292 MAANDAG 4 NOVEMBER 1935. Sportstichting. (van Eek e.a.) De strekking daarvan is vrij onschuldig, want het bedoelt het gebruik van de terreinen en installaties van de Sport stichting te onderwerpen aan de algemeene regeling, zooals die volgens de Zondagswet wordt toegepast door het College. Met andere woorden: het zal zoolang deze usance blijft ge handhaafd, verboden zijn de terreinen op Zondagochtend te gebruiken voor wedstrijden. Overigens zal men echter ge rechtigd zijn op Zondag wedstrijden te houden. Hier is door den heer Wilbrink indirect een aanval gedaan op hen, die op een gansch ander standpunt staan dan hij; spreker ziet er absoluut geen kwaad in om op Zondag te spelen of zelfs wed strijden te houden. In Nederland bestaan de meest verschil lende richtingen op het gebied van godsdienst, geloof en onge loof het is alleen mogelijk de onderlinge goede verstandhouding te bewaren wanneer men erkent het recht van iedereen om zijn overtuiging ook in de practijk te brengen, wanneer men handhaaft de volkomen vrijheid van iedereen om zich, wan neer hij een ernstige persoonlijkheid is, naar zijn eigen be ginselen te gedragen. Spreker komt dan op voor hen, die ook uit ernstige levensovertuiging er niet het minste kwaad in zien om op Zondag te spelen of wedstrijden te houden. Spreker erkent volkomen het recht om op grond van godsdienstige overtuiging daartegen te zijn; het zou absoluut verkeerd zijn in eenig opzicht te raken aan hun vrijheid zich naar die levensovertuiging te gedragen, maar spreker eischt zijnerzijds ook eerbiediging van zijn recht om een ander standpunt in te nemen; men moet echter laten varen het standpunt, dat alleen zij, die staan op streng geloovig standpunt, persoonlijk heden zijn, in het bezit van een ernstige levensovertuiging; wil men draaglijk en in goede verstandhouding met elkaar leven, dan zal dit van weerszij den geëerbiedigd moeten worden. Spreker ontkent niet, dat ook van de zijde van hen, die op zijn standpunt staan, wel eens gezondigd is, maar hij krijgt, wanneer daarover van christelijke zijde gesproken wordt, altijd het gevoel dat men hen, die een andere overtuiging zijn toegedaan, beschouwt als eenigszins minderwaardig, als personen, die niet een ernstige levensovertuiging zijn toege daan daartegen protesteert spreker. Gezonde sport op Zondag heeft door het tegengaan van het kroegleven ook zijn voordee- len. Natuurlijk kan sport demoralisatie meebrengen; spreker is ook geen voorstander van het wedstrijdsysteem, maar wanneer jonge menschen, die hard gewerkt hebben of een moeilijken tijd in de week hebben doorgebracht des Zondags aan gezond spel deelnemen, dan ziet spreker daarin niet het minste kwaad. Wanneer spreker daartoe de macht had, zou hij het van gemeentewege toestaan en niet verbieden. Het slenteren langs de straat, het bezoeken van kroegen, het uiten van on geoorloofde taal wordt dikwijls door de beoefening van ge zonde sport tegengegaan. De heer Romijn verwerpt de denkbeelden, die spreker en de zijnen in dezen voorstaan, maar toch wenscht spreker op te komen voor het standpunt van hen, die in Leiden niet weinig talrijk zijn en meenen, dat het niet verkeerd is, op den Zondag de sport te beoefenen. Al voorziet het gewijzigde voorstel van het College niet in alles, wat spreker verlangt hij zou de burgerij geheel willen vrij laten, omdat hij de zaak volkomen rein en zuiver acht het is beter dan het oorspronkelijke voorstel, volgens hetwelk het College bij den inbreng de voorwaarde kon stellen, dat des Zondagsmorgens niet gespeeld of gezwommen mocht worden. Spreker zal dan ook zijn stem aan het gewijzigde voorstel geven. De heer Wilmer juicht de gedachte, die aan dit voorstel ten grondslag ligt, ten zeerste toe. De uitwerking van deze ge dachte in de praktijk zal men moeten afwachten. De voorgestelde Sportstichting beantwoordt volkomen aan den wensch, door spreker bij de algemeene beschouwingen over de begrooting voor 1935 uitgesproken, dat de gemeente lijke overheid meer van haar bemoeienissen zal overdragen aan daartoe deskundige commissies (comité's of stichtingen, hoe men het ook noemen wil), die voortkomen uit de burgerij, waarbij de gemeentelijke overheid uiteraard een zekere zeggen schap en een zeker toezicht moet behouden. De Sportstichting zal de bestaande gemeentelijke bemoei ingen niet verder uitbreiden; alleen zal zij er naar streven de gemeentelijke bemoeiing meer vruchtbaar te doen zijn, meer algemeen bevrediging te schenken, maar de inhoud van de gemeentelijke bemoeiing zal geen uitbreiding ondergaan. De gemeente had reeds bemoeiing met de sport; er werden sportterreinen aangelegd, in orde gemaakt en verhuurd; ook dat zal zoo blijven. Ook tot nu toe werd de sport gesub sidieerd, zij het een enkele tak; toch wordt elk jaar een zeer