196
verkrijgt en de eigendom niet bij minnelijke overeenkomst
kan worden verkregen, zal in casu de weg van onteigening
dienen te worden gevolgd.
Vermits met de vervroegde uitvoering van het werk
beoogd wordt meer werkgelegenheid te scheppen en derhalve
de werkloosheid eenigermate te bestrijden, kan o.i. in dit geval
de vereenvoudigde onteigeningsprocedure, bedoeld bij de
wet van 27 Maart 1915 S. 171, worden toegepast.
Het komt ons, met het oog op den tijd die daarmede toch
nog gemoeid zal zijn, gewenscht voor, dat Uwe Vergadering,
in afwachting van de bij U in te dienen voorstellen tot den
bouw van de rioolwaterzuiveringsinrichting, thans reeds
besluit voor het verkrijgen van de benoodigde terreinen den
weg van onteigening te bewandelen.
Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage liggende
stukken geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging
ons College te machtigen het noodige te verrichten ter ver
krijging, door middel van onteigening, zoo mogelijk met
toepassing van de Wet van 27 Maart 1915, S. 171, van de op
de overgelegde teekening in groene kleur aangeduide perceelen
grond, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie L nis 650
en 651, beide gedeeltelijk en te zamen groot 17.850 M2.,
alsmede van de op de bedoelde teekening in roode kleur
aangeduide perceelen grond, kadastraal bekend gemeente
Leiden, sectie L nis 652 en 653, te zamen groot 14.287 M2.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Ho. 252. Leiden, 12 December 1935.
Aangezien wij ons met het hieronder afgedrukt voorstel
van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en
Electriciteit tot het sluiten van een nieuwe stroomleverings-
overeenkomst met de gemeente Alkemade kunnen ver
eenigen, geven wij, met verwijzing naar den inhoud van de
missive van Commissarissen, Uwe Vergadering alsnn in
overweging over te gaan tot het met de gemeente Alkemade
sluiten van een overeenkomst, betreffende de levering van
electriciteit in die gemeente door de Stedelijke Electriciteits-
fabriek te Leiden, overeenkomstig het in de Leeskamer ter
visie gelegde ontwerp.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 9 December 1935.
Haar aanleiding van een verzoek van het gemeentebestuur
van Alkemade tot herziening van de daar geldende electrici-
teitstarieven zijn door de Directie der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit met dat bestuur onderhandelingen
gevoerd omtrent wijziging van de met die gemeente gesloten
stroomleveringsovereenkomst, welke onderhandelingen tot
overeenstemming hebben geleid op den grondslag van het
hierbijgaande concept-contract.
Volgens dit ontwerp heeft Alkemade toegestemd in een
verlenging van den duur der overeenkomst met elf jaren,
terwijl daartegenover Leiden zich bereid heeft verklaard tot
eenige verlaging van den stroomprijs voor de straatverlichting
en van den prijs der electriciteit, welke volgens het woonhuis
tarief „voor alle per maand verbruikte meerdere K. W. U."
(art. 10 sub c der Electriciteitsverordening) is verschuldigd.
Met het sluiten van de nieuwe overeenkomst, waarvan de
redactie overigens in overeenstemming is gebracht met die
van andere in den laatsten tijd gesloten soortgelijke overeen
komsten, zal voorts gepaard gaan de aanleg, op kosten van
Leiden, van een electrisch net in een drietal buurtschappen
onder de gemeente Alkemade; met de uitgave daarvoor
ad rond 9.000.is bij de ontwerp-bedrijfsbegrooting voor
1936 bereids rekening gehouden.
Aangezien wij ons met een en ander kunnen vereenigen,
geven wij, onder mededeeling, dat de Baad van Alkemade
reeds tot het sluiten van de onderwerpelijke overeenkomst
heeft besloten, Uw College alsnu in overweging den Baad
voor te stellen over te gaan tot het sluiten van een overeen
komst met de gemeente Alkemade betreffende de levering
van electriciteit in die gemeente door de Stedelijke Electri-
citeitsfabriek te Leiden volgens het hierbij overgelegde
concept.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit,
A. v. d. Sande Bakhuyzen,
Voorzitter.
J. A. v. d. Stok, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
H°. 253. Leiden, 12 December 1935.
