320
MAANDAG 23 DECEMBER 1935.
Verhaal omzetbelasting op gas- en eleetriciteitverbruikers.
(Voorzitter e.a.)
er behoeft dus geen vrees te bestaan, dat als gevolg van
de behandeling van dit voorstel de andere punten van de
agenda niet afgedaan zullen kunnen worden.
Het voorstel van den heer Komijn wordt verworpen met
28 tegen 2 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Vallentgoed, Goslinga, Tepe,
Splinter, van Stralen, Verweij, Schriller, van Weizen, Eiker
bout, de Keede, Bergers, Hessing, van der Voort, van der
Reijden, Wilmer, van Kosmalen, Beekenkamp, Jongeleen,
Manders, van Eek, mevrouw de Cler, de heer Schoneveld,
mevrouw Braggaar, de heeren Lombert, Coster, van der
Kwaak, Kuipers en Vos.
Vóór stemmen: de heeren Komijn en Tobé.
De heer Schoneveld zegt, dat van het verhaal der omzet
belasting uitgezonderd zullen zijn industrie, landbouw en
bemalingsbedrijven, terwijl bovendien op ondernemingen
of personen, die bijzondere overeenkomsten hebben aan
gegaan, slechts in zooverre verhaal zal worden toegepast
als naar het oordeel van de Commissie voor de Lichtfabrieken
wenschelijk is. Blijven dus alleen over de particuliere ver
bruikers. Wanneer echter een dergelijke belasting verhaald
moet worden, moet ze drukken op alle verbruikers. Dat is
sprekers bezwaar daartegen. Ziet men echter de winst
cijfers van de Lichtfabrieken over de laatste jaren en over
het laatste jaar, dan is er geen reden die 33.000.te gaan
verhalen. Zoolang de winsten van de Lichtfabrieken zijn
zooals ze zijn (in den geleidebrief bij de begrooting is de
winst van de Electriciteitsfabriek zelfs 75.000.hooger
geraamd) kan spreker geen vrijheid vinden om voor dit ver
haal te stemmen.
De heer Hessing meent, dat de heer Schoneveld van een
onjuist standpunt is uitgegaan: de Kaad heeft niet de positie
van de Lichtfabrieken, maar in de eerste plaats de positie
van de gemeente-financiën te beschouwen. Reeds op
25 October 1932 zei het College in zijn geleidebrief van de be
grooting voor 1933:
Gelet op de belangrijke beteekenis, die de Lichtfabrieken
ten aanzien van de gemeente-financiën hebben, lag het
voor de hand, dat ons College zich tot Commissarissen
wendde met de vraag, of en in hoeverre door eenigerlei
maatregel de Fabrieken in dezen de helpende hand zouden
kunnen bieden."
Als de positie van de gemeente-financiën het noodig maken
hier en daar bronnen aan te boren, is het niet bevreemdend,
dat men het oog richt op de Lichtfabrieken.
Over de mogelijkheid van verhaal van de omzetbelasting
op de verbruikers is niet alleen, gelijk de heer de Keede
zei, terloops gesproken in den Raad, maar daarop is zeer
nadrukkelijk de aandacht gevestigd, n.l. in de Memorie
van Antwoord op het sectieverslag der begrooting voor 1934,
toen de exploitatie-uitkomsten van de Lichtfabrieken over
1933 bekend waren en het College schreef, dat in de hoogere
raming van de winst der Lichtfabrieken was begrepen het
verhaal van de omzetbelasting op de verbruikers. Uit
drukkelijk zegt het College in deze Memorie van Antwoord:
,,Een andere regeling liet de financieele positie van de
gemeente trouwens niet toe."
Men mag veronderstellen, dat deze uitdrukking afkomstig
was van den vorigen Wethouder van Financiën. Indien men
veronderstelt, dat de financieele positie van de gemeente
nu het verhaal overbodig maakt, beschouwt men die finan
cieele positie te optimistisch, te meer, als men daarbij in
aanmerking neemt de uitlatingen, die de vorige Wethouder
van Financiën ten aanzien van die positie meende te moeten
doen korten tijd vóór de verandering van de samenstelling
van het College.
De wet laat verhaal van de omzetbelasting op verbruikers,
die gas en electriciteit voor industrieele, landbouw- en
bemalingsdoeleinden betrekken, niet toe, maar hieraan kan
men geen argument ontleenen om het verhaal na te laten
op de andere groepen van verbruikers, wanneer dit verhaal
noodig is. Wel is waar zal ook geen verhaal plaats hebben
op degenen, die aangesloten zijn bij het verwarmings-,
étalage- en reclametarief, maar aan deze uitzondering,
die plaats heeft op grond van administratieve bezwaren,
kan men geen argument ontleenen om het verhaal niet toe
te passen op degenen, voor wie deze administratieve moeilijk
heden niet gelden.
Spreker juicht het voorstel van Burgemeester en Wet
houders toe, te meer waar het te verhalen bedrag voor de
verbruikers zeer gering is, terwijl toch een bedrag van
33.000.— ten bate van de gemeentekas komt.
Verhaal omzetbelasting op gas- en eleetriciteitverbruikers.
(de Reede e.a.)
