105 1°. het woonhuistarief (art. 10 sub c der Electriciteits- verordening), bestaande in een halveering van het eerste per maand verbruikte aantal K.W.U., waarvoor de prijs van 10 cent per eenheid is verschuldigd, en in verlaging van den prijs van alle per maand verbruikte meerdere K.W.U. van 5 tot 4 cent per eenheid; met deze wijziging hield voorts verband een wijziging van het enkeltarief en het verwarmings tarief 2°. het dubbeltarief (art. 10 sub b), bestaande in een ver laging van den prijs per eenheid gedurende de speruren van 22 tot 20 cent en wijziging van het tarief buiten de speruren in dien zin, dat voor de eerste 2500 eenheden per jaar 9 in plaats van 10 cent per eenheid en voor alle volgende eenheden 8 in plaats van 9 en 8 cent per eenheid is ver schuldigd 3°. het étalage- en reclametarief (art. 10 sub e) in dien zin, dat de prijs per eenheid des avonds van 8 tot 11 uur (middel bare zonnetijd) op 7 in plaats van 8 cent wordt gesteld; 4°. het winkeltarief (art. 10 sub bestaande in verlaging van het vastrecht per jaar voor iedere decawatt (of gedeelte daarvan) van de totale aansluitwaarde van 1.44 tot 1.20 en in wijziging in dien zin, dat in plaats van de eerste 500 eenheden per jaar voor de eerste 300 eenheden 5 cent en voor alle volgende 4 cent per eenheid is verschuldigd. De kern van dit complex van voorstellen, waarmedé per jaar een bedrag van 100.850.zou zijn gemoeid, vormde de voorgestelde wijziging van het woonhuistarief c.a., dat alleen al ƒ70.000.— 's jaars zou kosten. Aan deze tariefs wijziging hechtte de Directie vooral hierom, omdat zij de mogelijkheid openliet, dat de daling van de inkomsten althans gedeeltelijk door grooter verbruik werd gecompen seerd. Volgens dit voorstel zou men b.v. in een woning met 3 lichtpunten bij een electriciteitsverbruik van slechts 80 K.W.U. per jaar niet meer dan 18 cent per K.W.U. behoeven te betalen, terwijl dan het meerdere reeds tegen 4 cent per K.W.U. zou worden berekend. Bij een woning met 5 lichtpunten zou de prijs van 18 cent reeds bereikt worden bij een verbruik van 100 K.W.U. per jaar, bij een woning met 7 lichtpunten- bij een verbruik van 130 K.W.U. en bij een woning met 10 lichtpunten bij een verbruik van 180 K.W.U. per jaar. Ongetwijfeld zou naar de meening der Directie dit tarief ér in niet geringe mate toe hebben bijge dragen, dat de gemiddelde prijs van het verbruik voor woonhuizen een algemeene verlaging onderging. Met de wijziging van het woonhuistarief c.a., als door de Directie voorgesteld, heeft evenwel noch de minderheid, noch de meerderheid onzer Commisie zich kunnen vereenigen. De minderheid, de sociale taak, welke de fabrieken bij haar tarievenpolitiek zouden hebben te vervullen, daarbij op den voorgrond stellende, geeft de voorkeur aan een ver laging van het enkeltarief (art. 10 sub a) van 20 tot 18 cent per eenheid en wensclit dus gehandeld te zien overeenkomstig het in de zitting van 15 April j.l. aangehouden voorstel van de heeren Schoneveld, van Rosmalen en Lombert. Zij is van oordeel, dat, wanneer men onder de huidige tijdsomstandig heden tot tariefsverlaging overgaat, deze in de eerste plaats ten goede behoort te komen aan de minst draagkrachtigen, naar de meening der minderheid in het algemeen degenen, die de electriciteit naar het enkeltarief betrekken. Tegen een wijziging van het woonhuistarief heeft zij voorts deze beden king, dat dit tarief door het daaraan verbonden vastrecht aan de verbruikers niet voldoende mogelijkheid tot be zuiniging biedt en dat mitsdien wijziging van dit tarief voor de minst draagkrachtigen van niet zooveel waarde is als een verlaging van het enkeltarief. De meerderheid is echter met de Directie tegen een ver laging van het enkeltarief, omdat het verlies, dat reeds op de kleine verbruikers wordt geleden, daardoor nog wordt vergroot. Verlaging van dit tarief acht zij ook daarom niet noodig, omdat het naar haar meening hier redelijk is; in geen enkele groote gemeente in ons land geldt een enkel- tarief, dat lager is dan hier, integendeel in de meeste is het. hooger. Voorts wijst de meerderheid er op, dat men ook de gevolgen van de verlaging van het enkeltarief voor de verbruikers niet moet overschatten. Immers van de 15000 verbruikers, die enkeltarief hebben, zijn er 4000, die gemiddeld per persoon en per jaar 47 K.W.U. verbruiken; voor deze verbruikers beteekent de verlaging van het enkeltarief met 2 cent per eenheid dus een besparing per jaar van 47 X 2 cent 94 