MAANDAG 23 DECEMBER 1935.
313
Benoeming onderwijzer; e.a.
(Voorzitter e.a.)
VII. Benoeming van een onderwijzer aan de Jongens
school voor u. 1. o. (240)
De Voorzitter brengt namens Burgemeester en Wethouders
de navolgende wijzigingen in Ingekomen Stuk No. 240 aan:
„1 Maart a.s." wordt „1 Februari a.s." en tusschen de woorden
„benoeming" en „van" wordt ingevoegd „met ingang van
een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen
datum".
Wordt benoemd de heer TV. J. Koningmet algemeene
(27) stemmen, zulks met ingang van een nader door Burge
meester en Wethouders te bepalen datum.
De heeren van der ReijdeU, Wilmer, Romijn en van Ros
malen kwamen na de stemmingen betreffende de punten 3
tot en met 7 ter vergadering.
VIII. Benoeming van een hoofd aan de openbare bewaar
school aan het Elisabethshof. (241)
De Voorzitter brengt namens Burgemeester en Wethouders
in Ingekomen Stuk No. 241 de navolgende wijziging aan:
Tusschen de woorden „benoeming" en „voor" worden
ingevoegd de woorden „met ingang van een nader door
Burgemeester en Wethouders te bepalen datum".
De heer Vos is door deze enkelvoudige voordracht aller
minst bevredigd.
In de eerste plaats moesten van de lijst van sollicitanten
9 meisjes worden afgevoerd, omdat zij niet hadden bereikt
den bij verordening vastgestelden leeftijd. 2 jaren geleden,
bij de benoeming van een hoofd aan deze zelfde school,
heeft spreker den Wethouder op een nalatigheid gewezen,
n.l. deze, dat in de oproepingsadvertentie niet de leeftijd
was opgegeven.
Verleden jaar heeft spreker er in een vergadering met
gesloten deuren het een en ander over gezegd bij de benoeming
van het hoofd der school aan de Haverstraat. Thans heeft
wederom de nalatigheid plaats gehad, waardoor 9 van de
31 sollicitanten vergeefs onkosten hebben gemaakt, hetgeen
in dezen tijd niet zonder beteekenis is, en ook vergeefs een
sprank van hoop hebben gehad. Het zijn natuurlijk'de sollici
tanten, waarvan de commissie verklaart, dat zij niet ervaren
genoeg zijn.
Het is de commissie niet gelukt onder de 22 overige sollici
tanten een enkele te vinden, die voldoet aan de eischen, welke
a.a.rt een hoofd van een bewaarschool kunnen worden gesteld.
Welke zijn dan toch die zware eischen1? Zoo gewichtig kunnen
zij toch niet zijn! Het was alsof gezocht moest worden naar
een gouvernante-generaal aan het hof van Elisabeth. Toch
ging het slechts om de functie van hoofd van een kleuter-
inrichting, dat de leiding heeft over 3 of 4 ondergeschikte
en zeer ondergeschikte hulpkrachten.
Uit hetgeen de commissie getuigt van de thans voor-
gedragene, n.l. dat zij is een persoonlijkheid, voorbeeldige
orde bezit, groot enthousiasme en groote liefde voor haar
werk heeft, blijkt iets omtrent de eischen, welke de commissie
heeft gesteld. Voldeed geen van de 22 overblijvenden er aan?
In de advertentie, waarin sollicitanten naar deze betrekking
worden opgeroepen, staat: „stukken vóór 29 October 1935
te zenden aan de afdeeling Onderwijs, gemeentesecretarie."
De stukken van de voorgedragene zijn echter ingekomen
28 November 1935.
Op advies van de commissie heeft het College aan den
Raad een voordracht van één persoon voorgelegd, zoodat de
Raad geen keuze kan doen, en deze is juist precies de eenige,
die niet op de voordracht kon worden geplaatst, omdat zij
niet mocht voorkomen op de lijst van sollicitanten. Deze
handeling zal niet gemakkelijk bij den Raad aankweeken
den geest om zoo nu en dan van zijn bevoegdheden iets
over te dragen aan het College, doch zal integendeel bij de
Raadsleden juist het inzicht verdiepen, dat hij die bevoegd
heden moet vasthouden.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer Vos, luidende:
De Raad, overwegende:
1°. dat de voordracht van hoofd van de openbare be
waarschool aan het Elisabetshof hem geen keuze laat, en
2°. dat de voorgedragene haar sollicitatiestukken niet minder
dan een maand te laat heeft ingezonden en alzo voor een
benoeming niet in aanmerking komen kan, besluit deze
voordracht af te wijzen, en verzoekt het College van Burge
meester en Wethouders hem een nieuwe voordracht voor te
leggen.
Benoeming hoofd openb. bewaarschool*
(de Cler e.a.)
