MAANDAG 20 JANUARI 1936. 9 Gastarievene.a. (Voorzitter e.a.) Dit amendement wordt verworpen met 19 tegen 16 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Wilmer, Manders, Schoneveld, Splinter, Tepe, van Rosmalen, van der Kwaak, Bergers, de Vries, Goslinga, Lombert, de Reede, Tobé, Eikerbout, Coster, Wilbrink, van der Reijden, Romijn en Beekenkamp. Vóór stemmen: de heeren Schüller, Carton, Verweij, van Stralen, Vos, Hessing, van Weizen, Groeneveld, van der Voort, van Eek, Snel, Kuipers, mevrouw Braggaar, de heeren Vallentgoed, Jongeleen en mevrouw de Cler. Artikel IV wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen V en VI worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XI. Voorstel tot wijziging van de verordening op de heffing van een belasting onder den naam van Straatbelasting, te Leiden, tevens praeadvies op het verzoek van den Verhuurders- bond voor Leiden en Omstreken om verlaging van de straat belasting en restitutie van die belasting bij langdurig leegstaan van gebouwde eigendommen. (255 van 1935) Hierbij komt tevens aan de orde het nader adres van den Verhuurdersbond voor Leiden en Omstreken. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten overeenkomstig punt a van het voorstel van Burge meester en Wethouders. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen twee amende menten van den heer Romijn, luidende: A. in plaats van de woorden „twaalf achtereenvolgende maanden" in art. 8bis te lezen de woorden „den termijn van een half jaar". B. wat betreft art. 8bis. I. in plaats van de woorden „twaalf achtereenvolgende maanden" te lezen „den termijn van één jaar". II. in plaats van het woord „gedurende" tusschen de woorden „die" en „dat" te lezen „over". III. aan art. 8bis een 2de lid toe te voegen, luidende: „Voor de berekening van den in het eerste lid bedoelden termijn wordt bij het verkrijgen van eigendom door erf opvolging de periode van het ongebruikt en onverhuurd gebleven zijn tijdens het eigenaar zijn van den erflater opgeteld bij dien van den verzoeker". De heer Romijn zegt, dat de straatbelasting, die als een vaste last is aan te merken, zooveel mogelijk verlaagd dient te worden. Hoewel spreker sympathiek staat tegenover het verzoek van den Verhuurdersbond om de straatbelasting over de geheele linie te verlagen, welk verzoek te recht wordt gedaan, acht hij zich met het oog op den financieelen toestand van de gemeente in de tegenwoordige omstandigheden niet verantwoord, indien hij aan „dit verzoek zijn steun verleent. Wel moet naar sprekers meening aan het tweede gedeelte van het verzoek van den Verhuurdersbond worden voldaan. De straatbelasting dient n.l. verhaald te worden op de huurders; is er geen huurder, dan is het ook onmogelijk tot het verhaal te komen. Door het niet verhuurd zijn van een pand lijdt de eigenaar toch reeds een groot verlies aan inkomsten, waardoor het voor hem extra zwaar is de straat- belasting te betalen. Indien het amendement sub A niet mocht worden aan genomen, zal het gewenscht zijn om taalkundige redenen het amendement sub B I, te aanvaarden. Ter vermijding van interpretatieve kwesties is het gewenscht in plaats van „twaalf achtereenvolgende maanden" te lezen „den termijn van één jaar", ten einde duideüjk te doen uitkomen, dat hierbij geen sprake is van een kalendermaand en de periode op een willekeurigen datum kan aanvangen. De amendementen sub B II en III worden volkomen gedekt door de practijk, die bij de restitutie van de grond belasting bestaat. Spreker neemt aan, dat het de bedoeling van het College is geweest die practijk van de grondbelasting ook hier bij de straatbelasting toe te passenhet zal dus geen bezwaar ontmoeten deze terminologie van spreker over te nemen, opdat dan ook inderdaad een volkomen gelijke toe- Straatbclasting. (Romijn e.a.) passing als bij de grondbelasting wordt verkregen en opdat het niet noodig zal zijn den tekst van de verordening geweld aan te doen bij het volgen van een dergelijke practijk. De heer Wilbrink sluit zich aan bij het amendement- Romijn. Spreker acht het ook noodzakelijk den huiseigenaren ten opzichte van deze belasting tegemoet te komen. Bij de invoering dezer belasting was het mogelijk haar op de huur