MAANDAG 20 JANUARI 1936.
•21
Distributie van gocdkoope groenten.
(Wilbrink e.a.)
in September als Wethouder opgetreden en wanneer hierbij
spoed moest worden betracht, dan was er zeker ruimschoots
gelegenheid geweest een voorstel in den Raad te brengen.
Volgens den Wethouder gaan met de voorbereiding nog
zeker 3 weken heen en dan komt men juist op het ongun
stigste tijdstip om doorgedraaide groenten te distribueeren
dan zijn juist de oude groenten ongeveer op en moeten de
versche groenten nog komen. Daarom acht spreker het
bezwaar tegen aanhouding onjuist; de eisch is alleszins ge
motiveerd, dat de Raad behoorlijk voorbereid over de
principieele quaestie, die spreker er in ziet, beslist. Daarom
verzet hij zich tegen dadelijke behandeling van deze zaak;
bovendien worden juist in den tijd, waarop deze zaak in
werking moet treden, aan de veilingen verreweg de minste
groenten aangevoerd.
Den heer Eikerbout zijn de mededeelingen van den Wet
houder niet duidelijk genoeg. Deze zegt: op het oogenblik
zijn 7 millioen K.G. groenten ter beschikking; het is de
bedoeling ze in te koopen voor 21 cent en ze te verkoopen
voor 3 centdie halve cent zal dan aan de groentehandelaren
gegeven worden. Spreker kan zich indenken dat de Raads
leden dit gaarne nader gedefinieerd zien en dat dit schriftelijk
ingediend werd. De mogelijkheid daartoe was zeker aanwezig
waar men in Juni een schrijven van de Regeering heeft
gehad, was het mogelijk geweest deze zaak eerder aan de
orde te stellen. Bovendien heeft spreker hierop reeds bij de
begrooting voor 1935 gewezen; als volgens den heer Romijn,
gelet op de ligging van Leiden, distributie van groenten
allerminst noodig was, dan geeft deze daarmee reeds te
kennen, dat men het toen niet wenschte en dan acht spreker
het wel van belang, dat allen precies weten hoe de vork in
den steel zit. Dat weet men op het oogenblik niet en daarom
gevoelt spreker er veel meer voor dat men er voldoende
inzicht in krijgt, hoewel hij het diep betreurt, dat men er
niet eerder mee gekomen is.
De heer Romijn betwist ook na de uiteenzetting van den
Wethouder, dat deze zaak spoedeischend is; er is alle ge
legenheid geweest voor het College om een schriftehjk prae-
advies aan den Raad over te leggen.
Spreker doet het ook op grond van zijn ervaring. Toen
de heer Eikerbout een opmerking daaromtrent maakte,
heeft spreker gezegd, dat zijn geheele organisatie gereed
was en hij met de distributie van goedkoope groenten kon
beginnen, zoodra z.i. de gelegenheid daartoe bestond. De
heer Eikerbout maakte zijn opmerking op grond van onders-
handsche inlichtingen, die hij van een aan spreker onbekend
college had ontvangen. Spreker heeft daarna aan de betrokken
autoriteiten gevraagd, of de gemeente Leiden in aanmerking
mocht komen voor het nemen van een proef met de distri
butie van groenten. Toen deze vraag bevestigend beantwoord
werd, riep spreker alle belanghebbenden bij elkaar. Hij
meende daartoe op grond van het democratische regeer-
beleid verplicht te zijn en het verwondert hem dan ook nu
te bemerken, dat de sociaal-democratische Wethouder van
Sociale Zaken van oordeel is alle belanghebbenden te kunnen
uitschakelen en op zijn eigen oordeel te kunnen afgaan.
Wanneer het College de medewerking van de Raadsleden
in dezen vraagt, is het mogelijk, dat spreker zijn medewerking
verleent, maar ook, dat hij weigert haar te verleenen. In
alle geval wenscht hij ingelicht te zijn omtrent het oordeel
van de deskundigen.
Spreker betwist het, dat men door het nemen van dezen
maatregel eenige verandering zou brengen in den toestand,
dat veel groente vernietigd wordt, waarnaar velen zitten te
snakken. Misschien bestaat er in sommige plaatsen, b.v. in
Drenthe, behoefte aan die groente, maar in Leiden, waar
de verschillenden groeten te kust en te keur te krijgen zijn
voor denzelfden of misschien nog lageren prijs en op veel
gemakkelijker wijze en voorwaarden, bestaat die behoefte niet.
Spreker ontving gaarne een schriftelijk praeadvies van het
College, opdat de Raad kan oordeelen over de vraag, of het
inderdaad in het belang van de werkloozen is, dat deze
maatregel in Leiden wordt genomen.
De heer van Eek zou het zeer betreuren, indien het voorstel
van het College niet in deze zitting werd behandeld. Allen
zijn van het belang voor de werkloozen overtuigd. Het is
juist midden in den winter van het meeste belang, dat te
dien opzichte maatregelen worden genomen. Indien in. deze
vergadering geen beslissing valt, zal dit tot een belangrijk
uitstel leiden.
Indien het ging om een geheel nieuwe zaak, zou spreker
uitstel van behandeling noodzakelijk achten. Het is echter
een zaak, die in hooge mate door de Regeering wordt be-
Distributie van qoedkoopc groenten.
