MAANDAG 23 DECEMBER 1935.
323
Verhaal omzetbelasting op gas- en electriciteitverbruikcrs.
(Romijn e.a.)
van 100.000.indien de Raad de middelen aangaf, waar
mede die verlaging gedekt kon worden. De sociaal-democraten
hebben dit nooit gedaan. De heer Wilmer kan dan ook spreker,
die nu wel middelen heeft aangewezen, geen inconsequentie
verwijten, maar kan ten hoogste zeggen, dat de Raad destijds
evenals nu inconsequent is geweest, waar deze met het oog
op zekere gebeurtenissen gemeend heeft een bepaalde tariefs
verlaging te moeten aannemen en na die gebeurtenissen een
gedeelte van de tariefsverlaging wil terugnemen.
Wanneer de Voorzitter zegt, dat de Lichtfabrieken indertijd
hebben voorgesteld tot een tariefsverlaging over te gaan
in de hoop, dat ten gevolge daarvan het verbruik zoozeer
zou toenemen, dat verhaal van de omzetbelasting op de
verbruikers niet noodig zou zijn, twijfelt spreker aan de
juistheid van de overtuiging van den Voorzitter, dat het
verhaal nu wel noodig is, omdat de resultaten van de tariefs
verlaging niet zijn meegevallen.
De Voorzitter heeft dit ook niet gezegd, maar hij heeft
wel betoogd, dat men destijds getracht heeft met de ver
laging van de tarieven het verbruik van gas te stimuleeren,
althans de daling in het verbruik te stuiten, welke poging
echter geen resultaat heeft gehad.
De heer Romijn zegt, dat een lid van het College voldoende
van de Lichtfabrieken heeft gehoord om te weten, dat indien
een tariefsverlaging nog niet voldoende werkt, voor het stimu
leeren van het verbruik eerder een verdere tariefsverlaging
dan een tariefsverhooging gelijk het voorstel van het
College in ieder geval is moet worden toegepast. Indien
de prijzen stijgen, zullen de verbruikers minder gas en elec-
triciteit afnemen. De Voorzitter zal dan ook niet met volle
overtuiging kunnen beweren, dat bij het verhaal van de
omzetbelasting op de verbruikers de resultaten hetzelfde
zullen blijven. Wel kan men verwachten, dat door het verhaal
het verbruik zoozeer vermindert, dat niet alleen de winst
kleiner wordt, maar ook het bedrag van het verhaal kleiner
zal zijn dan 33.000.zoodat men voor een gat in de
begrooting blijft staan.
Spreker heeft het College niet verweten, dat het geen
bezuinigingsmaatregelen voorstelt, maar wel gevraagd de
verwachte resultaten van de bezuinigingsmaatregelen, die
het inderdaad voorstelt, in cijfers op de begrooting uit te
drukken.
De heer Verweij merkt op, dat even goed als hij de heer
Romijn weet, dat dit niet kan.
De heer Romijn noemt het een wonderlijk financieel
beleid, indien men het nemen van bezuinigingsmaatregelen
in overweging geeft, maar daarbij geen cijfers kan noemen.
De heer Verweij zegt, dat even goed als hij de heer Romijn
wel weet, waarom het niet kan.
De heer Romijn weet in het geheel niet waarom. Het is
spreker tot nog toe nooit overkomen, dat niet kon worden
aangegeven het financieele resultaat van de bezuinigings
maatregelen; dit valt juist wel degeüjk aan te geven; zeer
stellig mag worden verwacht dat de Raad, wanneer hij be
zuinigingsvoorstellen krijgt, dan ook weet welk bedrag die
ongeveer zullen opleveren, zoodat die cijfers nagegaan kunnen
worden.
De heer Schoneveld zegt, dat men volgens den heer Hessing
dit voorstel moet zien in verband met de gemeentefinanciën
spreker meent dat men het ook mag zien in verband met het
bedrijf, en hij handhaaft zijn standpunt, dat deze indirecte
belasting voor het bedrijf niet noodzakelijk is. Wanneer
dit bedrijf met tekorten werkte, zou men kunnen zeggen:
deze heffing is noodzakelijk, maar zoolang het bedrijf nog
dergelijke winsten maakt, is er geen noodzakeüjkheid deze
indirecte belasting te heffen. Dit wil niet zeggen, dat spreker
geen open oog zou hebben voor de moeilijkheden van de
gemeentefinanciën, maar spreker, die zelf tegenstander is
van indirecte belastingen, constateert, dat het College op
het oogenblik niet wil overgaan tot verhooging van de
directe belastingen, maar alles wil halen uit de indirecte
belastingen en daartegen heeft spreker bezwaar. Indirecte
belastingen treffen den kleinen man, directe belastingen
werken meer algemeen en zijn billijker. Daarom zal spreker
tegen dit voorstel stemmen.
Het is niet geheel juist, zooals de heer Romijn zeide,
dat spreker zou betreuren, dat de industrie en enkele andere
verbruikers uitgezonderd zouden zijn van het verhaal van
de omzetbelasting. Spreker heeft alleen het feit geconstateerd
Verhaal omzetbelasting op gas- en eleetriciteitverbruikers.
