21
De Commissaris van Politie, voorgelicht door den in het
bijzonder met de brandweerzaken belasten Inspecteur, is, in
verband met een en ander, van oordeel, dat met de door de
Commissie aangegeven uitbreiding niet geheel kan worden
volstaan.
Naar zijn meening, welke wij tot de onze maken, dient
te worden overgegaan tot aanschaffing van een autospuit
met een capaciteit van 2000 L. p. m., een anto-mechanische
ladder, een auto-gereedschapwagen, een vrachtauto met een
draagbaar motorspuitje en een luchtschuimkanon.
De auto-spuit zal, hoewel van grootere capaciteit dan de
in gebruik zijnde spuiten, toch van de bedoelde lichte
constructie kunnen zijn, zoodat daarmede meer wegen en
bruggen kunnen worden bereden, dan met de in gebruik
zijnde spuiten mogelijk is en mitsdien een sneller bereiken
van het terrein van den brand kan plaats hebben. Is deze
spuit aangeschaft, dan kunnen de thans in gebruik zijnde
spuiten achtereenvolgens grondig worden nagezien en, voor
zooveel noodig, hersteld.
De mechanische ladder, gemonteerd op een automobiel, zal
door den automobielmotor moeten kunnen worden op
gericht. Deze constructie waarborgt een snelle indienststelling
van de ladder ter plaatse, waar dat noodig is.
De auto-gereedschapwagen, ook door de Commissie noodig
geoordeeld, zal moeten dienen om personeel en gereedschap
bij grootere branden aan te voeren, terwijl deze auto tevens
gebezigd kan worden ten behoeve van hulpverleening bij
ernstige ongevallen in de gemeente.
De vrachtauto en het draagbare motorspuitje zullen moeten
dienen, om bij brand in het gedeelte der gemeente, gelegen
buiten den overweg bij het station, ingeval deze overweg
gesloten is, toch onmiddellijk ter hulp te kunnen snellen.
De auto en het spuitje, zoomede eenig ander materieel,
zullen in een nog te maken bergplaats, onmiddellijk voorbij
den overweg, moeten worden ondergebracht. Ook de Com
missie achtte deze voorzieningen noodzakelijk.
Het luchtschuimkanon is noodig, om benzine- en olie-
branden e. d. te kunnen blusschen. Thans beschikt de brand
weer in het geheel niet over materieel, om zoodanige branden
te bestrijden en zij zou bij een dergelijken brand tot machte
loosheid zijn gedoemd.
Met de aanschaffing welke, wij herhalen het, niet een
gevolg is van de reorganisatie inclusief den bouw van een
bergplaats voor de auto met spuitje nabij den overweg en
de aanschaffing van slangen en andere noodzakelijke hulp
stukken, zal'een uitgave zijn gemoeid van rond 21.300.
Dit bedrag is te specificeeren als volgt:
autospuit6500.
auto-ladderdi 8000.
auto-gereedschapwagen1600.
vrachtauto1400.
draagbaar spuitje600.
luchtschuimkanoni 300.
slangen, straalpijpen e. di 1650.
gordels240.
bouw bergplaats nabij overweg1000.
te zamen21.290.
of rond ƒ21.300.
Ten einde de kosten zoo laag mogelijk te houden, is aan
genomen, dat met aanschaffing van chassis voor den gereed
schapwagen en de vrachtauto kan worden volstaan; de
opbouw c.a. zal dan in eigen beheer kunnen plaats vinden.
Volledigheidshalve deelen Avij U nog mede, dat wij reeds
machtiging hebben verleend, om ten laste van de gewone
middelen van den loopenden dienst Amrschillende zaken,
waarvan aanschaffing niet langer kon worden uitgesteld,
aan te koopen, t.w. slangen, een pompje, kleeding voor
personeel, helmen en gordels, een en ander tot een gezamenlijk
bedrag van 4345.
Deze uitgave zal een overschrijding van den betrekkelijken
begrootingspost tot gevolg hebben, tot regeling waarvan wij
U te zijner tijd een voorstel zullen doen.
De kosten van revisie \Tan de in gebruik zijnde spuiten en
van de ladder, waaronder begrepen de aanschaffing van
nieuwe onderdeelen, zijn thans nog niet met zekerheid te
ramen, doch ook deze kosten dienen te komen ten laste
Aran de gewone middelen.
