DINSDAG 3 SEPTEMBER 1935.
269
Benoeming van Wethouders.
(de Vries e.a.)
fracties, welke in de pers is gepubliceerd, komt een eigen
aardige passage voor, die spreker heeft getroffen. De sociaal
democraten schreven n.l. in hun nitnoodiging aan de andere
fracties
„Tot de bijeenkomst zijn uitgenoodigd vertegenwoordigers
van de B. K., A. R., C. H., V. B. en V. D.-fracties. Niet
uitgenoodigd zijn derhalve de vertegenwoordigers van de
Communistische Partij en van Nationaal Herstel, wijl zij
tegenstanders zijn van de parlementaire democratie."
Het laatste is op zich zelf ten aanzien van Nationaal
Herstel juist, maar hoe heeft men in het algemeen zonder
protest de stelling kunnen aanvaarden, dat daardoor blijk
baar Nationaal Herstel zich niet zon interesseeren voor de
samenstelüng van het nieuwe College?
Spreker is tegenstander van het huidige politieke stelsel
en de methode volgens welke de verkiezingen plaats vinden,
maar heeft den eed afgelegd, dat hij het belang van de ge
meente boven alles zal behartigen; hij zou dan ook zijn plicht
verzaken, wanneer hij niet probeerde naar de mate van zijn
bescheiden krachten te voorkomen de verkiezing van twee
sociaal-democratische Wethouders, met welke verkiezing
kennelijk alle andere fracties, behalve de Communistische,
accoord gaan.
Het is merkwaardig, dat bij het overleg het initiatief
oorspronkelijk is uitgegaan van de rechtsche Raadsfracties,
die de S. D. A. P. hebben gevraagd, of zij niet van oordeel
was, dat zij op de bezetting van Wethouderszetels aanspraak
kon maken. Toevallig hebben de brieven elkaar gekruist.
Merkwaardig is ook, dat in het overleg het begrip „ge
meentebelang" schier niet ter sprake gekomen is. De
S. D. A. P. heeft in het centrum van alle besprekingen ge
plaatst de werkverruiming met handhaving van de normale
loonnormen en vooral niet de werkverschaffing met lagere
steunnormen. Oogenblikkelijk heeft men van rechts gevoeld,
dat er een financieel gevaar in school; men heeft van die
zijde enkele kleine bezwaren geopperd, b.v. de mogelijkheid
van het ingrijpen van hoogere instanties, en de moeilijkheid
om reeds nu financieele mogelijkheden vast te leggen; doch
toen de S. D. A. P. deze „opvallende" waarheden toegaf,
was het in orde.
De Voorzitter zegt den heer de Vries, dat het de gewoonte
is, politieke beschouwingen te houden bij de behandeling
van de eerste begrooting, die den nieuwen Raad wordt aan
geboden. Men heeft zich in deze vergadering van verschillende
zijden beperkt tot het afleggen van een korte verklaring.
Spreker wil geen inbreuk maken op het recht van het vrije
woord, maar geeft toch den heer de Vries in overweging,
zich thans tot het afleggen van een korte verklaring te
beperken.
De heer de Vries zal zich zooveel mogelijk bekorten, maar
moet thans voorkomen, dat men hem bij de algemeene be
schouwingen over de begrooting zou kunnen verwijten, dat
hij bij de Wethoudersverkiezing zelf gezwegen beeft en zijn
waarschuwend woord niet heeft laten hooren.
Blijkens hetgeen omtrent het overleg gepubliceerd is, heeft
men niet eens gesproken over de vraag, welke personen tot
Wethouder zouden worden benoemd. Er is inderdaad een
„politieke buit verdeeld," 2 zetels voor de sociaal-democraten,
1 voor de Roomsch-Katholieken en 1 voor de Christelijk-
Historischen. Men heeft zich niet eens de moeite gegeven
zich af te vragen, welke personen men als Wethouders zou
krijgen; het wordt aan de fracties overgelaten, wie Wethouder
wordt, niet aan den Raad. Nn zullen er 2 sociaal-democra
tische Wethouders komen; naar door de sociaal-democra
tische fractie is uitgemaakt: de heeren van Stralen en Verweij.
Waar op het oogenblik overal in het land, zelfs van Regeerings-
zijde, wordt betoogd dat het niet wenschelijk is dat in de
Colleges zitten vrijgestelden, acht spreker het niet verant
woord om hier, gelijk men overeengekomen is, in het bijzonder
het bestuur over Sociale Zaken aan een vrijgestelde als den
heer van Stralen te geven.
De Voorzitter zegt, dat de verdeeling van de werkzaam
heden geschiedt door het College van Burgemeester en
Wethouders; dat punt is dus allerminst aan de orde.
De heer de Vries zegt, dat hem dat volslagen bekendis,
maar dat is toch de bedoeling van de fracties.
De Voorzitter zegt, dat ten aanzien van de bedoelingen het
College zich niet heeft uitgelaten noch zich heeft kunnen
uitlaten.
De heer de Vries zegt dat in elk geval in het College zullen
Benoeming van Wethouders.
