen Eaad verwacht spreker dan ook, dat hij verklaart het met deze insinueerende bewering niet eens te zijn, of dat hij daarvoor bewijzen geeft. Spreker komt nu aan de Wethoudersverkiezing. Over de Wethouder sver kiezing schreef het Leidsch Arbeidersblad „Wij sociaaldemokraten zullen zorgen niet in deze val te lopen. Als inderdaad wij de nodige waarborg verkregen hebben, dat wij door zitting te nemen in het college van Burgemeester en Wethouders iets van betekenis voor de arbeidersklasse en de proletarische middenstand kunnen bereiken, zullen wij tonen voldoende verantwoordelijkheid te bezitten, om te zorgen dat de gemeente op een behoorlijke wijze wordt bestuurd." Spreker wijst op de woorden: als wij de noodige waarborg verkregen hebben. De rechtsche partijen vonden het, gezien den uitslag van de Eaadsverkiezingen, en overwegende alle omstandigheden van practische beteekenis, in die omstandig heden gewenscht, dat in het College zouden zitting hebben vertegenwoordigers van de grootste Eaadsfractie. De recht sche fracties zijn echter niet bereid gevonden waarborg te geven, dien het Leidsch Arbeidersblad wenschte, tenzij die zou kunnen worden gevonden in de volgende verklaring: „De rechtsche Eaadsfracties zullen, waar financieel moge lijk financieele mogelijkheden kunnen niet vooraf worden vastgelegd waar geen belemmeringen worden in den weg gelegd door hoogere instanties, medewerken om de werk gelegenheid in de gemeente zooveel mogelijk te bevorderen." Deze waarborg behelst niets anders dan de verklaring, dat men in de toekomst eenzelfde politiek zal voeren als men ook in het verleden heeft gedaan; ook in het verleden heeft de rechterzijde altijd gestreefd naar werkverruiming, voor zoover financieel mogelijk. De keuze van deze sociaal democratische wethouders is geschied in de overtuiging, dat, gezien alle omstandigheden, op deze wijze de gemeente politiek het beste zou kunnen worden gedreven. Inzake de gevolgen hiervan voor de gemeente en voor de S.D.A.P. zelf wijst spreker op een uitspraak van den heer Albarda, die getuigt van een vooruitzienden en scherpzinnigen blik, in Het Volk van 20 April 1920in dat blad zeide de heer Albarda aan het adres der Leidsche S.D.A.P. het volgende: „En als die n.l. de sociaal-democratische Wethouders daar (in het College van B. en W. te Leiden) hun intrede gedaan hebben, van Eek, dan zullen wij moeten beantwoorden aan de eischen, die gij, met miskenning van de werkelijkheid en van de mogelijkheden, aan het burgerlijke Burgemeester en Wethouders-college hebt gesteld. Uw sociaal-democratische Wethouders zullen aan dien eisch niet kunnen voldoen. Hun

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 10