316 MAANDAG 23 DECEMBEE 1935. Verhuring wei- en teelland; e.a. (Bergers e.a.) Spreker geeft echter den heer Lombert in overweging, zijn voorstel in te trekken. Wat het voorstel van het College betreft, is de gangbare huur op het oogenblik wel 75.perh.a., maar ieder heeft graag een stukje land in de onmiddellijke omgeving van de stad, waarom spreker dan ook een publieke aanbesteding in het vervolg beter vindt. De heer Lombert trekt zijn voorstel in. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders besloten. XXXI. Voorstel tot wijziging van de verordening, regelende de heffing van een gemeentelijk vergunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein. (248) De heer Coster is van zijn aanvankelijk voornemen om een amendement op dit voorstel in te dienen teruggekomen na de verklaring van den Voorzitter van de Tweede Kamer, dat na het Kerstrecès aan de orde zal komen een ontwerp van wet tot wijziging van de Drankwet, waarbij zeker de regeling en heffing van het vergunningsrecht zal worden behandeld en in de wet vastgesteld. De verordening wordt zonder hoofdelijke stemming vast gesteld. XXXII. Voorstel tot het verleenen van medewerking aan het bestuur van de Gereformeerde Schoolvereeniging, te Leiden, tot de aanschaffing van leermiddelen ten behoeve van zijn school voor u. 1. o. aan de Hooglandsche Kerk- graeht 20a en tot vaststelling van den desbetreffenden be- grootingsstaat. (249) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. XXXIII. Voorstel in zake den bouw van een nieuw Gymna sium e.a. aan de Fruinlaan, den verkoop van het bestaande Gymnasiumgebouw' aan het Rijk en tot beschikbaarstelling van de voor den bouw van het nieuwe Gymnasium benoodigde gelden, een en ander met intrekking van de raadsbesluiten van 12 November 1934 betreffende de verbouwing van het Gym nasium aan de Doezastraat. (250) De Voorzitter vraagt namens het College aan den Raad aanhouding van de punten b en c van dit voorstel. 'De heer Schiiller had het juister geacht, indien onder punt het College een nadere verklaring had gegeven. De heer Splinter zegt nu: „een dankbetuiging", maar daarvoor zit spreker hier niet. Spreker is hier gekomen om de belangen van de gemeente te dienen en wanneer hij dat gedaan heeft door een interpellatie over een zeer belangrijke zaak, dan mag hij verwachten dat een interpellatie door een Raadslid, ook al is het College het daarmee niet eens, dan ook anders behandeld wordt dan hier onder punt is geschied. Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten tot aanhou ding, voor zooveel betreft de conclusies b en c, waarna eveneens zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig de conclusies a, d, e en van het voorstel wordt besloten. XXXIV. Voorstel inzake de verkrijging door middel van onteigening van eenige pereeelen grond ten behoeve van den bouw van een inrichting tot zuivering van afgevoerd rioolwater nabij de Slaagh- of Stinksloot. (251) XXXV. Voorstel tot het aangaan van een nieuwe overeen komst met de gemeente Alkemade, betreffende de levering van electriciteit in die gemeente door de Stedelijke Eleetriei- teitsfabriek te Leiden. (252) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XXXIV en XXXV besloten. XXXVI. Voorstel in zake het verhaal van de omzetbelasting op de verbruikers van gas en electriciteit. (253) De heer Goslinga zegt dat dit voorstel vooruitloopt op de begrootingsdiscussie voor 1936uit den geleidebrief bij de Verhaal omzetbelasting op gas- en electriciteitverbruikers. (Goslinga e.a.) begrooting voor 1936 blijkt, dat het verhaal van de omzet belasting op de verbruikers van gas en electriciteit een van de dekkingsmiddelen is, waarmee het College zich voorstelt die begrooting sluitend te maken. Xu is het toch praematuur om, voordat men aan de behandeling van die begrooting toe is, nog voordat zelfs de Memorie van Antwoord is ver schenen, nu reeds tot verhaal van de omzetbelasting te be sluiten. Het geldt hier het financieel beleid voor volgende jaren; dit beteekent een belastingverzwaring op een niet al te sympathieke wijze. In het Leidsche Arbeidersblad heeft spreker