324
MAANDAG 23 DECEMBER 1935.
Verhaal omzetbelasting op gas- en eleetriciteitverbruikerse.a.
(de Reede e.a.)
bescheiden. Spreker vindt dat geen fraaie prijzenpolitiek; de
verbruikers zijn meer gebaat bij een flinke verlaging, waar
tegenover een bescheiden verhooging staat dan met noch
verlagen noch verhoogen. De heer Romijn moet vooral
voorzichtig zijn bij de bespreking van hetgeen gebeurd is
bij de laatste prijsverlaging bij de Lichtfabrieken: bij zegt
de Raad is toen volkomen gederailleerd"; toen heeft hij in
plaats van de middelen aan te wijzen, eenvoudig gezegd:
,,wij verlagen den prijs met zooveel." Als dat de wijze is, waarop
de heer Romijn zijn financieel inzicht wil demonstreeren,
dan hoopt spreker dat hij over de financiën bij de behandeling
van de begrooting zeer weinig zal opmerken. Immers, de
middelen, die toegepast zijn toen die prijsverlaging eenmaal
aangenomen was, zijn wel degelijk vanuit den Raad aan het
College opgenoemd. De opmerking van den heer Romijn,
dat de Raad toen gederailleerd is, is dus niet gemotiveerd.
De heer Hessing antwoordt den heer Goslinga, dat het
in zijn algemeenheid juist is, dat het vorige College den
Raad nooit verhaal van de omzetbelasting voorgesteld heeft,
maar in de Memorie van Antwoord op het sectieverslag der
begrooting voor 1934, (bi. 30 en 31), schreef de Wethouder
van Financiën het volgende:
„Nu het jaar 1934 zoo dicht is genaderd, dat de mogelijke
resultaten van dat exploitatiejaar beter kunnen worden
beoordeeld, achten wij het alsnog gewettigd de winst voor
beide fabrieken tezamen 170.000.hooger te stellen.
Hierbij is er van uitgegaan, dat de omzetbelasting ten laste
van de gebruikers zal komen, een andere regeling laten de
financieele omstandigheden trouwens niet toe."
Hier werd door den Wethouder van Financiën wel degelijk
aangekondigd het verhalen van de omzetbelasting op de
verbruikers.
Dat buiten den wil van den Wethouder dit verhaal niet
is toegepast, neemt niet weg dat het wel in zijn voornemen
lag dit te doen.
De heer Romijn heeft wel een hartroerend betoog ge
houden ten aanzien van de kleine verbruikers, maar hij
heeft daarbij verzuimd te zeggen, dat het bedrag van de
omzetbelasting, dat zij betalen moeten, vergeleken bij het
bedrag, dat hij zich voorstelt op den werkloozensteun te
bezuinigen, absoluut in het niet verzinkt.
De werkloozen zijn er slechter aan toe, wanneer zij de
gevolgen van de suggestie van den heer Romijn onder
vinden dan indien zij het kleine bedrag betalen, dat op
grond van de wet op de Omzetbelasting op hen wordt
verhaald.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
aangenomen met 26 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Yallentgoed, Tepe, Splinter,
T an Stralen, Verweij, Schüller, van Weizen, de Reede,
Bergers, Hessing, van der Voort, Groeneveld, van der Reijden,
Wilmer, van Rosmalen, Beekenkamp, Jongeleen, Manders,
van Eek, mevrouw de Cler, mevrouw Braggaar, de heeren
Lombert, Coster, Tobé, van der Kwaak en Kuipers.
Tegen stemmen: de heeren Goslinga, Eikerbout, Romijn
en Schoneveld.
(De heer Groeneveld was inmiddels ter vergadering ge
komen, terwijl de heer Vos de vergadering had verlaten).
XXXVII. Voorstel tot wijziging van de verordening, be
treffende de levering van gas door de Stedelijke Fabrieken
van Gas en Eleetrieiteit te Leiden. (254)
De heer Tobé is geen voorstander van het vastrechttarief,
omdat daarin een onjuist element zit. Immers men sugge
reert den verbruikers, dat zij volgens dit tarief minder zullen
betalen, terwijl zij tot de slotsom komen, dat zij evenveel
betalen als volgens het oude tarief. Ook nu weer zal men op
alle aanplakzuilen te lezen krijgen: „Gebruik gas. Slechts
4 cent per kubieken meter.", terwijl men bij het narekenen
tot de conclusie komt, dat men 8 cent per M3. betaalt. Twee
bezwaren heeft spreker waarop hij gaarne van Burgemeester
en Wethouders antwoord wilde hebben.
Stel, dat A en B ieder in 1933 500 M3. gas hebben verbruikt,
dat A in zijn trouw aan de Lichtfabrieken niets anders dan
gas is blijven verbruiken, terwijl B als een slechte man in 1934
ook petroleum verbruikt heeft en daardoor slechts 250 m3
gas heeft afgenomen. Volgens de thans voorgestelde veror
dening zal A 10.meer moeten betalen dan B. Indien een
particulier bedrijf op die wijze zijn goede klanten zou behan
delen, zou het vermoedelijk geen klant overhouden. Verder
het volgende bezwaar.
Wijziging verordening betreffende levering van gas.
(Tobé e.a.)