cent, d. i. nog geen 2 cent per week. Het voorstel om het enkeltarief met 2 cent per eenheid te verlagen werd tenslotte verworpen met 3 tegen 2 stemmen. Zooals gezegd, heeft echter ook de meerderheid zich niet met het voorstel van de Directie tot wijziging van het woon huistarief kunnen vereenigen. Door aanneming toch met 4 stemmen tegen 1 stem van een amendement-Elkerbout besloot zij Uw College in overweging te geven het woonhuis- tarief alleen in dien zin te wijzigen, dat het bij dit tarief behoorend vastrecht van 18 cent per maand en per aan- sluitingspunt (met een minimum van 3 aansluitingspunten) wordt verlaagd tot 10 cent. De derving van ontvangsten als gevolg van deze tariefswijziging wordt geraamd op 75.000. 's jaars, waarvan 19.000.wegens overgang van het enkel tarief naar het woonhuistarief. Uit deze cijfers blijkt, dat ook bij deze tariefswijziging tal van verbruikers, die thans het enkeltarief hebben, van het nieuwe woonhuistarief zullen profiteeren; het bevat echter niet den prikkel tot grooter verbruik, welke in het voorstel der Directie was gelegen. Met de hierboven onder 2°, 3° en 4° genoemde voorstellen der Directie heeft onze Commissie zich kunnen vereenigen. Kaast de bovengenoemde wijziging van het. woonhuistarief zijn dan ook deze voorstellen, die te samen 26.350. kosten, in de hierbijgaande ontwerp-verordening tot wijziging van de Electriciteitsverordening (conclusie I) opgenomen, zoodat de derving van ontvangsten volgens het geheele com plex voorstellen der meerderheid 75.000.1- 26.350. 101.350.zal bedragen, zijnde dus ongeveer het bedrag, dat de Raad voor verlaging van het electriciteitstarief heeft beschikbaar gesteld. Dekking voor de helft van dit bedrag voor 1935 kan worden gevonden door de rekeningen van de gas- en van de electriciteitsfabriek voor dit jaar in plaats van met 1 slechts met te belasten van de som der door de gemeente oorspronkelijk verstrekte en nog niet afgeloste aanleg- en uitbreidingskapitalen; daartoe is wijziging noodig van het ter zake bij de vaststelling van de gemeente-begrooting voor 1935 genomen Raadsbesluit, waartoe conclusie II van ons voorstel strekt. Overigens zijn de financiëele gevolgen ge regeld in de hierbijgaande staten tot wijziging van de bedrijfs- begrootingen voor 1935, welke den Raad ter vaststelling zullen moeten worden aangeboden (conclusie III). Voor 1936 en volgende jaren kan op twee wijzen dekking worden gevonden, hetzij door de stortingen in de vernieuwings fondsen te staken, hetzij door extra-afschrijvingen ten laste van het vernieuwingsfonds en door extra-aflossing van door de gemeente verstrekte kapitalen. Wij wenschen ons echter daaromtrent nog te beraden en stellen ons voor daarop tijdig, d. i. vóór de behandeling van de gemeente- en de bedrijfs- begrootingen voor 1936, terug te komen. Ten slotte achten wij ons verplicht er op te wijzen, dat, indien de Raad eventueel mocht besluiten het enkeltarief tot 18 cent per K.W.U. te verlagen, de thans door ons gedane voorstellen niet zullen kunnen worden gehandhaafd, terwijl dan de overige tarieven met het verlaagde enkeltarief in overeenstemming zullen moeten worden gebracht. Op grond van het bovenstaande geven wij Uw College in overweging den Raad voor te stellen: I. over te gaan tot vaststelling van de navolgende ver ordening V E R ORDEN I N G, houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914 (Gemeenteblad No. 37), betreffende de levering van elec triciteit door -de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 17 December 1934 Gemeenteblad No. 38). Art. I. In artikel 10 van bovengenoemde verordening worden de volgende wijzigingen gebracht: 1°. wordt sub b in de eerste alinea in plaats van „22 cent" gelezen „20 cent" en wordt de derde alinea gelezen als volgt „Op alle overige uren: j per eenheid voor de eerste 2500 eenheden per jaar 9 cent (verlaagd alle volgende 8 tarief)" 2°. wordt sub c, 1° in plaats van „18 cent" gelezen „10 cent". 3°. wordt sub e in plaats van „8 cent" gelezen „7 cent". 4°. wordt sub 1° in plaats van 1,44" gelezen 1,20" en wordt sub 2° onder a in plaats van „500" gelezen: „300". Art. II. Deze verordening treedt in werking na de opneming van het verbruik over de maanden Mei en Juni 1935. II. met intrekking van het Raadsbesluit van 25 Januari 1935 te besluiten, dat, in afwijking van het bepaalde in art. 28 van de verordening van 2 Juli 1934 (Gemeenteblad Ko. 19),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 5