GEMEENTERAAD YAN LEIDEN.
INKEKONEII STUKKE».
N°. 212. Leiden, 24 October 1935.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat
de ontwerp-begrooting voor het jaar 1936 gereed is gekomen;
aangezien echter met het drukken van de begrooting nog
eenige tijd gemoeid is, achten wij het overeenkomstig de
practijk van de laatste jaren gewenscht, ter bevordering van
den goeden gang van zaken onze algemeene beschouwingen
nu reeds in de Ingekomen Stukken op te nemen.
De moeilijkheden, bij het opmaken van de begrooting voor
1936 ondervonden, overtroffen in belangrijke mate die, welke
moesten worden overwonnen bij het samenstellen van de
vorige begrooting. Sloot het aanvankelijke concept van die
begrooting met een tekort van ruim 300.00.thans leverde
het oorspronkelijke concept opgemaakt aan de hand van
de ingekomen opgaven een tekort op, dat zeer aanzienlijk
hooger was. De opmerking in den vorigen geleide-brief, dat
de crisis met onverminderde hevigheid voortduurt en de
financieele toestand van de gemeente in steeds toenemende
mate, den nadeeligen invloed daarvan ondergaat, is thans
nog volkomen van toepassing; de toestand wordt door het
steeds verder terugloopen van de inkomsten en de niet te
stuiten stijging van de uitgaven voor armenzorg enz., steeds
moeilijker en daardoor ernstiger.
Het aanvankelijke concept der begrooting 1936 vertoonde
derhalve een veel ongunstiger beeld dan dat voor 1935.
Kon aan de begrooting van dat jaar nog een bedrag van
107.000.als batig saldo van den dienst 1933 ten goede
komen, de begrooting voor 1936 kon niet met een dergelijken
ontvangstpost worden geopend, vermits de dienst 1934, blijkens
het rapport op de rekening (Ingek. Stukken No. 189) een
nadeelig exploitatie-saldo opleverde. Door dit nadeeüg saldo
uit de Algemeene Reserve te bestrijden, werd althans nog
voorkomen, dat de gewone dienst met dat saldo werd belast.
De uitkeering uit het Gemeentefonds moest 48.953.
lager worden geraamd, in hoofdzaak een gevolg van het feit,
dat de garantie-uitkeering elk jaar met 1/10 van het garantie
bedrag over 1935/36 daalt (zie de toelichting in den vorigen
geleide-brief).
De belastingen konden evenmin op het niveau van de
begrooting 1935 worden uitgetrokken; zij bleven daarbij
een bedrag van 73.054.ten achter, hoewel de raming,
na overleg met den Rijks-Inspecteur der Directe Belastingen,
zoo scherp mogelijk geschiedde. Intusschen is deze achter
uitgang niet uitsluitend te wijten aan de daling van de
verschillende belastingopbrengsten; het groote verschil is
vooral ook een gevolg van de doorwerking van de wijziging
van het gemeentelijk belastingstelsel bij de wet van 4 Maart
1935 (Stbl. No. 76) tot instelling van het Werkloosheids-
subsidiefonds.
Deze tegenvallers werden echter nog verre overtroffen
door de lagere winstuitkeeringen volgens de bij ons inge
diende bedrijfsbegrootingen, waaronder de raming van de
winst der Lichtfabrieken wel de eerste plaats innam. Com
missarissen der Lichtfabrieken legden toch een begrooting
aan ons over met een winstcijfer, dat niet minder dan
332.134.— lager was, dan voor 1935 werd uitgetrokken.
De werkloozensteun werd in totaal 310.000.hooger
geraamd (van 840.000.op 1.150.000.doch deze
hoogere raming werd opgewogen door meerdere subsidie uit
het Werkloosheidssubsidiefonds.
Aan het begrootingstekort heeft wel medegewerkt de
stijging van de raming van de uitgaven voor armenzorg,
die 117.000.bedroeg; tegen 585.000.voor 1935, moest
thans op een bedrag van 702.000.worden gerekend.
Hiermede zijn nog slechts de voornaamste nadeelige ver
schillen genoemd; nog talrijke andere posten brachten tegen
vallers, en al stonden daartegenover natuurlijk ook wel
meevallers (wij mogen daartoe verwijzen naar het hieronder
volgend uitvoerig overzicht), deze waren niet voldoende om
een toeneming van het bijzonder groote tekort, dat reeds
uit de genoemde onderdeelen voortvloeide, te verhinderen.
Het is zonder meer duidelijk, dat in een begrooting met
een dergelijk aspect niet kon worden berust. Al had het
deficit een hoogte bereikt, als nimmer te voren en al scheen
het minder dan ooit mogelijk voldoende dekkingsmiddelen
te vinden, toch moest het streven zijn ook ditmaal een
sluitende begrooting aan Uwe Vergadering aan te bieden,
vermits evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven een
levensbelang voor de gemeente is.
De reeds door het College in zijn vorige samenstelling aan
gevangen arbeid tot bereiking van dit doel, werd door het
College in zijn huidige samenstelling voortgezet, waarbij als
gedragslijn werd gevolgd, eenerzijds dat belastingverhooging
voor de burgerij een funeste werking zou hebben en daartoe
derhalve in de allerlaatste plaats de toevlucht mocht worden
genomen en anderzijds, dat de werkgelegenheid zoo min
mogelijk mocht worden verminderd.