belangrijk subsidie voor de sport uitgetrokken. Ook dit zal zoo blijven. Verder zal die sportcentrale niet veel meer doen Sportstichting. (Wilmer e.a.) dan zorgen, dat de eenmaal bestaande terreinen zoo goed mogelijk worden ingericht en verhuurd, op een voor het alge meen publiek bevredigende wijze en dat de subsidies daar terechtkomen, waar ze het meest en inderdaad noodig zijn. Spreker ziet dus niet in, dat door de instelling van deze sport centrale de gemeentelijke bemoeiing wat inhoud betreft zal worden uitgebreid. Ook is gezegd, dat eindelijk de gemeente moet optreden wanneer het particulier initiatief blijk heeft gegeven in de zaak, waarin een gemeentelijke Overheid optreedt, belang stelling te hebbendit is ook geschiedtot voor kort nog zijn hier verschillende pogingen gedaan, met meer of minder succes om de sportvereenigingen bij elkaar te brengen. Er is inderdaad in de gemeente een zeker streven en er wordt inderdaad een behoefte gevoeld aan meer centralisatie op dit punthet is zeer nuttig en goed, dat de gemeente aan dat streven steun verleent en dit, waar het uit zich zelf tekort mag schieten, ondersteunt. Spreker kan zich dus met veel sympathie vereenigen met de grondgedachte van dit voorstel; hoe de uitwerking ervan zal zijn, zal men moeten afwachten spreker wil zich daaromtrent niet aan pessimistische beschou wingen schuldig maken, maar ook wil hij daarover geen optimistische perspectieven openenspreker zal zien hoe het loopt, maar men behoeft niet eenvoudig maar te zien en af te wachtenmen zal, wanneer de begrooting en de rekening van deze stichting in den Raad zullen komen, ruimschoots gelegenheid hebben zijn verlangens kenbaar te maken en besluiten te nemen. De heer Goslinga zegt, dat de Raad dat dan niet meer kan. De heer Wilmer zegt, dat de Raad een wensch kan uit spreken tot wijziging van de begrooting, waaraan die Sport stichting zich zal moeten houden, wil zij niet het gevaar loopen, dat haar begrooting niet door den Raad zal worden goedgekeurd. De zaak van de openstelling van de sportterreinen op Zondag komt bij art. 3 der Statuten wel in behandeling, evenals de quaestie, of de leden van het Bestuur moeten worden gekozen door den Raad of door het College. Waar het gemeentebestuur zijn bevoegdheden in dezen voor een zeer groot deel uit handen geeft, al kan ook de Raad altijd invloed blijven uitoefenen, ligt het op den weg van den Raad, die het gemeentebestuur vormt, de leden van het bestuur der stich ting te benoemen. Spreker kan zich niet geheel en al vereenigen met het denk beeld om per sé 3 leden van den gemeenteraad in dien Raad van Beheer te benoemen. Het voordeel daarvan zou zijn, dat deze leden bij de behandeling van de begrooting en de reke ning van de Stichting door den gemeenteraad aan de overige gemeenteraadsleden de noodige inlichtingen kunnen ver strekken, maar spreker acht tegenwoordig dit voordeel niet meer zoo groot als vroeger. Voor het verstrekken van de noodige inlichtingen zijn in de eerste plaats aangewezen de leden en vooral de voorzitter van een zeer belangrijke, zoo niet de belangrijkste raadscommissie, n.l. de Commissie voor de Financiën, van wie men mag verwachten, dat zij zooveel informaties zullen inwinnen en de begrooting en rekening zoodanig zullen bestudeeren, dat zij in staat zijn, de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Tegenover het voordeel staat het nadeel, dat men door deze benoeming beperkt zou worden in zijn keuze van personen uit de burgerij, die door hun er varing op dit terrein, door hun ambitie of door de functie, die zij op het gebied van de sport vervullen, meer de aange wezen leden van den Raad van Beheer zouden zijn dan leden van den gemeenteraad. De heer van Welzen juicht het toe, dat men ook van de zijde der gemeente tracht maatregelen te nemen, waardoor de be oefening van de sport kan worden bevorderd. Wie de massa van de arbeidersklasse in haar beoefening van de voetbal- en de zwemsport heeft gevolgd, zal moeten erkennen, dat hierbij sprake was van een gezonde bevredi ging van de behoeften, die in de allereerste plaats door de arbeidersklasse werden gevoeld. In tegenstelling met den heer Beekenkamp is spreker van oordeel, dat ook op dit terrein een taak voor het gemeente bestuur is weggelegd. De vraag, hoe de Sportstichting commercieel zal worden beheerd, is wel van belang, doch komt pas in de tweede plaats aan de orde. Het voornaamste is, dat het gemeentebestuur poogt regelend op te treden en de beoefening van de sport te bevorderen. De stelling van den heer Beekenkamp, dat er voor ingrijpen door de gemeente geen aanleiding is, zoolang de belanghebbenden elkaar in dit opzicht niet hebben ge vonden, is zeer aanvechtbaar. Het behoort volgens spreker

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 10