25 teneinde duidelijk te doen uitkomen met welke klasse van verpleging men te doen heeft, hetgeen in de praktijk niet zonder belang is, om de 2e klasse A voortaan als „tweede klasse" en de 2e klasse B als „derde klasse" aan te duiden. Dit maakt een wijziging van verschillende artikelen der desbetreffende verordening noodig; met het oog hierop geven wij aan vaststelling van een nieuwe verordening de voorkeur boven wijziging van de thans geldende. Ten slotte kan het bedrag, dat aan de patiënten van „Khijngeest" voor kosten van voeding en huisvesting van afzonderlijk verplegend personeel in rekening wordt ge bracht 3.per dag voor de eerste klasse en 2.50 per dag voor de 2e klasse A tot resp. 1.50 en 1.per dag worden verlaagd. Zou de bezetting onverhoopt dezelfde blijven als in 1935, dan zal de gemeente als gevolg van de boven voorgestelde maatregelen, over een vol jaar gerekend, een bedrag van rond 14.000.aan inkomsten derven. Wij hebben echter hoop, dat dit verlies door een betere bezetting zal worden opgevangen. Op grond van het bovenstaande en met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer ter visie gelegde stukken geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening: V E IC ORDE 1 G, houdende voorwaarden van opneming en verpleging van lijders in het Sanatorium voor zenuwlijders RhijngeesV te Oegstgeest. Artikel 1. In het Sanatorium „Bhijngeest" worden verpleegd lijders aan organische en functioneele zenuwziekten. Lijders aan besmettelijke ziekten en krankzinnigen worden niet opgenomen. De geneeskundige behandeling is opgedragen aan de daartoe aangestelde geneesheeren in overleg met den Hoog leeraar in de psychiatrie aan de Bijks-Universiteit te Leiden. Art. 2. Het verzoek tot opneming behoort te worden gericht aan den Geneesheer-Directeur. Daarbij moet worden opgegeven het geslacht en de leeftijd van den lijder, de datum waarop en de klasse, waarin opneming wordt verlangd, alsmede voor wiens rekening de verpleging zal geschieden. Deze laatste stelt zich bij schriftelijke verklaring verantwoordelijk voor de betaling van alle kosten aan de verpleging verbonden. Tevens moet bij het verzoek tot opneming worden over gelegd een verklaring van den geneesheer, die den lijder het laatst behandeld heeft, in welke verklaring de voornaamste verschijnselen der ziekte worden vermeld, en waaruit duidelijk moet blijken, dat de patiënt niet aan krankzinnigheid noch aan een besmettelijke ziekte lijdende is. Art. 3. Er zijn drie klassen van verpleging, waarin zoowel manne lijke als vrouwelijke patiënten worden verpleegd. Art. 4. De verpleegden der eerste klasse zijn gehuisvest in de uitsluitend voor hunne verpleging ingerichte villa „Bhijn- geest", waar zij of afzonderlijke kamers öf kamers, ingericht voor twee verpleegden, hebben en waar een gezelschapszaal te hunner beschikking is. Zij gebruiken de maaltijden gezamenlijk in de gezelschaps zaal. Wanneer dit om bepaalde redenen niet gewenscht is en de maaltijden op de kamer gebruikt worden, wordt voor eerste ontbijt, tweede ontbijt en middagmaal resp. 10, 15 en 25 cents extra berekend. Zij kunnen van alle wandelingen op het landgoed „Ehijn- geest" gebruik maken. Art. 5. De verpleegden der tweede en derde klasse zijn gehuisvest in het hoofdgebouw. Die der tweede klasse hebben kamers, ingericht voor twee, drie of vier verpleegden of afzonderlijke kamers; die der derde klasse kamers, ingericht voor drie tot vijf verpleegden. De plaatsing der verpleegden in de verschillende vertrekken wordt geregeld in verband met hetgeen uit een geneeskundig oogpunt voor hen wenschelijk geacht wordt. Er zijn voor beide klassen gezelschapszalen, ingericht ten gebruike van de verpleegden. In elk der beide klassen gebruiken de verpleegden de maaltijden gezamenlijk in de gezelschapszaal. Wanneer dit om bepaalde redenen niet gewenscht is en de maaltijden op de kamer gebruikt worden, wordt voor eerste ontbijt, tweede ontbijt en middagmaal in de tweede klasse resp. 5, 10 en 15 cents en in de derde klasse resp. 2|, 5 en 10 cents extra berekend. Zij kunnen gebruik maken van het landgoed „Bhijngeest" met uitzondering van een uitsluitend voor de verpleegden der eerste klasse bestemd gedeelte. Art. 6. Behoudens het bepaalde in art. 13 bedragen de kosten van verpleging a. in de eerste hlasse, naar gelang van de kamer, welke de verpleegde in gebruik heeft, ƒ6.