20
N°. 28. Leiden, 7 Februari 1936.
In Uwe Vergadering van 7 Maart 1933 werd besloten
om de schoolbaden, in plaats van iedere week, eenmaal in
de 14 dagen te verstrekken.
Dit besluit werd genomen op grond van de verwachting,
dat door het halveeren van het aantal schoolbaden een
aanmerkelijke besparing op de kosten daarvan zou worden
verkregen.
Deze verwachting is, naar thans is gebleken, niet geheel
gegrond geweest. Een nieuwe berekening toch heeft doen
zien, dat de door de vermindering van het aantal school
baden verkregen besparing in totaal op niet meer dan
700.per jaar is te stellen.
De Commissie voor den Geneeskundigen Dienst meent,
dat deze besparing niet opweegt tegen het nadeel, hetwelk
de vermindering van het aantal schoolbaden met betrekking
tot de gezondheid en de reinheid van de schoolkinderen,
voor wie de baden bestemd zijn, kan hebben en adviseert
mitsdien om de verstrekking van die baden weder iedere
week, uitgezonderd de vacanties, te doen plaats hebben.
Wij kunnen ons met dit advies vereenigen en geven,
met verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie gelegde
stukken, Uwe Vergadering derhalve in overweging te beslui
ten om de schoolbaden, met ingang van een nader door
ons College te bepalen datum, weder iedere week te ver
strekken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 29. Leiden, 7 Februari 1936.
Blijkens haar in de Leeskamer ter visie gelegd schrijven
geeft de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst ons in
overweging te bevorderen, dat werkloozen en hun gezins
leden eenmaal per week en wel gedurende de eerste vier
dagen daarvan in de gelegenheid worden gesteld in het
gemeentelijk badhuis stortbaden te nemen tegen den prijs
van 3 cent per bad, met kostelooze verstrekking van hand
doeken en zeep door de gemeente.
Aangezien gedurende de eerste vier dagen der week van
het badhuis slechts weinig gebruik wordt gemaakt, de
kosten van bovenbedoelde baden per jaar niet meer dan
100 a 150 zullen bedragen en het baden en daarmede
de hygiëne kan worden bevorderd, bestaat onzerzijds daar
tegen geen bezwaar.
Mitsdien geven wij, onder verwijzing overigens naar de
ter inzage gelegde stukken, Uwe Vergadering in overweging
te besluiten om werkloozen en hunne gezinsleden eenmaal
per week, en wel op Maandag, Dinsdag, Woensdag of
Donderdag in de gelegenheid te stellen in het gemeentelijk
badhuis een stortbad te nemen a 3 cent per bad, met
kostelooze verstrekking van handdoeken en zeep door de
gemeente.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 30. Leiden, 7 Februari 1936.
In Uwe zitting van 26 Juni 1933 werd bij de behandeling
van ons voorstel tot vaststelling van de verordening,
regelende het geneeskundig schooltoezicht, om praeadvies
in onze handen gesteld het hieronder afgedrukte voorstel
van Uw vroeger medelid, den heer Koole, strekkende tot
instelling van een schoolspreekuur.
Blijkens de toen door den voorsteller gegeven toelichting
was het zijn bedoeling nog eens te doen nagaan, of een
schoolspreekuur door den Directeur van den Gemeentelijken
Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst zou kunnen worden
gehouden, evenals zulks, bij wijze van proef, gedurende het
jaar 1926 had plaats gevonden.
Gelijk Uwe Vergadering bekend zal zijn, werd deze proef
niet voortgezet, omdat genoemden Directeur de daarvoor
noodige tijd was gaan ontbreken.
Omtrent het voorstel van den heer Koole hebben wij
eerst het advies ingewonnen van meergenoemden Directeur,
die ons mededeelde, dat hij thans wel weer in staat was
een dergelijk spreekuur te houden, zij het slechts eenmaal
per week, des Woensdagmiddags.
Onder deze omstandigheden zijn wij met de Commissie
voor den Geneeskundigen Dienst, wier gevoelen wij mede
inwonnen, van oordeel, dat tot de wederinstelling van zoo
danig spreekuur, waaraan overigens voor de gemeente geen
kosten zijn verbonden, kan worden overgegaan.
Aangezien wij reeds vroeger (in Ingek. Stukken No.
