250 MAANDAG 26 AUGUSTUS 1935. Heffing belasting voor gebruik van openbaren (Bosman e.a.) gemeentedienst, enz. De heer Bosman bètreurt de indiening van de motie-Bergers na de toezegging van den Wethouder, die zich op een ruim standpunt stelt en verzoekt de plaatsbepaling aan het Ooilege over te laten, dat naar bevind van zaken zal handelen. Dit is in dezen het wenschelijkste standpunthet is zoo moeilijk tevoren te zeggen welk terrein het meest aangewezen is. Uit een eventueele verwerping van de motie zou eigenlijk voortvloeien, dat het veemarktterrein wel voor fietsenstalling door den Baad gewenscht werd, terwijl uit de discussie het tegendeel is gebleken. Spreker verzoekt den heer Bergers zijn motie daarom in te trekken; laat men de zaak aan het College overlaten. De Voorzitter zegt, dat de Baad zich op een verkeerd stand punt plaatst; de Baad verstaat de bedoeling van het College verkeerd. In het College is in het geheel niet gesproken over de wenschelijkheid die parkeerterreinen te bestemmen voor stalling van rijwielen; alleen is besproken de vraag wat be taald moest worden voor het stallen van rijwielen op eventueel aan te wijzen plaatsen en het is voorloopig in het geheel niet de bedoeling van het College dit te doen op parkeerterreinen men late het dus bever aan het College over dit te bepalen; desgewenscht kan dit den Baad daarin kennen. Maar daar toe moet men eerst studie maken van alle in de stad bestaan de mogebjkheden èn eerst alle terreinen bekijken. De heer Bergers trekt na deze woorden van den Voor zitter zijn motie in. De Voorzitter constateert, dat de motie van den heer Bergers is ingetrokken. Beraadslaging over artikel I. De heer Groeneveld verzoekt het College het woord „inti- tulé" te vertalen. De Voorzitter zegt, dat „intitule" datgene is, wat men bij een wetsontwerp noemt de considerans. De heer Groeneveld verzoekt den Voorzitter dit ook te ver talen. De Voorzitter zegt, dat de considerans is de beweegreden tot een ontwerp van wet. De heer Groeneveld zegt, dat het dus wel mogelijk blijkt er Nederlandsche woorden voor te vinden. Br zijn vele vreemde woorden in het Nederlandsch ingeburgerd, maar dit is toch een ongebruikelijk woord. De Voorzitter zegt, dat het een gebruikelijk woord is. De heer Groeneveld blijft er bij, dat het ongebruikeüjk is; spreker gevoelt er weinig voor het aantal vreemde woorden in de Nederlandsche taal te vergrooten. Artikel I wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel II. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer Tobé, luidende: „Ondergeteekende stelt voor het tarief voor rijwielen in plaats van 0.05 op 0.10 te stellen." De heer Coster verklaart zich vóór het voorstel van den heer Tobé. Nergens in de stad wordt voor het stallen van rijwielen 0.05 gerekend. De gemeente gaat nu concurreerend optreden door 0.05 te rekenen. De heer Goslinga zegt, dat aan het postkantoor 0.021 gerekend wordt. De heer Groeneveld wijst er op, dat achter de woorden „van een handwagen, brood- of melkkar of een driewielig transportrijwiel" gevoegd dient te worden „voor een jaar". Door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, voor een gewonen personenauto te heffen 0.10 en voor een gewonen vrachtauto 0.25. Spreker begrijpt niet, waarom dat groote verschil noodig is. Niet ieder rijdt voor zijn pleizier met een personenauto, maar er zijn er toch. Spreker heeft echter nog nooit gehoord, dat iemand voor zijn pleizier met een vracht auto rijdt. In den regel gebeurt dat om zaken te doen. Spreker acht het voorgestelde tarief voor een vrachtauto te hoog en Heffing belasting voor gebruik van openbaren (Groeneveld e.a.) gemeentedienst, enz. anderzijds het tarief voor een personenauto te matig. Hij stelt voor te heffen: 0.15 voor een klein model personenauto en een klein model vrachtauto en ƒ0.25 voor een grooteren personenauto en een grooteren vrachtauto, als maximum. Ben maximum van 0.50 per 6 uur voor groote auto's acht spreker te hoog. Maakt men het tarief te hoog, dan zal men zijn auto ergens neerzetten zonder er iets voor te betalen. Dat is ook niet verboden. De Voorzitter zegt, dat de heer Groeneveld zelf het voor beeld geeft. Hij wil het tarief voor gewone auto's steben op 0.15. Voor zoover spreker bekend, is het in Nederland nergens hooger dan een dubbeltje. De heer Groeneveld zegt, dat het wellicht wenschelijk is, al zal hij daartoe geen voorstel doen, om ook het tarief voor de vrachtauto's op 0.10 te stellen. Spreker wil de personen auto's en de vrachtauto's in elk geval gebjk steben. 