Mevrouw de Cler onderstreept namens haar fractie het
door den heer Vos gesprokene. Ook spreeksters bevreemding
heeft het gewekt dat juist toevallig de dame die het laatst
gesolliciteerd heeft en wel een maand te laat, als eenige op
de voordracht voorkomt. Bovendien hadden sommigen der
sollicitanten bij vorige gelegenheden, een zelfs tot tweemaal
toe, reeds op de voordracht gestaan; de dame die vroeger
reeds op de voordracht had gestaan, is bovendien wacht
geldster; haar benoeming zou dus voor de gemeente eenig
voordeel opleveren.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van mevrouw de Cler, luidende:
„De Raad besluit agendapunt No. 8 van de agenda af
te voeren en Burgemeester en Wethouders te verzoeken
een nieuwe voordracht in te dienen van drie personen."
De heer Groeneveld heeft niets tegen mej. van Duyn;
bij een onderhoud heeft hij een gunstigen indruk van haar
gekregen; hij heeft dus geen persoonlijke antipathie tegen
haar, maar hij heeft zelfs den indruk, dat zij wel geschikt is
voor deze betrekking. In dat opzicht heeft spreker dus geen
bezwaar, maar hij meent dat mej. van Duyn niet de eenige
persoon op de wereld is, die geschikt is voor deze betrekking.
Spreker begrijpt niet, dat het vinden van een geschikte
candidate voor de niet zoo gewichtige betrekking van hoofd
van een bewaarschool zooveel hoofdbrekens kost, terwijl
in de laatste jarèn de klacht wordt geuit, dat er een ge
weldige overvloed van intellectueele krachten is.
De commissie, in wier handen zijn gesteld de stukken
van de 31 sollicitanten, bestond uit de Directrice van de
Leidsche Kweekschool voor Bewaarschoolonderwijzeressen,
een hoofd van een openbare bewaarschool en den gemeente
lijken inspecteur van het onderwijs. Zij meende, dat geen
enkele van de sollicitanten voor benoeming tot hoofd kon
worden voorgedragen. Toch bevonden zich onder de candi-
daten verschillende personen, die haar opleiding hadden
ontvangen aan genoemde kweekschool en in het bezit zijn
van de hoofdakte. De Directrice van de Kweekschool ver
klaarde feitelijk van deze sollicitanten, dat zij ongeschikt
zijn als hoofd werkzaam te worden gesteld, terwijl diezelfde
school daartoe wel officieel de bevoegdheid gegeven heeft.
Bij de opening van het nieuwe gebouw der kweeksehool
(ook genaamd de Haanstra-school) verklaarde de waar
nemend Wethouder, dat deze school beroemd was. Het schijnt
thans, dat de Directrice er op uit is de meening te doen
postvatten, dat de school berucht is, want bekwame krachten
levert de school volgens de Directrice blijkbaar maar zeld
zaam af.
De nagekomen 32e sollicitante, die alleen op de voor
dracht is geplaatst, woont op grooten afstand van Leiden.
Hoe meer kilometers men van Leiden af woont, hoe bekwamer
men blijkbaar is. Onder de Leidenaren schijnt niemand te
vinden te zijn, die voor eenige betrekking, al is ze van nog
zoo geringe beteekenis, geschikt is. Zoo is onder de Leidenaren
nooit een geschikten onderwijzer, laat staan een geschikt
hoofd van een school te vinden. Ook is iemand, die geschikt
is om hoofdagent bij de brandweer van Leiden te zijn, onder
de 40.000 volwassenen Leidenaren niet te vinden. Spreker
twijfelt er aan, of het een eer is in deze achterlijke plaats
burgemeester of lid van den Raad te zijn. Ook onder de
Leidsche bewaarschoolonderwijzeressen zijn personen te
vinden, geschikt voor hoofd van een bewaarschool; althans
een van haar heeft reeds 2 keeren op de voordracht voor
hoofd gestaan. Onder de Leidsche bewaarschoolonder
wijzeressen zijn bovendien wachtgeldsters, die nog wel in
dienst zijn, maar van wie lang niet vaststaat dat zij dienst
zullen büjven doen en dan zou het de gemeente natuurlijk
geld gaan kosten. Daarom is het niet wenschelijk, iemand
van elders te benoemen. Nu was voor het Ooilege het gevaar
niet denkbeeldig dat, wanneer het een der Leidsche bewaar
schoolonderwijzeressen op deze voordracht had geplaatst,
voor die persoon ook een meerderheid in den Raad te vinden
zou zijn geweest, ook al stond zij niet n°. 1. Als men dat weet
is deze voordracht nogal doorzichtig. Volgens de verordening
worden de hoofden der bewaarscholen door den Raad be
noemd, op voordracht van het College; er staat niet bij
echter, hoe groot die voordracht moet zijn en nu is het
College zoo vriendelijk bij den Raad een voordracht be
staande uit één persoon in te dienen; dan heeft de Raad
natuurlijk geweldig veel keuzehij kan de eerste of de laatste
van deze voordracht benoemen, maar het is in elk geval
mej. van Duyn; stemmen op personen buiten de voordracht
om zijn van onwaarde en tellen in het geheel niet mee. Al
zou de geheele Raad niet op mej. van Duyn stemmen, dan
zou zij toch benoemd worden. Wat komt er nu van het be-