(van Eek e.a.)
vorderd. In een reeks van gemeenten is de maatregel reeds
genomen. Men zal er zijn gedachten wel over hebben laten
gaan, ook naar aanleiding van de artikelen, die in de pers
hebben gestaan. Spreker ziet dan ook niet in, waarom in
deze vergadering geen beslissing zou genomen kunnen
worden. Het zal afhangen van de vraag, in hoeverre de
Wethouder in staat is mede te deelen, of de maatregel in
Leiden noodig is en welke voorbereidingen hij heeft getroffen.
Men kan nu wel zeggen, dat deze zaak eerder aan de orde
gesteld had moeten worden, maar men dient ook niet te
vergeten, dat een nieuw gekozen Wethouder eenigen tijd
noodig heeft om zich in te werken in de zaken, die hij bij zijn
optreden aan zijn afdeehng vindt en niet alles tegelijk ter
hand kan nemen. Het ware natuurlijk beter geweest, wanneer
die zaak hier beter voorbereid was gekomen; nu krijgt men
misschien een onzuivere stemming; nu zullen misschien
Raadsleden tegen stemmen, die er in beginsel voor gevoelen,
maar toch bezwaar hebben tegen dadelijke behandeling.
Spreker hoopt dat de Raad in het belang der zaak, op het
oogenblik deze zaak zal willen afhandelen; er zijn inderdaad
zeer groote belangen bij betrokken.
De heer Tepe zou het in het belang van de zaak zelf en
van de op het oogenblik bestaande voorziening wenschelijk
achten dat het vandaag tot een beslissing komt, maar heeft
zijn stem in dezen afhankelijk gesteld van de opmerkingen,
die hier naar aanleiding van dit voorstel gemaakt zouden
worden. Nu heeft spreker van 4 verschillende fracties ernstige
bezwaren tegen dadelijke behandeling van deze zaak gehoord.
Spreker moet dien leden inzooverre gelijk geven, dat hij
ook betreurt en erkent, dat deze zaak wel wat te laat is in
gediend en dat voor den Raad tijdiger en schriftelijke voor
bereiding wenschelijk zou zijn geweest; dan had men er
beter a tete reposée over kunnen oordeelen. Wanneer men
dus in het belang van de zaak zelf en van de werkloozen,
die inderdaad ook door dezen maatregel geholpen zullen
zijn, over de bezwaren tegen de late indiening kan heen
stappen, laat men het dan ook doen. De zaak zelf is niet
van zoo heel veel beteekenis, noch voor de gemeentekas,
noch principieel; een belangrijk principe is er niet mee
gemoeid. Het gaat hier niet over de vraag van een algemeene
groentendistributie, maar eenvoudig om een maatregel in
het belang van de werkloozen. Daarom zou spreker het op
prijs stellen wanneer de Raad kon besluiten tot dadelijke
behandeling en zich niet te sterk vastklampte aan de for-
meele bezwaren; mochten die echter gehandhaafd worden
dan durft spreker anderzijds, gezien de eenigszins late in
diening, niet de vrijheid nemen om tegen den wensch van
4 fracties in als het ware een besluit te forceeren, om mede
te werken dat deze zaak toch in den Raad spoedeischend
behandeld wordt, niettegenstaande men werkelijk meent
haar op het oogenblik niet voldoende te kunnen overzien.
De heer Goslinga zegt, dat het toch bangmakerij is, wanneer
de heer van Stralen zegt: „wanneer het nu niet besloten
wordt, duurt het nog 6 weken". Waarom moet het zoo lang
duren? De Voorzitter zegt nu, dat de eerstvolgende Raads
zitting waarschijnlijk zal plaats hebben op 17 Februari, maar
het is toch de bedoeling van het College het aangehouden
punt 13 van de agenda nog vóór de behandeling van de
begrooting te doen afhandelen? Wanneer nu in een Raads
zitting over 14 dagen, tegelijk met voorstel 13 van deze
agenda, ook dit punt behandeld wordt, dan behoeft het
niet 6 weken te duren; dan kan de Wethouder voortgaan
met zijn maatregelen. Dan is er geen noemenswaardig op
onthoud. Spoedeischend aan de orde gesteld worden altijd
onbeteekenende zaken, die vrijwel algemeen door den Raad
werden aanvaard, een grondverkoopje, de Kerstgave voor
werkloozen, dus zaken waarover geen verschil van meening
was. Over deze zaak is echter toch wel eenige deining. Moeten
de Raadsleden, als vertegenwoordigers van de burgerij, dit
nu maar afsnijden? Spreker vindt dat zeer ondemocratisch.
De Voorzitter zegt, dat het College bereid is, zijn uiterste
best te doen om deze zaak te regelen op de manier, die door
den heer Goslinga in overweging is gegeven en daarover alsnog
een vergadering, misschien op 3 Februari a.s. te beleggen.
Spreker kan het niet precies van te voren vaststellen en zich
aan die toezegging ook niet binden. Het College wil echter
zijn uiterste best doen om den termijn van uitstel zoo kort
mogelijk te doen zijn, maar moet zich hierover nader beraden.
Het voorstel wordt aangehouden tot een volgende ver
gadering.
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het
belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.