18 van Financiën na afloop van dien termijn de financiëele toe stand der gemeente rentebetaling toelaat, zal rente ver schuldigd zijn. Het rentepercentage wordt alsdan vastge steld door de genoemde Ministers, met dien verstande, dat het niet hooger zal zijn dan dat, hetwelk de 3 rente- gevende Nationale Schuld op dat tijdstip voor den verkrijger reëel afwerpt, en in geen geval meer zal bedragen dan 4 's jaars. De aflossing van het voorschot zal aanvangen in het jaar, volgende op dat, waarin de laatste betaling aan de gemeente heeft plaats gehad, practisch dus in het jaar na dat, waarin de werken zijn gereed gekomen. Telken jare zal ten minste i/40 van het bedrag van het voorschot moeten worden af gelost. Naar het oordeel van ons College is de in de ontwerp overeenkomst vervatte regeling voor de gemeente aannemelijk, terwijl ook tegen de in de bestekken op te nemen arbeids voorwaarden en de zgn. contra-bepalingen, welke de ge meente tegenover het Werkfonds binden, ten einde een juiste toepassing van de arbeidsvoorwaarden te verzekeren voor een en ander moge naar de stukken worden verwezen onzerzijds geen bezwaren bestaan. Op grond van het bovenstaande geven wij, met verwijzing verder naar de ter inzage gelegde stukken en in overeen stemming met de Commissiën van Fabricage en van Finan ciën, Uw Vergadering in overweging: I. op den kapitaaldienst der gemeente-begrooting voor 1936 te brengen een bedrag van in het geheel 456.700.n.l. a. 105.700.ten behoeve van het verbeteren van de Haagbrug en de Wittepoortsbrug met bijkomende werken, b. 103.000.ten behoeve van het leggen van een stam- riool in den Wittesingel en den Zoeterwoudschesingel, tusschen de Witte Rozenstraat en de Jan van Houtbrug, het ver beteren van den Wittesingel tusschen de Witte Rozenstraat en de Koepoortsbrug en het verbreeden en verlagen van de Neksluisbrug, c. 48.000.ten behoeve van het leggen van een stam- riool in den Haarlemmerweg tusschen de Musschenbroek- straat en de grens der bebouwing en het verbeteren van het desbetreffende gedeelte van den Haarlemmerweg, met bij komende werken, d. f 200.000.ten behoeve van den bouw van een riool waterzuiveringsinrichting aan de Slaagh- of Stinksloot; II. met den Staat der Nederlanden een overeenkomst aan te gaan, waarbij aan de gemeente ten behoeve van de onder I genoemde werken een geldleening uit het Werkfonds 1934 wordt verstrekt tot een bedrag van ten hoogste 440.000. (n.l. voor het onder Ia genoemde werk 105.000.voor het onder Ib genoemde werk 103.000.voor het onder Ie genoemde werk 48.000.en voor het onder ld genoemde werk 184.000.-—), zulks onder de door de Regeering vast gestelde, bij het onderhavige voorstel overgelegde voor waarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 26. Leiden, 6 Februari 1936. In Uw Vergadering van 2 December 1935 is besloten het hierna afgedrukte voorstel van den heer van Eek c.s. te behandelen bij de gemeentebegrooting voor 1936. Omtrent dit voorstel mogen wij het volgende opmerken. De meerderheid van ons College is van oordeel, dat het voorstel niet voor aanvaarding vatbaar is. Zij stelt zich op het standpunt, dat hoe gaarne men ook door uitvoering van openbare werken de gevolgen der werkloosheid eeniger- mate zou willen verzachten daarbij in de eerste plaats rekening moet worden gehouden met de mogelijkheden, welke de toestand der gemeente-financiën op dit gebied open laat. Die mogelijkheden zijn in de huidige tijdsomstandig heden beperkt, indien men althans ernstig bedacht is op handhaving van het evenwicht in de financiën der gemeente en daarbij in aanmerking neemt, dat de inkomsten der ge meente elk jaar sterker inkrimpen, zoodat het behoud van dit evenwicht met steeds grootere moeilijkheden gepaard zal gaan. Niettemin was het, door den tot dusverre gevolgden, voorzichtigen koers, in de afgeloopen jaren steeds mogelijk zooals reeds verschillende malen aan Uw Vergadering is uiteengezet, laatstelijk nog bij de behandeling van de ge meentebegrooting voor 1935, naar aanleiding van een soort gelijk werkverruimingsvoorstel als het thans ingediende dat door de gemeente voor groote bedragen openbare werken werden uitgevoerd, zonder verstoring van het evenwicht in de financiën. Dien ouden, beproefden koers thans te verlaten voor een nieuwen, waarbij tot uitvoering van werken op groote schaal, in den geest Aran het voorstel, zou worden overgegaan en die geen rekening zou houden met de financiëele draagkracht der gemeente, zou onoverzienbare schade voor de belangen der gemeente en van de ingezetenen mede brengen en de meerderheid kan daartoe haar medewerking dan ook in geen geval verleenen. Wanneer men trouwens in het oog houdt de vele belang rijke werken, welke