MAANDAG 20 JANUARI 1936.
15
Sportstichting.
(Tobé e.a.)
Statuten Sportstichting achter het woord „verbinden", de
punt te veranderen in een komma en toe te voegen de
woorden: „welke niet zullen betreffen het gebruik van deze
objecten op den Zondag of daarmede gelijkgestelde dagen;"
wordt door het gewijzigde voorstel van Burgemeester en
Wethouders geacht te zijn vervallen.
Beraadslaging over artikel 3.
De heer Tobé zegt, dat het idéé „wedstrijdsport", waarover
in dit verband reeds veel gezegd is, altijd zeer rekbaar is;
er zijn wedstrijden met en zonder publiek. Spreker heeft
jarenlang aan sport gedaan en is tot de overtuiging gekomen,
dat men wedstrijden kan spelen zonder publiek, terwijl er
toch een paar honderd menschen staan te kijken. Het is n.l.
voor een. sportvereeniging een heel klein kunstje om iedereen
tot donateur of lid te maken voor ƒ0.50 of ƒ1.per jaar;
dan is dat geen „publiek". Die menschen mogen alle wed
strijden bijwonen. Nu mag het College zeggen: „geen wed
strijden met publiek vóór 13 uur", maar dan komt men voor
het feit te staan, dat talrijke donateurs de wedstrijden bij
wonen; aldus worden verkapte wedstrijden met publiek ge
speeld vóór 13 uren.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amende-,
ment van den heer Tobé, luidende:
„Ondergeteekende stelt het volgende amendement voor
op art. 3 van de statuten der Sportstichting: „achter het
woord verbinden te lezen: De stichting zal alle hiervoor
genoemde terreinen en inrichtingen welke onder haar beheer
staan des Zondags tot één uur gesloten houden," welk amen
dement door voorsteller nader wordt geredigeerd als volgt:
Ondergeteekende stelt het volgende amendement voor
op art. 3 van de statuten der Sportstichting: „De
woorden achter het woord verbinden te doen vervallen,
en in plaats daarvan te lezen: „De stichting zal alle hiervoor
genoemde terreinen en inrichtingen welke onder haar beheer
staan des Zondags tot één uur gesloten houden."
De heer Komijn acht het amendement-Tobé een gelegen-
heidsvoorstel. De deskundigheid van den heer Tobé, die een
vooraanstaand man is in de roomsch-katholieke sportbe-
weging, trekt spreker niet in twijfel, maar spreker gelooft
toch, dat de heer Tobé deze zaak van te eng standpunt be
ziet. De heer Tobé klemt zich vast aan het voetbal, inderdaad
een zeer populaire sport, maar men heeft hier ook te maken
met andere takken van sport, die niet zoo populair zijn, niet
zoo het publiek aantrekken en die voor het grootste gedeelte
individueele, althans zeer beperkte beoefening vinden. Nu
specialiseert het amendement-Tobé zich te veel op het
voetbal; spreker acht het niet geheel onwaarschijnbjk, dat
het bestuur van de Sportstichting ook de beoefening van
andere takken van sport zal bevorderen, b.v. van tennis,
die niet zooveel publiek trekken; door aanneming van het
amendement-Tobé ontneemt men de gelegenheid tot beoefe
ning van deze sport en zal de Sportstichting de revenuen
daarvan missen, waardoor men haar de gelegenheid tot een
inderdaad commercieel beheer van deze zaak ontneemt.
Bovendien is het niet juist in een dergebjke stichtingsacte
een dergebjke bepaling op te nemendie harmonieert en strookt
daar niet mee. De discussie heeft aangetoond, dat er een al
gemeen, althans ruim gevoelde opinie is, dat wedstrijden met
pubbek des Zondags vóór 13 uur ongewenscht zijn en nu
mag men toch aannemen, zeer stellig, dat het toekomstige
bestuur daarmee rekening zal houden en dat dit de wegen zal
vinden en de middelen zal hebben om dit tot gelding te brengen
en te verhinderen het ontstaan van een toestand, waartegen
een zeer groot deel van den Raad zich verzet. De heer Tobé
vreest, dat indien wedstrijden zonder pubbek worden toege
staan, het Bestuur groote moeite zal hebben een dergebjke
bepaling te handhaven. Dit zal echter bij deze instelling niet
zoozeer het geval zijn; naar sprekers idéé zal het bestuur der
Sportstichting niet alleen uit belanghebbenden bestaan, n.l.
uit de bestuurders van de verschillende vereenigingendat
zullen personen zijn, onafhankelijk van de sportverenigingen.
Men kan dit beter overlaten aan het Bestuur van de Sport
stichting, dat zeer stellig alle gelegenheid en macht zal hebben
om misbruik van mogelijke bepabngen betreffende lidmaat
schap en donateursschap van vereenigingen te verhinderen.
De betrokkenen zullen wel zoo verstandig zijn voldoende
bepabngen te maken, waardoor zij dien toestand kunnen
voorkomen en dan verdient het aanbeveling het aan het be
stuur over te laten om daardoor niet genoodzaakt te zijn
individueele sportbeoefening, die geen pubbek trekt, niet
het karakter van een wedstrijd heeft en het sentiment van
het publiek niet prikkelt, te verbieden en daardoor revenuen
voor de Sportstichting verloren te doen gaan.