(Schoneveld e.a.)
en dat kan spreker niet wegredeneeren, omdat het in de
wet is vastgelegd dat deze omzetbelasting niet op alle
verbruikers wordt verhaald, maar slechts op een deel van
hen zou drukken.
De Voorzitter zegt: „wij moeten zooveel mogeüjk geld uit
die bedrijven halen." Nu ziet spreker bij dit en bij het volgende
voorstel aankomen, dat de kleine verbruikers deze tariefs
wijziging zullen betalen en daartegen heeft hij bezwaar. De
Voorzitter interrumpeert spreker nu: het wordt toch niet
alleen van de kleine verbruikers geheven. Maar die zullen
toch een deel daarvan betalen.
Spreker wil het College niet de gelden onthouden, die het
noodig heeft, maar kan het tot zijn spijt ditmaal niet volgen.
De heer Beekenkamp zou liever gewild hebben, dat het
voorstel van het College tegelijk met de begrooting was be
handeld, maar acht het in de gegeven omstandigheden niet
gerechtvaardigd, tegen dit deel van 't dekkingsplan van het
College te stemmen. De begrooting dient te sluiten.
In deze zitting is voldoende duidelijk gebleken, dat de
sociaal-democratische raadsfractie haar draai genomen heeft
en de pers zal wel zorgen, dat het thans gevoerde politieke
debat buiten de Raad zal weerklinken.
De Raad zal voor het voorstel van het College moeten
stemmen, omdat, indien de behandeling daarvan was uit
gesteld tot Januari of Februari, zij, die thans tegen het
voorstel zijn, dan wellicht zouden inzien door het complex
van voorstellen, hetwelk zij voor zich krijgen, dat zij er niet
buiten kunnen en dit inderdaad een zeer inhaerent deel is
van de maatregelen, die genomen moeten worden om de be
grooting te doen sluiten.
De heer Goslinga heeft zich laten intimideeren door een
interruptie van één der Wethouders.
Spreker acht een dergelijke intimidatie niet verstandig.
Wanneer de sociaal-democraten zich straks de vrijheid
zouden veroorloven gaten in de begrooting te slaan, komen
de gevolgen daarvan voor hun verantwoording.
De heer van Eek heeft gepleit voor een sluitende begrooting
als ondergrond voor de „constructieve welvaartspolitiek",
die de S.D.A.P. wil voeren. Van deze constructieve gedachte
is helaas in de begrooting niets te bemerken. Als spreker het
voorstel van het College steunt, doet hij het niet om steun
te bieden aan de „constructieve" fantasieën van de S.D.A.P.,
maar wel met de zeer nadrukkelijke bedoeling om alles in
het werk te stellen, ten einde de gemeente Leiden in financieel
opzicht onafhankelijk van de Regeering te laten blijven.
Spreker zou op den heer Goslinga een laatste beroep willen
doen zelfs den schijn van de gedachte aan rancune te ver
mijden en niet door het stemmen tegen het voorstel van het
College aan zekere groepen in den Raad een vrijbrief te geven
voor het stemmen tegen andere dekkingsplannen, die aan
den Raad worden voorgelegd.
De heer de Reede zegt, dat de heer Schoneveld met zijn
bezwaren tegen het uitzonderen van het verhaal op het
verbruik voor industrieele doeleinden buiten de orde was,
aangezien de wet dit verbruik niet belast.
Wat betreft de verhooging van de indirecte belastingen,
behoeft de heer Schoneveld niet huiverig te zijn, want de
Lichtfabrieken heffen een progessieve indirecte belasting.
Voor zoover er n.l. sprake kan zijn van een indirecte belas
ting spreker zou dien term in dit geval nooit gebruiken
kan alleen de winst in aanmerking komen en het bedrag,
dat men daarin betaalt, hangt af van de hoeveelheid pro
ducten, die men verbruikt. Daarmee vervalt het geheele
bezwaar van den heer Schoneveld.
De heer Romijn zeide tot spreker: „eerst wordt het tarief
verlaagd, dan zijt gij er voor, en nu wordt het verhoogd, dan
zijt gij er weer voor." Dit schijnt op zich zelf eigenaardig,
maar men moet dan in aanmerking nemen, dat de verlaging
zeer belangrijk was en dat deze verhooging zeer matig is;
zij staan tot elkaar als 3 tot 1. Er blijft dus altijd voor den
verbruiker een belangrijk voordeel, ook voor den midden
stand, wiens belangen de heer Romijn met zoo'n genoegen
voorstaat. En als de heer Romijn spreker nu toevoegt, dat
hij geen woord over den middenstand gezegd heeft, dan wijst
spreker er op dat de heer Romijn in een middenstandsver
gadering verklaard heeft, niet mee te doen aan afbraak-
politiek en dat hij daarom was geweest tegen de verlaging
van de tarieven van de Lichtfabrieken. Het merkwaardige
is evenwel, dat de leden van het vorige College, waar zij zoo
voorstaan een prijzenpolitiek, die gericht is op vergrooting
van den omzet, zoowel tegen verlaging als tegen verhooging
zijn. Eenerzijds wenschen zij geen verlaging en zijn de voor
stellen alleen maar goed, als ze van hun kant komen, ander
zijds hebben zij ook bezwaar tegen verhooging, al is die zeer