De hierboven gespecificeerde kosten ad 21.300.komen
in aanmerking om uit geldleening te worden bestreden.
Aangezien het meerendeel der objecten ongeveer een levens
duur van 20 jaar kan geacht worden te bezitten, zal de
leening in ten hoogste 20 jaar, aanvangende met het jaar
1937, moeten worden afgeschreven.
Thans rest nog één punt, hetwelk bij de definitieve regeling
van de reorganisatie onder oogen dient te worden gezien,
n.l. het toekennen van vergoedingen aan den Commissarsi
van Politie en aan het politiepersoneel.
Het is o.i. alleszins billijk, dat aan den Commissaris een
belooning wordt toegekend, wegens de voor hem uit de
reorganisatie A'oortvloeiende vermeerdering van werkzaam
heden en toeneming van verantwoordelijkheid. Een belooning
van 500.per jaar komt ons voldoende voor.
Aangezien de jaarwedde van den Commissaris door de
Kroon wordt vastgesteld, ware derhalve aan H.M. de Koningin
te verzoeken het salaris van den Commissaris van Politie
met 500.per jaar te verhoogen en, vermits de Commissaris
de leiding van de brandweer reeds op 1 Juni 1935 heeft
overgenomen, ware daarbij tevens te verzoeken, om die
verhooging op genoemden datum te doen ingaan.
Ook aan het politiepersoneel, dat bij brand dienst doet,
zouden wij, gelijk ook bij andere politiebrandweer-corpsen
gebruikelijk is, premies willen zien toegekend, en wel voor
namelijk om de activiteit van dat personeel te prikkelen,
hetgeen de functionneering van de brandweer ten goede zal
komen.
De belooningen zullen geen groote som behoeven te be-
loopen. Een bedrag van 500.per jaar in totaal zullen zij,
naar het zich laat aanzien en behoudens onvoorziene om
standigheden, niet behoeven te overschrijden. De regeling
van deze vergoedingen kan o.i. aan den Burgemeester worden
overgelaten.
Aan het einde van deze voordracht nemen wij de ge
legenheid te baat om aan de vrijwillige brandweer, welke
nu aan den vooravond van haar opheffing staat, enkele
woorden van waardeering te wijden.
De wijze, waarop de vrijwillige brandweer gedurende een
lange reeks van jaren haar taak heeft volbracht, verdient de
hulde van het Gemeentebestuur en die van de gebeele burgerij.
Het moge haar tot voldoening strekken, te weten, dat zij ge
durende den geheelen duur van haar bestaan, het vol
komen vertrouwen genoot ATan het Gemeentebestuur en van
de burgerij en dat haar arbeid door beiden steeds op hoogen
prijs werd gesteld.
Onder opmerking ten slotte, dat, ter voldoening aan het
bij de behandeling van ons voorstel tot aanstelling van drie
hoofdagenten uitgesproken verlangen, een lijst van de in
vasten dienst zijnde brandwachten in de Leeskamer ter
inzage is gelegd, waarop is vermeld, wie hunner .bij de
politie zullen worden geplaatst en met welke taak zij alsdan
zullen worden belast, alsmede wie van hen, voor het geval
niet alsnog ander emplooi mocht worden gevonden, op
wachtgeld zal moeten worden gesteld, geven wij Uwe Ver
gadering op grond van het vorenstaande in overweging:
a. in te trekken, met ingang van een nader door ons College
te bepalen datum, de verordening A'an 29 April 1909 (Ge
meenteblad no. 6), op de brandAveer, laatstelijk gewijzigd bij
verordening van 18 October 1920 (Gemeenteblad no. 44);
b. een bedrag van 21.300.op den kapitaaldienst van
de begrooting voor 1936 te brengen, ten behoeve van de
uitbreiding van het brandweermaterieel op den voren-
omschreven voet
c. ons College te machtigen aan H.M. de Koningin te verzoe
ken de jaarwedde van den Commissaris van Politie, in verband
met het onderbrengen van de brandweer bij de politie, te
verhoogen met 500.zulks gerekend te zijn ingegaan op
1 Juni 1935;
d. den Burgemeester te machtigen een regeling vast te
stellen, betreffende het toekennen van belooningen aan het
politiepersoneel, dat bij brand heeft dienst gedaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.