ders te verhalen, maar nu den laatsten tijd zoovele woningen leeg staan, is ze onder de exploitatiekosten opgenomen. Ook is het, waar zoovele panden geruimen tijd leegstaan, ongewenscht dat de Overheid, niettegenstaande daarop belangrijke bedragen moeten worden toegelegd, toch dezen extra-last blijft heffen. Het amendement-Romijn is dan ook in alle opzichten gerechtvaardigd en spreker hoopt dan ook, dat de Raad het zal aannemen. De heer Manders zal ook met het amendement-Romijn meegaan, omdat hij de straatbelasting op zich zelf niet juist acht. In de gewone belastingen is het onderhoud van de straten al verrekend en daarom acht spreker de geheele straatbelasting niet juist. Alles wat daarin verlichting brengt, zal spreker gaarne ondersteunen. De heer Hessing is het niet met den heer Manders eens en ontraadt het amendement-Romijn. Als er één belasting is, waarvan duidelijk aantoonbaar is, dat er prestaties van de zijde van de gemeente tegenover staan, dan is het toch wel de straatbelasting; die prestaties blijven, ook al staan de panden leeg. Het spreekt vanzelf dat, waar ieder van de economische omstandigheden den nadeeligen invloed onder vindt, de huiseigenaren te dien opzichte geen uitzonderings positie innemen en ook minder inkomsten zullen hebben. Het doet in dit verband eigenaardig aan, den heer Romijn hier zoo'n roerend betoog te hooren houden over de slechte positie van de huiseigenaren onder de tegenwoordige omstandig heden, terwijl in de vorige raadszitting de heer Romijn die economische omstandigheden blijkbaar hoegenaamd niet van invloed vond op de positie van de werkloozen in Leiden, want de heer Romijn wilde niets meer of minder dan hun steun verlagen. In die redeneering klopt iets niet. Bovendien moet een groot deel van deze straatbelasting, n.l. 1/3, worden opgebracht door forensen, door huiseigenaren, door N.V.'s niet in Leiden woonachtig of gevestigd, welke eigenaren verder van eenige andere belasting in Leiden uitgesloten zijn. Met de aanneming van het voorstel van het College wordt voor een groot gedeelte aan het verzoek van den Verhuurders bond tegemoet gekomen. Wat de interpretatie van art. 8 bis betreft, bereikt de heer Romijn zijn doel niet met de door hem voorgestelde wijziging, maar zou hij moeten voorstellen wijziging in: „365 achtereen volgende dagen". Op de door hem voorgestelde wijze zal hij zijn doel niet bereiken, want een schrikkeljaar telt 366 dagen. Overigens zijn de amendementen van den heer Romijn niet van groot belang. Waar hij zelf zegt, dat bij de grond belasting de practijk is, dat het bedrag wordt terugbetaald, is het overbodig deze bepaling in een artikel van de ver ordening op de straatbelasting afzonderlijk vast te leggen. Burgemeester en Wethouders zullen de door hen voor gestelde redactie van art. 8 bis niet anders interpreteeren dan bij de grondbelasting gebruikelijk is. De heer Bergers is het in het geheel niet eens met het betoog van den heer Hessing, die geen medelijden heeft met de huiseigenaren. Een vergelijking tusschen de huiseigenaren en de werkloozen gaat niet op. Bij het onverhuurd zijn van een perceel blijven de vaste lasten gelijk en daarom zal de Raad goed doen met het amendement van den heer Romijn te aanvaarden. Wordt de straatbelasting ook gerestitueerd, wanneer van een perceel een gedeelte (boven- of benedenwoning) leegstaat? De heer de Reede zegt, dat het in dezen niet gaat om een verlaging van lasten, maar om een verbetering van de be staande verordening op de straatbelasting. Tot nog toe werd n.l. geen rekening gehouden met het leeg staan van vaste goederen. Het is in dat geval onbillijk en ook ongewoon belasting te heffen. Men kent het voorbeeld van de grond belasting. De wet op de Grondbelasting is geen gelegenheids wetgeving, maar berust op een groote en langdurige praktijk. Wil men werkelijk de vaste lasten verminderen, dan zal men verder moeten gaan en het tarief van de straatbelasting zelf moeten herzien. Daartoe zou spreker thans geen vrij moedigheid hebben. Wat het College thans voorstelt, kan echter niet worden afgewezen, omdat de verordening vanaf haar vaststelling een leemte vertoont, waarvan onder de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 9