In den brief ten geleide van de ontwerp-gemeentebegrooting
voor 1936 (Ingek. Stukken Ho. 212) deelden wij Uwe Ver
gadering mede, dat, nu de financiëele omstandigheden voor
de gemeente zooveel moeilijker zijn geworden, het thans
naar het oordeel van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit en van ons College noodig is tot
verhaal van de omzetbelasting zulks in overeenstemming
met het systeem van de desbetreffende wet op de ver
bruikers van gas en electriciteit over te gaan. Hoewel de
Begeering inmiddels heeft afgezien van haar voornemen om
op deze belasting 20 opcenten te heffen, drukt toch ter zake
van deze belasting op de begrootingen van de beide fabrieken
nog in totaal een bedrag van f 39.000.waarvan rond
6000.op den prijs der bijproducten kan worden verhaald,
zoodat voor verhaal op de verbruikers van gas en electriciteit
een bedrag van 33.000.overblijft.
Omtrent den vorm, waarin het verhaal behoort plaats te
hebben, is door ons het advies van Commissarissen inge
wonnen, dat in de Leeskamer ter visie is gelegd, en waarmede
wij ons kunnen vereenigen.
Aangezien volgens de wet verhaal slechts mogelijk is
op die verbruikers, die gas en electriciteit anders dan voor
industriëele, landbouw- en bemalingsdoeleinden betrekken,
zullen de verbruikers, voor zoover zij het gas en de electriciteit
voor deze doeleinden afnemen, van het verhaal dienen te
worden uitgezonderd, terwijl het aanbeveling verdient mede
hen uit te zonderen, op wie het verhaal op te veel administra
tieve bezwaren zou stuiten.
Met het oog op een en aaider zal geen verhaal behooren
plaats te hebben op de electriciteitsverbruikers, die de
electriciteit volgens de tarieven b, d en e van art. 10 der
Electriciteitsverordening betrekken, terwijl op de gas- en
electriciteitsverbruikers, met wie Commissarissen bijzondere
overeenkomsten hebben gesloten, verhaal slechts zal plaats
hebben, indien en voor zoover hun verbruik naar het oordeel
van Commissarissen daarvoor in aanmerking komt.
Ten aanzien van de overige gas- en electriciteitsverbruikers
kan dan worden volstaan met de betaling per maand van
2 cent per 10 M3. gas of gedeelte daarvan en van 1 cent per
10 K.W.U. electriciteit of gedeelte daarvan.
Op grond van het bovenstaande en met verwijzing voor
zooveel noodig naar de in de Leeskamer ter visie liggende
stukken geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging,
zulks ingaande na de opneming van het verbruik over de
maand December 1935
1°. op de daarvoor naar het oordeel van Commissarissen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit in aan
merking komende verbruikers van gas en electriciteit, met
wie door Commissarissen bijzondere overeenkomsten zijn
gesloten, verhaal van omzetbelasting toe te passen op den
voet van de desbetreffende resoluties van den Minister van
Financiën
2°. een bijdrage in de omzetbelasting te vorderen van:
a. 2 cent per maand per 10 M3. gas of een gedeelte daar
van van de verbruikers van gas, met wie door Commissarissen
geen bijzondere overeenkomsten zijn gesloten;
b. 1 cent per maand per 10 K.W.U. electriciteit of een
gedeelte daarvan van de verbruikers van electriciteit, met
wie door Commissarissen geen bijzondere overeenkomsten
zijn gesloten, en voor zoover zij de electriciteit volgens een
der tarieven sub a, c of van art. 10 der Electriciteitsver
ordening betrekken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
H°. 254. Leiden, 14 December 1935.
Met het hieronder afgedrukt voorstel van Commissarissen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit tot wijziging
van de Gasverordening kunnen wij ons in het algemeen
vereenigen. Intusschen geven wij er de voorkeur aan, nu
inmiddels gebleken is, dat het gasverbruik in 1935 en vooral
gedurende de laatste maanden van dit jaar nog meer is gedaald
dan aanvankelijk werd vermoed, als grondslag voor het vast
recht niet het standaard verbruik (100% van het werkelijk
verbruik) over de periode Juli 1934 tot en met Juni 1935
te nemen, doch 90 van het standaardverbruik over het
tijdvak December 1934 tot en met November 1935. Met het
oog daarop hebben wij art. IV van de ontwerp-verordening
in dien zin gewijzigd.
Voorts hebben wij art. VI, tweede lid, nog aldus ge
wijzigd, dat de verbruiker in 1936 niet meer zal hebben
te betalen dan hij voor dezelfde hoeveelheid gas in 1935
zou zijn verschuldigd geweest; ook hierdoor zal de aan
trekkelijkheid van het nieuwe tarief worden verhoogd.
Op grond van het bovenstaande en overigens met ver-