—, ƒ7.— of ƒ8.— per dag bij het gebruik van een afzonderlijke kamer en 5.per dag bij verpleging met een ander in één kamer; b. in de tweede Masse 5.50 per dag bij het gebruik van een afzonderlijke kamer en 4.per dag bij verpleging met anderen in één kamer; c. in de derde Masse ƒ3.per dag. Echter bedragen de kosten van verpleging voor een persoon, die, blijkens in schrijving in het bevolkingsregister, onmiddellijk vóór zijn opneming gedurende ten minste één jaar onafgebroken werkelijke woonplaats in de gemeente Leiden heeft gehad, tot ten hoogste 3 plaatsen voor vrouwen en ten hoogste 3 plaatsen voor mannen, ƒ2.50 per dag, indien, naar het oordeel van de Commissie van Beheer, zijn financiëele omstandigheden zulks noodig maken. Onder de kosten van verpleging zijn begrepen pension met bediening, het eerste geneeskundig onderzoek, de verdere geneeskundige behandeling, geneesmiddelen en baden. Ver sterkende middelen, voor zoover niet in het pension begrepen, als extra melk, eieren en bouillon, mineraalwateren, suiker vrije melk, handchocolade, wijnen, spécialités enz. worden evenals verband- en andere verpleegartikelen tegen den kostenden prijs afzonderlijk in rekening gebracht. Patiënten in de eerste klasse en in de tweede klasse, met wie om de een of andere reden in dezelfde kamer geen andere lijder meer kan worden verpleegd, zijn verplicht het voor het gebruik van een afzonderlijke kamer verschuldigde te betalen. Art. 7. De Geneesheer-Directeur verleent desverlangd zijn be middeling, wanneer ten behoeve van verpleegden in de eerste of de tweede klasse afzonderlijk verplegend personeel van buiten de inrichting noodig is. Onverminderd het bedrag, dat aan deze verplegenden als salaris moet worden uitgekeerd en door de patiënten met hen moet worden verrekend, is voor kosten van voeding en huisvesting van het afzonderlijk verplegend personeel 1.50 of ƒ1.per dag verschuldigd, al naar gelang de ver pleging in de eerste of in de tweede klasse geschiedt. Art. 8. Het bedrag der verpleegkosten moet zoowel bij de op neming als daarna telkens over 30 dagen vooruit betaald worden. Indien echter de opneming voor een bepaald onder zoek of voor een bepaalde behandeling wordt verlangd, waarvan de duur korter dan 30 dagen zal bedragen, behoeft slechts vooruitbetaling te geschieden over dien, met den Geneesheer-Directeur overeen te komen, korteren tijd der verpleging. Art. 9. Aan oud-patiënten wordt voor gewone poliklinische be handeling in het Sanatorium op daarvoor vastgestelde dagen en uren per visite in rekening gebracht: een bedrag van 3.indien zij vóór hun vertrek in de eerste klasse werden verpleegd; een bedrag van 2.50, indien zij vóór hun vertrek in de tweede klasse werden verpleegd; een bedrag van 2.indien zij vóór hun vertrek in de derde klasse werden verpleegd. Indien de behandeling extra-kosten medebrengt, worden deze afzonderlijk in rekening gebracht. Bovendien kunnen de hulpmiddelen van het Sanatorium, waaronder ook de zoogenaamde psychische therapie, ter be schikking gesteld worden van patiënten, op verzoek van de hen behandelende geneesheeren in Leiden of elders, op daar voor vastgestelde dagen en uren, tegen een uniform tarief van 2.50 per keer. Gver de voor de poliklinische behandeling of het gebruik der hulpmiddelen verschuldigde gelden wordt na afloop van iedere maand een nota toegezonden, waarvan binnen acht dagen voldoening moet volgen. Art. 10. Iedere verpleegde moet in het bezit zijn van de noodige kleedingstukken, in overeenstemming met zijn stand en levenswijze. Doorgaans zullen van onderkleéren zes stuks van elk voldoende zijn. Elk kleedingstuk moet behoorlijk gemerkt zijn, terwijl een nauwkeurige opgave moet worden oyergelegd van die, welke de lijder medebrengt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 3