Indien A in de maand Januari werkloos wordt en ook op
de rekening van de Lichtfabrieken moet bezuinigen, hebben
de Lichtfabrieken daartegen niet het minste bezwaar, indien
hij maar het vastrecht betaalt. Nu zal men natuurlijk zeggen:
dat krijgt men het volgend jaar terug. Maar een werklooze
staat toch niet in rekening-courant met de Lichtfabrieken;
hij heeft het geld noodig en kan niet betalen, terwijl de Licht
fabrieken trouw de rekening presenteeren. Dat zijn de twee
groote bezwaren.
Nu wordt er gezegd: „wij kunnen de winst niet missen."
Velen schijnen nog heel moeilijk te begrijpen wat winst eigen
lijk is; men moet eerst iets leveren, waarop men dan winst
maakt. Men is er nog niet algemeen van doordrongen dat als
de tijd minder gunstig is, er ook minder gas en eleetrieiteit
verbruikt worden; daaruit volgt dat er ook minder winst zal
zijn. Met al die tariefswijzigingen komt men toch niet waar
de Lichtfabrieken heen willen, n.l. dat men in dezen tijd het
zelfde verbruik bereikt als in de jaren van de hoogconjunctuur.
Daarom zijn billijke tarieven, welke voor ieder te begrijpen
zijn, het meest aan te bevelen voor producent en consument.
De heer Eikerbout kan zich zeer goed indenken, dat men
wanneer het getij verloopt, de bakens verzet, en dat men,
nu de poging, door tariefsverlaging, om het gasverbruik te
stimuleeren mislukt is, doordat het petroleum verbruik in
nog sterker mate is toegenomen, op een tegenactie zint, die
eenig voordeel zal kunnen opleveren.
Nu wordt het door Commissarissen en door het College
voorgesteld, alsof door de gelijkstelling in prijs van muntgas
en gewoon gas een onbillijkheid wordt weggenomen, maar
vroeger werd aldus geredeneerd: de meters kosten zooveel
meer, en dus moet muntgas ook een cent per M3. duurder
zijn. Dit is nu echter geheel vervallen.
Spreker heeft voor verschillende gevallen den invloed van
deze tariefsverlaging nagegaan. Bij een verbruik van 350 M3.
bedraagt het voordeel 1.40, voor gewoon gas, 10 cent bij
muntgas; bij een verbruik van 450 M3. is het voordeel 0.60
voor gewoon gas en 0.30 bij muntgas; bij een verbruik van
600 M3. zijn deze bedragen 1.80 voor gewoon gas en 3.
bij muntgas.
De voordeelen komen echter te vervallen door de voorge
stelde toevoeging aan artikel 7 (artikel II).
Men is tot de hoeveelheid van 240 M3. gekomen, doordat bij
een kleiner verbruik niet van winst voor de Lichtfabrieken
kan worden gesproken, maar eerder aan schade moet worden
gedacht.
Volgens de inlichtingen, welke spreker heeft gekregen,
wordt door 60 van degenen, die muntgas hebben, van
240 tot 600 M3. verbruikt. Dit is 70 van het totaal verbruik
dat door de verbruikers als muntgas wordt afgenomen.
2,7 van de verbruikers van muntgas nemen 600840 M3.
per jaar af, terwijl het totaal aantal verbruikers boven de
600 M3. 10 bedraagt.
50 van de verbruikers van gewoon gas nemen van 240
tot 600 M3. per jaar af; in het geheel verbruiken zij 40 van
het totaalverbruik dat over de gewone meter geleverd wordt.
8,4 van de verbruikers van gewoon gas nemen per jaar
van 600 tot 840 M3. af, terwijl het totaal aantal verbruikers
boven de 600 M3. i 20 bedraagt.
Het eigenaardige is, dat zij, die weinig verbruiken, er eenig
voordeel van hebben en dat degenen, die meer gebruiken
er wel geen strop, maar toch ook geen voordeel aan hebben,
aangezien het grootere verbruik niet berekend wordt, omdat
bij de berekening als basis wordt genomen 0,9 van het ver
bruik over het afgeloopen jaar. Wanneer de omzetbelasting
op de verbruikers van gas wordt verhaald, gaat een groot
gedeelte van het voordeel van de verlaging van den gasprijs
met 1 cent, verloren. Maar het eigenaardigste is, dat juist zij,
die meer verbruiken daaraan een strop hebben. Een ver
bruiker van 784 M3. zou een standaardverbruik van 706 M3.
krijgenhij betaalt volgens oud tarief 600 M.3 a 9 cent 54.
184 M3. a 6^ cent ƒ11.96, in totaal ƒ65,96, terwijl hij
bij het nieuwe tarief betaalt:
vastrecht 12 x 3.05 ƒ36.60
784 M3. a 4 cent 31.36
verhooging muntleiding 1.20
69.16 of 3.20 meer.
Dit wordt nu niet verhaald, maar zal men in de naaste
toekomst niet een zeker verhaal gaan toepassen? Dan zal
er voor de groote verbruikers die in het geheel geen petroleum
gebruikt hebben, maar steeds gas, straks nog een verhooging
in plaats van een verlaging in zitten. Spreker acht dit eenigs-
zins onbillijk en zou gaarne gezien hebben dat men, als men
toch in die richting wil gaan, ook rekening gehouden had
met hen, die meer dan 600 M3. verbruiken dat ware beter