171
laste van het Bedrijf der Stedelijke Fabrieken van Gas en
Electriciteit komen.
Bij nadere overweging kunnen wij ons met de demping
van het onderhavige grachtgedeelte vereenigen, nu aan de
bezwaren daartegen uit een oogpunt van stadsschoon kan
worden tegemoet gekomen. Tegenover de belangrijke uitgave,
welke de uitvoering van het werk zal medebrengen, staat,
dat voor den Reinigingsdienst eenige besparing zal worden
verkregen, terwijl in aanmerking moet worden genomen, dat
bij handhaving van het water binnen afzienbaren tijd tot
vernieuwing van de walmuren zou moeten worden overgegaan.
Voorts zou ook bij niet-demping de rioleering van dit gedeelte
van het Levendaal, welke in het dempingsplan is opgenomen,
niet achterwege kunnen blijven.
De meerderheid van ons College meent intusschen onder
de huidige benarde omstandigheden deze demping alleen te
mogen voorstellen, indien zij in werkverschaffing wordt uit
gevoerd. Behalve toch dat het werk geheel is te beschouwen
als een voortzetting van de eveneens in werkverschaffing
uitgevoerde demping van het overige gedeelte van de gracht
en dat het belangrijke loonbedrag, hetwelk in de kosten is
begrepen 12.000.het voor zoodanige uitvoering zeer
geschikt maakt, zal op deze wijze een groot gedeelte van het
loonbedrag terug worden ontvangen. Het bedrag der arbeids-
loonen bij werkverschaffing komt n.l. ten laste van den
gewonen dienst en moet worden geteld bij de uitgaven, waarin
de gemeente ingevolge art. 8, lid 1, der wet van 4 Maart 1935
(S. 76), houdende voorzieningen terzake van gemeentelijke
kosten van werkloosheidszorg, een bijdrage ontvangt uit het
Werkloosheidssubsidiefonds. In de Memorie van Toelichting
op de ontwerp-gemeentebegrooting voor 1936 (zie onder
volgnummer 167) wordt deze bijdrage voorloopig berekend
op ongeveer 80
Ook de grootst mogehjke meerderheid der Commissie van
Fabricage heeft tot uitvoering van de demping in werk
verschaffing geadviseerd.
De minderheid van ons College heeft tegen uitvoering in
werkverschaffing overwegend bezwaar en zou de demping
op de normale wijze willen zien tot stand gebracht.
Wij achten het logisch, dat van de aan het onderhavige
grachtgedeelte gelegen perceelen, na de demping, een baat
belasting zal worden geheven op gelijken voet als waartoe
voor het verdere gedeelte van het Levendaal is besloten.
Aangenomen, dat het werk in den loop van 1936 tot stand
komt, zou deze heffing kunnen ingaan op 1 Januari 1937.
Te dien einde ware de verordening van 9 Juü 1934 op de
heffing van een belasting onder den naam van „Baat
belasting Levendaal" te wijzigen, zooals in de onderstaande
ontwerp-verordening is aangegeven.
Op grond van het bovenstaande geven wij, met verwijzing
overigens naar de in de Leeskamer neergelegde stukken
en in overeenstemming met de Commissie van Fabricage,
alsmede, wat de baatbelasting betreft, met de Commissie
van Financiën, Uw Vergadering in overweging:
a. te besluiten tot het dempen van het Levendaal, voor
zoover gelegen tusschen het Steenschuur en de Barbarabrug,
zulks uit te voeren bij wijze van werkverschaffing onder
de door den Minister van Sociale Zaken te stellen voor
waarden
b. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat
een bedrag van 37.100.voor het onder a genoemde
werk beschikbaar te stellen;
c. vast te stellen de volgende
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 9 Juli 1934
Gemeenteblad No. 45) op de heffing van een belasting
onder den naam van Baatbelasting LevendaaV
te Leiden.
Artikel I.
In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1°. in het eerste lid vervallen de woorden „van de Barbara
brug af tot de Vierde Binnenvestgracht" en „gedurende
dertig achtereenvolgende jaren, te rekenen van 1 Januari
1936 af,";
2°. in het tweede üd vervallen de woorden deels
met een blauwe en deels met een roode kleur aangeduid
op de bij deze verordening behoorende teekening," en
„tusschen de Korevaarstraat en de Vierde Binnenvest
gracht";
3°. een nieuw derde lid wordt ingevoegd, luidende als volgt
De belasting wordt geheven gedurende dertig achtereen
volgende jaren, te rekenen van 1 Januari 1936 af wegens
de gebouwde en ongebouwde eigendommen en hunne aan-
hoorigheden, welke geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen
een strook van vijftien meter diepte, gemeten zooals in het
vorige lid is aangegeven, ter weerszijden van het Levendaal
tusschen de Korevaarstraat en de Vierde Binnenvestgracht,
en te rekenen van 1 Januari 1937 af wegens de gebouwde
en ongebouwde eigendommen en hunne aanhoorigheden,
welke geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen een strook
vijftien meter diepte, gemeten zooals in het vorige lid is
aangegeven, aan de Noordzijde van het Levendaal tusschen
het Steenschuur en de Korevaarstraat en aan de Zuidzijde
van het Levendaal tusschen de Garenmarkt en de Korevaar
straat.
Art. II.
In artikel 6 wordt inplaats van „1936" gelezen: van het
jaar, waarover de belasting voor het eerst is verschuldigd.
Art. III.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1937.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Ondergeteekende stelt voor te besluiten sub 1 en 2 van het
ingekomen stuk No. 139 d.d. 14 Juni 1934 aldus te lezen:
le. over te gaan tot het dempen van het Levendaal
tusschen Steenschuur en de 4e Binnenvestgracht;
2e. dat voor het maken van een verbindingsweg tusschen
het Levendaal en de Utrechtschebrug de rooilijnen van het
Levendaal dienen te worden aangehouden, en daarvoor de
perceelen Plantage No. 9 en Plantsoen No. 1 aan te koopen
of te onteigenen.
J. H. SCHÜLLER.
Leiden, 2 Juli 1934.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.