Het zal, gelet op het groote belang van een sluitende
begrooting voor de gemeente, ongetwijfeld ook Uwe Ver
gadering tot voldoening stemmen, dat het inderdaad is
mogen gelukken het tekort zonder belastingverzwaring te
overbruggen.
De begrooting werd grondig nagegaan, als gevolg waarvan
verschillende posten wijziging ondergingen, hetzij ter ver
sterking van de inkomsten, hetzij tot verlaging van de
uitgaven.
Aangezien het uiteraard niet doenlijk is, al deze ver
anderingen hier tot in bijzonderheden te vermelden, moeten
wij er mede volstaan de voornaamste te noemen.
Wij achtten aanleiding aanwezig een bedrag van 30.500.
van de Algemeene Reserve af te schrijven. Gelijk U uit het
rapport op de gemeenterekening over 1934 is gebleken, zou
deze dienst, indien hij door het boekingssysteem niet extra
belast was geworden wegens uitgaven voor vergoeding ter
zake van bijzonder onderwijs en voor rente van geldleeningen,
een batig saldo van 30.500.hebben opgeleverd, welk
batig saldo dan aan de begrooting 1936 ten goede zou zijn
gekomen. Deze omstandigheid laat toe dit bedrag van de
Algemeene Reserve af te schrijven ten behoeve van den
gewonen dienst 1936. In dit verband wordt in herinnering
gebracht, dat van de Algemeene Reserve groot per 1
Januari 1935 499.438.88 werd beschikt over 152.260.
ten behoeve van 1935 voor thans nog niet op andere wijze
te dekken lagere ontvangsten en hoogere uitgaven (voor
namelijk armenzorg), terwijl voorts het nadeelig exploitatie
saldo van 1934 ad 20.449.34 uit de Algemeene Reserve zal
worden genomen.
Na toetsing van de door Commissarissen der Lichtfabrieken
in Juni 1935 ingediende begrootingen aan de bereikte resul
taten over het eerste halfjaar 1935, kon de aanvankelijk voor
1936 geraamde winst van de Electriciteitsfabriek met A
74.500.worden verhoogd. Ten aanzien van de Gas
fabriek bleek een verhooging van de geraamde winst niet
gewettigd.
Voorts kon, naast het reeds uitgetrokken bedrag van
40.000.als uitkeering van de tweede helft van een inder
tijd bij de Gasfabriek voor een inmiddels vervallen doel
gevormde reserve, worden geraamd een som van 35.000.
ter zake van bij de Lichtfabrieken in te voeren bezuinigings
maatregelen.
De raming van de baten ter zake van de Leidsche Duin
water Maatschappij geschiedde in de begrooting 1935 en
aanvankelijk ook in die voor 1936, op dezen voet, dat jaarlijks
bij de Maatschappij een bedrag van 50.000.kon worden
gereserveerd. In de tegenwoordige omstandigheden achtten
wij, na overleg met Commissarissen, het verantwoord, dat
van deze reserveering voor 1936 werd afgezien (op de balans
per 1 Januari 1935 komt als reserve reeds een bedrag van
445.000.voor), waardoor ten bate van de gemeente een
hoogere winstuitkeering van 45.000.mocht worden ver
wacht. Bovendien achtten wij het, en zulks eveneens gehoord
Commissarissen, mogelijk, dat uit de exploitatie nog een
verhooging van de winstuitkeering met 15.000.plaats
heeft. De totale uitkeering dividend, concessierechten
enz. zal dan 310.000.bedragen (raming 1935 250.000.-
uitkeering over 1934 283.430.82).
De fabricage-begrooting, die voor 1935 500.426.in
uitgaaf beliep, en voor 1936 oorspronkelijk een eindcijfer
van ƒ505.419.had, werd verminderd tot ƒ483.852.
De post voor onvoorziene uitgaven, welke aanvankelijk
op 50.000.werd uitgetrokken, brachten wij, evenals voor
1935 geschiedde, terug tot 40.000.
Vervolgens kon, als uitvloeisel van het Wetsontwerp tot
verlaging van de openbare uitgaven en de daarmede samen
hangende wetsontwerpen worden geraamd:
a. vermindering van de pensioensbijdragen aan het Burger
lijk Pensioenfonds met 1 24.000.
b. ter zake van het onderwijs (o.a. verlaging van rente,
waarnaar uitkeeringen worden berekend) 5.430.
c. automatische verlaging van de salarissen van diegenen,
die overeenkomstig rijksregeling worden gesalarieerd, als
gevolg van de voorgenomen rijkssalariskorting (onderwijzend
personeel gymnasium en H.B.S.) 12.440.
Volledigheidshalve merken wij hierbij op, dat met be
trekking tot den Keuringsdienst van Waren en den Armenraad
nog niet voldoende bekend is, welke maatregelen kunnen
worden genomen, zoodat daarvoor thans nog geen besparing
kan worden geraamd.
Op het eerste concept der begrooting was reeds een bedrag
van 25.000.uitgetrokken als opbrengst van de bereids