onlangs een artikel gelezen, waarin op on barmhartige wijze de staf werd gebroken over het voornemen der Regeering om de omzetbelasting te verhoogen en over die schadelijke, hatelijke omzetbelasting, die met draag kracht niets te maken had. In tegenstelling met wat verleden jaar is geschied, stelt het College thans voor, de omzetbelasting op gas en elec triciteit te verhalen op de verbruikers. Op zich zelf zou daar tegen bezwaar gemaakt kunnen worden, maar in de Com missie voor de Lichtfabrieken heeft spreker reeds gezegd, dat hij in den Raad misschien over de bezwaren zou kunnen heenstappen met het oog op de dekkingsmiddelen, die het College anders den Raad voor het sluitend maken van de begrooting zou moeten aanbieden of waartoe de Raad anders zijn toevlucht zou moeten nemen. Men kan deze zaak evenwel eerst bij de behandeling van de begrooting voor 1936 in haar vollen omvang bezien. Het is praematuur en wordt door geen wettelijke bepaling ver- eischt, daarover thans een beslissing te nemen. De beslissing houdt een verzwaring van belasting in en daartoe mag de Raad niet eerder overgaan dan nadat hij door de cijfers van de concept-begrooting en de nadere mededeelingen van het College er van overtuigd is, dat het niet anders kan. Tegen het uitstellen van de beslissing kunnen geen admi nistratieve bezwaren rijzen. De begrooting voor 1936 zal zeker in de maand Januari 1936 behandeld kunnen worden. De eerste inning in 1936 valt in de maand Februari. Wanneer de Raad onverhoopt besluit tot dit verhaal, zal het dus voor het eerst in de maand Februari 1936 kunnen plaats hebben, zoodat het besluit voor het geheele jaar 1936 effectief zal zijn. Spreker stelt derhalve voor, de behandeling van dit voorstel uit te stellen tot de zittingen waarin de begrooting voor 1936 zal worden behandeld. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer Goslinga, luidende: „Ondergeteekende stelt voor het voorstel in zake het ver haal van de omzetbelasting op de verbruikers van gas en electriciteit te behandelen bij de discussies over de begrooting voor het dienstjaar 1936. De Voorzitter zegt, dat het College van meening is, dat de voorgestelde maatregel thans moet worden genomen. Deze meening wordt gedeeld door de Commissie voor de Lichtfabrieken. Het gaat hierbij niet alleen om de vraag, op welke wijze de begrooting voor 1936 sluitend zal worden gemaakt, maar ook om de vraag, of het wenschelijk is, de omzetbelasting te verhalen op de verbruikers van gas en electriciteit. Hoewel dit verhaal tot dusver niet heeft plaats gehad, zou het logisch zijn geweest, als men het wel had toegepast. Deze belasting is tot nu toe wel door de bedrijven zelf gedragen, maar volgens spreker is dit niet de bedoeling van den wet gever geweest. Het vorige College heeft in zijn vergaderingen uitvoerig over deze zaak gedebatteerd. Spreker erkent, dat er een zeker verband is tusschen het sluitend maken van de begrooting en dit voorstel, maar zulks behoeft niet te verhinderen het voorstel nu te behandelen. Het kost het College, zooals den Raad bekend is, de grootste moeite de begrooting sluitend te maken, en hoewel dit aanvankelijk is gelukt, het is nog lang niet zeker dat alle middelen, die het daarvoor heeft gevonden, volledig tot hun recht zullen komen. Daarom zou spreker er prijs op stellen, dit voorstel nu te behandelen. Het is verder in het geheel niet zeker, dat de begrooting eind Januari behandeld zal kunnen worden, ook al wordt met de vaststelling van de Memorie van Ant woord op het sectieverslag de grootste spoed betracht. Er behoeft niet veel te geschieden, of het tijdstip van be handeling van de begrooting moet later worden gesteld. Met het oog hierop ontmoet het bezwaar het voorstel tegelijk met de begrooting te behandelen; een latere behandeling zou ook bezwaren, van administratieven en anderen aard geven; men zou toch dan voor de verbruikers, die men nu zeer licht treft, deze omzetbelasting is ten aanzien van de electriciteitsverbruikers zeer weinig drukkend de moeilijkheden vergrooten, doordat men dan over twee

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 6