De heer de Reede moet erkennen, dat op zich zelf het be
zwaar van den heer Schoneveld, tegen de eenigszins ongelijk
matige toepassing van het verhaal, omdat een betrekkelijk
klein deel van de verbruikers wordt uitgeschakeld, waarde
heeft, maar daartegenover moet ook staan de vraag, hoe
verhaal eventueel mogelijk isbij het verhalen van dergelijke
posten moet men altijd zeer voorzichtig zijn, dat de admini
stratieve rompslomp tenslotte niet het verhaal zoodanig
inkrimpt, dat men zijn doel niet bereikt; dat gevaar dreigt
ongetwijfeld, wanneer men al die betrekkelijk geringe ver
bruikers in dat verhaal gaat betrekken. Het voorgestelde
verhaal wordt daardoor nog niet onbillijk tegenover hen,
die het wel zullen moeten betalen. Voor elke 0.88 die
de gemeente moet afdragen, zal ƒ1.verhaald worden;
dit is dus een zeer minimaal verschil; men kan niet zeggen
dat daardoor een onrechtvaardigheid begaan wordt.
Het verhaal is wel gewenschtniemand is er natuurlijk mee
ingenomen, ook het College niet, maar nu er nog steeds
tekorten op de begrooting gedekt moeten worden en hier
als het ware een weg wordt aangewezen om dit geld te vinden,
is het het beste dezen weg te gaan, den natuurlijken weg,
anders dan belastingverhooging, die toch altijd meer ge
forceerd is. Elke belastingverhooging zal veel ernstiger
werken dan deze bescheiden verhooging van de lichttarieven,
die ongeveer 35.000.in de gemeentekas brengt. Spreker
kan dan ook tegen dit voorstel zeer moeilijk bezwaren op
werpen; de houding van zijn fractie hiertegenover zal wel
willend zijn.
De heer Goslinga antwoordt den heer Hessing, dat het
vorige College de omzetbelasting nooit heeft verhaald, noch
verhaal van de omzetbelasting heeft aangekondigd. Dat
was een van de groote argumenten van het vorige College
tegen tariefsverlaging, maar de Kaad heeft tegen den wil
van dat College in een tariefsverlaging doorgezet en nu moet
ter compensatie daarvan de omzetbelasting verhaald worden
en daarvoor gevoelt spreker weinig. Spreker zal er echter
mee meegaan als hij bij de begrooting de onomstootelijke
bewijzen voor zich ziet, dat er geen ontkomen aan was.
Nu de. Raad spreker die gelegenheid heeft ontnomen, zal hij
thans tegen dit voorstel stemmen.
Spreker is in een geheel andere wereld gekomenwat hoort
hij een andere taal, speciaal van de zijde der sociaal-demo
craten. Spreker weet niet hoe hij het heefthij hoort klanken
die hij vroeger ook wel gehoord heeft, maar van geheel
andere zijde.
Men kan van spreker niet verlangen, dat hij op dit oogen-
blik zonder volledige kennis van zaken en zonder den inhoud
van de Memorie van Antwoord te kennen, zal accoord gaan
met een heffing, die dient als compensatie van de nadeelige
gevolgen van een besluit, dat men eenige maanden geleden
tegen sprekers nadrukkelijke waarschuwing in genomen heeft.
Spreker is geen Lamme Goedzak, zooals de heer Wilmer,
(spreker bedoelt hiermede niets geen kwaad), die ten slotte
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal
meegaan, ofschoon hij het dient tot zijn eer gezegd
tegen de verlaging van de tarieven gestemd heeft.
De heer Romijn, zegt, dat uit de discussies voldoende
gebleken is, dat het voorstel van het College zeer nauw
verband houdt met de begrooting.
De heer de Reede kan gedeeltelijk gelijk hebben, wanneer
hij zegt, dat het hier betreft een kwestie van prijzenpolitiek,
maar als men het als zoodanig bekijkt, is het verhaal van
de omzetbelasting volkomen in strijd met de prijzenpolitiek,
die de Lichtfabrieken op het oogenblik voeren en in verband
met de omstandigheden ook moeten voeren. Het streven
van de Lichtfabrieken is er op gericht, gelijk gebleken is
uit het voorstel No. 37 van de agenda van deze zitting, tot
verlaging van de prijzen harer producten te komen, omdat
in de tegenwoordige omstandigheden een hoogere prijs
remmend werkt op het verbruik dier producten. Het thans
in behandeling zijnde voorstel van het College gaat dwars
tegen deze politiek in.
Deze verhooging moge op zich zelf weinig te beteekenen
hebben, men dient hierbij niet te vergeten, dat het meerendeel
van de ingezetenen en zeer zeker een groot gedeelte van
hen, die de omzetbelasting moeten opbrengen, moeite heeft
om de eindjes aan elkaar te knoopen.
Het is verkeerd tot dit verhaal te besluiten, waar juist
kortgeleden de tarieven zijn verlaagd, van welke verlaging
de Lichtfabrieken ook uit een oogpunt van propaganda een
zeer dankbaar gebruik hebben gemaakt en tegen welke ver
laging spreker inderdaad gestemd heeft. De ingevoerde ver
laging wordt nu voor een gedeelte teruggenomen en gevolgd
door een verhooging.