Sportstichting.
(Manders e.a.)
De heer Mandors is het met den heer Romijn eens, dat in
de statuten van de Sportstichting of welke andere door de
gemeente in het leven geroepen stichting ook geen bepabngen
moeten worden opgenomen, die het de gemeente moeibjk
kunnen maken. In de thans voorgestelde statuten staat veel
te veel, dat er niet in behoeft te staan.
De statuten moeten zoo soepel mogebjk zijn, opdat de
gemeente bij eventueele moeibjkheden gemakkebjk zal
kunnen ingrijpen. De bepabng, die door het amendement-
Romijn in artikel 3 is opgenomen, moet dan ook zeer zeker
vervallen. De heer Romijn heeft door de indiening van zijn
amendement de geheele zaak moeibjker gemaakt. Spreker
kan zich echter zeer goed vereenigen met het amendement
van den heer Tobé.
De heer Carton sluit zich geheel aan bij het betoog van den
heer Romijn.
De heer van Eek kan zich vereenigen met het voorstel
van het College, waardoor in verband met de Zondagswet de
beslissing over het al of niet spelen op Zondag wordt over
gelaten aan Burgemeester en Wethouders. Dit wil niet zeggen,
dat spreker het eens zou zijn met de besbssingen, die het
College zal nemen. Het is echter goed, dat één lijn wordt
getrokken en het voorstel van het College wordt aangenomen.
Spreker verzet zich tegen elke beperking, die de Raad
verder zou willen aanbrengen. In den tegenwoordigen tijd
loopen de denkbeelden omtrent datgene, wat men op Zondag
behoort te doen, buitengewoon uiteen. Het is gewenscht,
dat men elkaar daarin zooveel mogebjk vrij laat. Wanneer
personen van sociaal-democratische levensbeschouwing abso
luut geen kwaad zien in sportbeoefening en wedstrijden op
Zondag, dan hindert het spreker en de zijnen, dat men hen
daarin absoluut niet terwille wil zijn. Men kan zeggen: het
zijn personen van een ernstige levensbeschouwing, maar
dat wil spreker ook metterdaad erkend zien en nu is het
streven hier, dat zij, die van een andere levensopvatting zijn,
den Zondag moeten besteden op een wijze, die past in de
levensbeschouwing van hen, die op ander standpunt staan;
men verlangt van hen, dat zij zich onthouden van allerlei
zeer nuttige bezigheden, omdat anderen, die een andere
opvatting hebben, dat verkeerd vinden. Spreker eerbiedigt
de ernstige overtuiging van anderen, maar z.i. ligt het niet
op den weg van het gemeentebestuur bindende bepabngen
te maken om wie ook in een huns inziens juiste besteding
van den Zondag te belemmeren. Elke belemmering van een
gezonde en ordelijke en goede sport acht spreker verkeerd;
men moet daarin zooveel mogebjk vrij zijn. Nu kan de rechter
zijde zich niet indenken, dat menschen van ernstige levens
overtuiging tot die conclusie komen. Spreker zou het een
vooruitgang achten, als de bevolking des Zondags gezonde
sport beoefent. Dat is in het algemeen zeer wenschebjk en
wanneer men hen, die niet staan op het standpunt van den
heer Wilbrink en de zijnen, dwingt zich daarvan te onthouden,
dan maakt men dat zij een gedragsbjn volgen, die zeer zeker
in menig opzicht veel verkeerder kan zijn dan de beoefening
van goede sport. Laat men elkaar's gevoelens eerbiedigen,
en elkaar zooveel mogebjk vrijlaten; men moet kunnen ver
dragen dat iemand, die van een andere levensopvatting is,
ook anders handelt. Wat hun past, hun plicht is, kan anderen
niet passen, kan niet de plicht van anderen zijn. Daarom ver
zet spreker zich tegen elke mogelijke belemmering van de
vrijheid van gezonde sportbeoefening en van wedstrijden
houden op Zondag; die acht spreker niet in het algemeen
belang, hij blijft daarvan absoluut tegenstander.
Bovendien wordt de exploitatie veel voordeebger, wanneer
wedstrijden op Zondag worden toegelaten dan wanneer ze
worden verboden. In vele streken van ons land wordt daar
tegen geen enkel bezwaar gemaakt. Spreker vereenigt zich
dus met het voorstel van het College, maar is tegen elke
verdere beperking van de sport op Zondag.
De heer Beekenkamp onderschrijft de stelling van den heer
van Eek, dat onder degenen, die behooren tot de politieke
en cultureele richting, welke de heer van Eek vertegenwoor
digt, personen van ernstige levensopvatting worden gevonden.
In dit geval gaat het echter om de dieper bggende vraag,
hoe men volgens zijn principe den Zondag moet besteden,
ook in het publieke leven, waarbij dan het eene principe
tegenover het andere staat.
De inhoud van het principe der anti-revolutionnairen is
niet, menschen, die een andere levensovertuiging hebben,
hinderlijk of onaangenaam te zijn.
De partijen ter rechterzijde onderschrijven zeker niet de
stelling van de sociaal-democraten, dat godsdienst privaat
zaak is, maar zijn van oordeel, dat haar religieuze overtuiging