245 van 1925) het doel en de beteekenis van een school
spreekuur hebben uiteengezet, meenen wij thans te mogen
volstaan met daarnaar te verwijzen. Wij willen er alleen
nog eens de aandacht op vestigen, dat de aanmelding voor
het onderzoek tijdens het spreekuur geheel vrijwillig zal
zijn, dat geneeskundige behandeling van de kinderen door
den Directeur niet plaats heeft en dat diens taak zich
bepaalt tot het geven van advies aan de ouders, die des-
gewenscht het onderzoek kunnen bijwonen. Bovendien ligt
het in het voornemen het schoolspreekuur te beperken tot
die kinderen, van wie een nader onderzoek, in overleg met
den schoolarts, wenschelijk wordt geacht.
Op grond van het bovenstaande en met verwijzing voor
zooveel noodig naar de in de Leeskamer ter inzage liggende
stukken geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging:
a. te besluiten tot de wederinstelling van een school
spreekuur, tloor den Directeur van den Gemeentelijken
Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst op overeenkomstigen
voet als in 1926, doch als regel eenmaal 's weeks, buiten de
vacanties, te houden, ten behoeve van de leerlingen van de
openbare en bijzondere scholen;
b. het voorstel van den heer Koole hiermede als afgedaan
te beschouwen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Voorstel van den lieer Koole.
Ondergeteekende stelt voor, naast de bestaande school-
artsendienst een schoolspreekuur in te stellen.
C. Koole.
N°. 31. Leiden, 7 Februari 1936.
De voorbereiding van het personeel der politie voor de
brandweertaak is, onder leiding van den Inspecteur en de
drie hoofdagenten, die meer in het bijzonder met de zaken
betreffende de brandweer zijn belast, nagenoeg voltooid.
Thans is derhalve, nu ook de gelden voor den bouw van
een brandweerkazerne zijn gevoteerd, het tijdstip aange
broken, om de reorganisatie definitief te regelen en om de
aan het slot van ons voorstel in zake de reorganisatie van
de brandweer (Ingek. Stukken No. 213 van 1934) bedoelde
maatregelen bij Uwe Vergadering aanhangig te maken, een
en ander, opdat, indien de brandweerkazerne gereed is, de
politie-brandweer haar taak zelfstandig en behoorlijk ge
outilleerd ter hand zal kunnen nemen.
In de eerste plaats zal dan door Uwe Vergadering
behooren te worden besloten tot intrekking van de verorde
ning op de brandweer, waarop het instituut van de vrijwillige
brandweer berust. Met ingang van den dag, waarop die
intrekking van kracht wordt, zal dan door ons College ontslag
aan het brandweerpersoneel kunnen worden verleend.
Met betrekking tot de outillage zullen voorts belang
rijke verbeteringen niet achterwege kunnen blijven.
Voor zooveel noodig herinneren wij er hierbij aan, dat,
ook indien niet tot reorganisatie van de brandweer zou zijn
overgegaan, het bluschmaterieel uitbreiding had moeten
ondergaan.
De oud-Commandant van de Brandweer betoogde, gelijk
bekend, herhaaldelijk, dat het ter beschikking zijnde materieel
niet voldoende kon worden geacht en meermalen werd dan
ook door dezen functionaris op uitbreiding daarvan aange
drongen.
De Commissie, welke ons ter zake van de reorganisatie
aan het eind van 1932 van advies diende, stelde in haar rap
port voor, om de, toen ook door haar reeds noodzakelijk
geachte, uitbreiding van het materieel te doen plaats hebben
door aanschaffing van een lichte auto-motorspuit met een
capaciteit van 1400 L. p.m., een kleine motorspuit op
twee wielen en een personen- tevens gereedschapwagen.
De Commissie ging er daarbij van uit, dat de beide auto
mobiel motorspuiten, welke thans in bedrijf zijn, nog in alle
opzichten bruikbaar waren, al erkende zij de juistheid van
de door den Commissaris van Politie aangevoerde bezwaren
tegen de combinatie van een spuit en een ladder op één auto.
Sedert eenigen tijd echter vertoonen de twee automobiel-
motorspuiten de stoomspuit is al lang voor de blussching
van geenerlei beteekenis meer gebreken, terwijl de op
een der spuiten gemonteerde ladder niet geheel betrouwbaar
meer is, zoodat er slechts een beperkt gebruik van kan
worden gemaakt.