op het oogenblik in uitvoering zijn of tot uitvoering waarvan reeds is besloten als voorbeelden mogen worden genoemd de uitbreiding van het Slachthuis, de bouw van een nieuw gymnasium, de bouw van een brand weerkazerne en het maken van een nieuwe Rijnbrug en wanneer men in aanmerking neemt de verschillende werken, welke met steun uit het Werkfonds 1934 zullen worden uitgevoerd zie ons desbetreffende voorstel Ingek. Stukken No. 25 van 1936 dan moet men, naar het oordeel der meerderheid, tot de conclusie komen, dat onze gemeente op het gebied van openbare werken zeer productief is en dat voor het oogenblik de middelen een belangrijk grootere activiteit op dit gebied in geen geval toelaten. De Commissie van Fabricage, in wier handen het voorstel- van Eek c.s. is gesteld, heeft, blijkens haar in de Leeskamer ter inzage gelegd advies, eveneens bezwaar tegen aanvaarding daarvan, ook in' den eenigszins gemitigeerden vorm, welken een harer leden daaraan heeft gegeven, n.l. dat een aantal werken zou worden uitgekozen om als „werkplan" voor de eerstvolgende twee jaren te dienen. De commissie meent, dat thans geen beslissingen voor een langer tijdvak dan een jaar moeten worden genomen en dat, wat de uitvoering van werken betreft, voor het loopende jaar, naast de werken, welke in uitvoering en in voorbereiding zijn (die, waarvoor steun uit het Werkfonds 1934 zal worden verkregen, inbe grepen), slechts van een viertal werken de voorbereiding ter hand zou kunnen worden genomen. Deze werken zijn het bouwrijp maken van een terrein nabij de zweminrichting „De Zijl" en van gronden in den Roomburgerpolder (in het eerste gedeelte van het voorstel-van Eek c.s. bedoeld onder 5° a en c), de verbetering van de Trekvaartbrug (punt 8° van het voorstel) en de vernieuwing van de Schrijversbrug. Na een jaar kan dan, naar de commissie meent, opnieuw onder oogen worden gezien, in hoeverre verdere werkver ruimingsmaatregelen noodig zijn. Met dit advies kan de meerderheid van ons College zich wel vereenigen, voorzoover te zijner tijd blijkt, dat de uit voering van de bedoelde werken financiëel mogelijk is; de beide brugverbeteringen zijn inderdaad urgent en tegën het bouwrijp maken van de bedoelde beperkte terreinen ziet zij geen overwegend bezwaar. Wanneer de desbetreffende plannen zullen zijn vervaardigd, zal Uw Vergadering omtrent de uitvoering een beslissing kunnen nemen. De minderheid van ons College kan zich met het standpunt der meerderheid niet vereenigen. Zij wijst er op, dat het geenszins de bedoeling is, dat al de in het voorstel opgesomde werken binnen korten tijd tot stand zouden moeten komen. Echter acht zij het hoezeer zjj ook erkent, dat de gemeente op het stuk van uitvoering van werken de laatste jaren niet stil heeft gezeten met het oog op de groote werkloosheid noodzakelijk, dat thans op wat grootere schaal de werkver ruiming wordt ter hand genomen. Ook zij wenscht vast te houden aan den eisch, dat het evenwicht in de gemeente- financiën niet wordt verstoord, doch zij meent, dat de geld middelen het uitvoeren van een aantal grootere werken in de eerstvolgende 2 a 3 jaren, naast die, waartoe reeds is of zal worden besloten, wel toelaten. Deze werken zouden dan zoo spoedig mogelijk moeten worden voorbereid en in den loop van de eerste 2 of 3 jaren tot uitvoering moeten komen. De kosten zouden h.i. gedekt kunnen worden door het sluiten van een leening. Bovendien heeft de Regeering toegezegd voor een noodzakelijke aanvulling van het Werkfonds te zullen zorg dragen, waarna wederom een beroep op dat fonds zou kunnen worden gedaan. Het feit, dat in verschillende landen weer van een bescheiden opleving kan worden gesproken, doet de minderheid verwachten, dat ook in ons land dit proces binnen niet al te langen tijd merkbaar zal worden. Met verwerping van alle roekeloosheid op financiëel gebied meent zij toch eenig optimisme te kunnen koesteren. De meerderheid kan, zooals boven is uiteengezet, deze optimistische zienswijze omtrent de capaciteit der gemeente- financiën niet deelen. Meestal immers zouden belangrijke bedragen lange jaren de gemeentebegrooting blijven bezwaren om een relatief zeer klein aantal werkloozen gedurende .enkele maanden werk te verschaffen. Doch buitendien moet zij er op wijzen daargelaten, dat enkele der in het voorstel opge somde werken behooren tot die, welke met behulp van het Werkfonds 1934 zullen worden aangevat, zoodat opneming van deze werken in het voorstel geenerlei zin heeft dat, gelijk ook reeds bij vorige gelegenheden in het licht is gesteld, het meerendeel der opgesomde werken ook om andere dan geldelijke redenen niet rijp voor uitvoering is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 10