(de Vries e.a.)
komen 2 sociaal-democraten; als tegenwicht tegenover hen
zullen in het College zitting hebben de heeren Splinter en
Tepe, die geen van beiden tot dusverre blijken hebben ge
geven in dit opzicht een remmenden invloed te kunnen uit
oefenen. Niet meer zullen in het College zitting hebben,
blijkbaar omdat hun fracties niet sterk genoeg zijn, de heeren
Romijn en Goslinga, de sterkste figuren in het vorige College.
Men staat hier zuiver in aanbidding voor het getal, den afgod
van dezen tijd. Men heeft bij dit overleg juist al die gevaarlijke
dingen gedaan, die tegen het huidige stelsel worden aan
gevoerd.
Spreker mag niet door blanco te stemmen meewerken aan
het kennelijk in den Raad bestaande plan. Vooral waar
misschien nog andere combinaties mogelijk zouden blijken,
zal spreker als volgt stemmen: in de vacature-Splinter op
den heer Romijn; in de vacature-Tepe op den heer Wilmer;
in de vacature-Goslinga op den heer de Reede; en in de
vacature-Romijn op den heer Goslinga. Hiermede bedoelt
spreker aan te geven, welke personen zijns inziens het meest
geschikt zijn voor het Wethouderschap; daarvoor zullen
persoonlijke bezwaren hebben te wijken.
Ieder gevoelt hoe in de volgende 4 jaren ontzaglijke span
ningen kunnen optreden en reeds opgetreden zijn, zoowel
in de binnenlandsche als in de buitenlandsche politiek.
Leiden zal paraat moeten zijn en moeten beschikken over
een College, voor zijn taak berekendmen zal dan niet rekening
hebben te honden met de verhoudingen of met de macht
van het getal, maar uitsluitend met de vraaghoe den besten
man op de beste plaats te brengen. Spreker richt een woord
van vermaan tot de heeren van rechts, die toch hebben
beloofd aan hun kiezers, dat zij allereerst zouden zorgen voor
het gemeentebelang en voor de handhaving van het gezag
en van het financieel evenwicht van Leidenzij hebben echter
zonder slag of stoot, uit zich zelf, de macht overgegeven
aan de sociaal-democratie. Wat moeten zij straks zeggen
tot hen, die hen hebben afgevaardigd? Men moet zuiver het
gemeentebelang laten beslissen. Deze gedachte is zeer sterk
naar voren gekomen uit de burgerij, en wel in een ingezonden
stuk van een anti-revolutionnair, den heer Knibbe, secretaris
van de Kamer van Koophandel, in de plaatselijke pers.
Spreker verzoekt, dat in de Handelingen worde opgenomen
het slot van dit artikel, dat aldus luidt:
„Ook zelfs, als dit onverhoopt niet mocht geschieden, en
als de raadsleden de verantwoordelijkheid voor deze ver
kiezing ook bij nader inzien zouden durven blijven aan
vaarden, dan nog zal dit protest niet waardeloos zijn, omdat
het de aanvang kan zijn van een tijdperk waarin, vanuit de
burgerij zelf, veel krachtiger dan thans op handhaving van
het gezag en op een gezonde gemeentelijke politiek zal worden
aangedrongen, en veel meer dan vroeger scherp zal worden
toegezien op die raadsleden, die zich in bepaalde gevallen
bij de destructieve politiek der sociaal-democraten aansluiten".
Het is in alle gemeenten gebleken, dat wanneer het finan
cieel beheer berustte bij de sociaal-democraten, dit die ge
meente aan den rand van den financieelen ondergang bracht.
De rechterzijde gaat nu met sociaal-democratische Wet
houders experimenteeren ten koste van het gemeentebelang
in een tijd als deze, die zoo vol spanning is, dat ieder moment
de vonk in het kruithuis kan slaan en Europa in vuur en vlam
zetten kan. Spreker zal geen voorstel doen, maar geeft de
suggestie, deze raadszitting te schorsen, opdat de rechtsche
raadsfracties zich alsnog kunnen beraden over de vraag,
of zij in het belang van de gemeente niet zullen terugkeeren
op den weg, dien zij aanvankelijk zijn opgegaan, en haar
leden bij dat nader overleg indachtig zullen zijn den eed, dien
zij zoojuist hebben afgelegd.
De heer Wilmer meent, dat de rede van den heer de Yries
niet een zoodanigen indruk heeft gemaakt, dat men met de
beantwoording daarvan niet zou kunnen wachten tot de
behandeling van de begrooting.
Achtereenvolgens worden benoemd:
a. de heer J. Splinter Ozn. met 33 stemmen; de heeren
Mr. A. J. Romijn en II. van Weizen verkregen ieder 1 stem.
De heer Splinter verklaart de benoeming aan te nemen.
b. de heer Mr. A. F. L. M. Tepe met 33 stemmen; de
heeren Th. B. J. Wilmer en H. van Weizen verkregen ieder
1 stem.
De heer Tepe verklaart de benoeming aan te nemen.
c. de heer M. G. Verweij met 28 stemmen; de heeren