0.15 voor het parkeeren van een personenauto vindt spreker niet veel. Met het voorstel om het tarief voor rijwielen te stellen op 0.10 kan spreker niet meegaan. Het is niet waar, dat dit tarief van 5 cent veel lager is dan het door de particuüere rijwielstallingen berekende tarief; in de eerste plaats staan de rijwielen onbeschermd tegen regen en zon en bovendien bedraagt het tarief 5 cent per 6 uur, dus 20 cent per etmaal, terwijl de particuliere rijwielstallingen 10 cent per etmaal berekenen. Goed uitge rekend is de gemeente dus in het geheel niet goedkooper, maar duurder, terwijl de plaatsing ongunstiger zal zijn. Spreker gevoelt er dus niets voor om meer te rekenen. De heer Wilbrink sluit zich aan bij den heer Groeneveld. Een tarief van 5 cent per 6 uur voor plaatsing van een rijwiel in de open lucht kan geen concurrentie beteekenen voor de particuliere rijwielbewaarplaatsen, waar de fietsen behoorlijk zijn ondergebracht. Het geldt hier het geven van gelegenheid tot fietsenstalling bij bijzondere gelegenheden aan den buiten kant van de stad en spreker kan niet inzien, dat de bestaande rijwielbewaarplaatsen daarvan concurrentie hebben. Ook in de stad beteekent dit geen concurrentie, want als men even ergens moet zijn, gaat men zijn rijwiel niet voor 10 cent stallen. Deze regeling is dus alleszins billijk, ook gelet op het 'tarief voor auto's; het zou toch te gek zijn zoowel voor auto's als fietsen 10 cent te rekenen. Spreker acht niet juist het denkbeeld van den heer Groene veld om eenzelfde tarief vast te stellen voor vrachtauto's en personenauto's. Ben vrachtauto neemt veel meer plaats in dan een personenauto. De heer Groeneveld heeft wel nog nooit gehoord, dat iemand voor zijn pleizier met een vracht auto rijdt, maar dikwijls komen families voor hun plezier met een vrachtauto naar de stad. Ook hebben de vracht auto's veel meer ruimte noodig voor in- en uitrijden, en voor het manoeuvreeren. Het spreekt dus vanzelf, dat de tarieven ten deze niet gelijk kunnen worden gemaakt. Men kan er over discussieeren of het verschil niet te groot is, maar gezien ook het betrekkelijk gering gebruik, dat door vrachtauto's wordt gemaakt van de gelegenheid om te parkeeren en de inschakeling in het bedrijf in zijn geheel, acht spreker geen reden aanwezig om te spreken van een ongelijke werking. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement van den heer Groeneveld, luidende: „Ondergetekende stelt voor in het voorgestelde Artikel II de navolgende wijzigingen aan te brengen: Ten eerste aan: „van een handwagen, brood- of melkkar of een driewielig transportrijwiel" toe te voegen: voor een jaar. Voorts het laatste gedeelte van het voorgestelde artikel aldus te lezen: voor een rijtuig of een motorrijtuig, ingericht tot het ver voer van niet meer dan zes personen; voor een vrachtwagen of een vrachtautomobiel, niet langer dan 5.50 meter 0.15 voor een rijtuig of een motorrijtuig, ingericht tot het ver- Voer van meer dan zes personen; voor een vrachtwagen of een vrachtautomobiel, langer dan 5.50 meter0.25 voor een rijwiel0.05" De heer Goslinga sluit zich ten aanzien van de bestrijding van het voorstel van den heer Tobé aan bij de heeren Groene veld en Wilbrink. Spreker gevoelt er niets voor om het tarief voor de rijwielen te brengen op 0.10. Hij zou er meer voor gevoelen om het te brengen op 0.025 aangezien het is een voor korten tijd stallen van rijwielen in de open lucht, bij bijzondere gelegenheden. Bij het postkantoor, het kanton gerecht en het ziekenhuis betaalt men ook 0.025. Dat men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 6