MAANDAG 26 Heffing belasting voor gebruik van openbaren (Bergers e.a.) gemeentedienst, enz. De heer Bergers vestigt de aandacht op de quaestie van het nachtverblijf voor de fietsen. Wanneer iemand des avonds zijn fiets niet afhaalt, moet die des nachts opge borgen worden; die kan daar dan niet blijven staan. Spreker is ook tegen een gemeentelijke rijwiel stalling; de gemeente moet niet ingrijpen in het particulier initiatief. Velen verdienen met een rijwielstalling nog een boterham. De gemeente heeft andere bemoeiingen en kan zich veel beter met andere zaken bemoeien; spreker ziet daarin in het geheel geen gemeentebelang. De heer Goslinga meent, dat er eenig misverstand bestaat bij de leden. Door het stellen van een tarief van 0.05 voor een rijwiel is niet uitgemaakt, dat de gemeente ook overal, met name aan de Steenstraat, een parkeergelegenheid voor rijwielen zal maken. Er wordt alleen voorgesteld om, wanneer ergens parkeergelegenheid is, waar rijwielen worden toe gelaten, het tarief 0.05 te doen zijn. De heer Wilbrink betoogde, dat wanneer men op het een of andere terrein een grooten toeloop van fietsen zou krijgen, dat terrein als parkeerterrein voor auto's wel eens onbruikbaar zou kunnen zijn. Inderdaad zal het zaak zijn voor het College om bij de aanwijzing van bepaalde terreinen als rijwiel-parkeergelegenheid de uiterste omzichtigheid te betrachten en daarbij in aanmerking te nemen de belangen, die door de heeren Coster, Tobé en Bergers zijn bepleit. Wanneer in een bepaalde stadswijk voldoende gelegenheid is tot stallen, zullen Burgemeester en Wethouders er in de toekomst vermoedelijk geen speciale gelegenheid bij maken, maar het is ook mogelijk, dat er bij tentoonstellingen e.d. een tijdelijke gelegenheid tot het parkeeren van rijwielen moet zijn en dan is het tarief 0.05. Zou men schrappen „voor rijwielen 0.05", dan zou dat beteekenen, dat fietsen overal vrij zijn en dat niemand er iets voor zou mogen hebben. Dat kan niet de bedoeling zijn. Den heer van Es antwoordt spreker, dat het niet in de bedoeling ligt van Burgemeester en Wethouders om het op uitgebreide schaal te doen en zeer geperfectionneerd, met rekken, overdekkingen, gelegenheid tot nachtverblijf enz. Er zal eenvoudig gelegenheid zijn tot het voor korten tijd plaatsen van een rijwiel. De heer van Es sprak over een opmerking van Burge meester en Wethouders in de Memorie van Toelichting. Deze opmerking betrof meer het geven van parkeergelegen heid bij het postkantoor, het kantongerecht en het ziekenhuis en te dien aanzien hebben Burgemeester en Wethouders inderdaad aan hun belofte voldaan. Zij hebben bij het uit geven van vergunningen voor die plaatsen rekening gehouden met de menschen, die daar al een stukje brood verdienden met het stallen van rijwielen. Ten aanzien van het terrein aan de Steenstraat zal een andere oplossing gevonden moeten worden. Daar is nooit een parkeergelegenheid ge weest. Burgemeester en Wethouders zijn te dien aanzien volmaakt vrij. Spreker zou het toekomstig College van Burgemeester en Wethouders het advies willen geven om met de instelling van parkeerterreinen de uiterste soepelheid te betrachten. Wil de Baad speciale regelen stellen, dan is hij daartoe bevoegd. Wil men het tarief verhoogen of verlagen, dan kan men daartoe amendementen indienen op art. II. Maar ook al zou men dit brengen op 10 of 25 cent, bij wijze van spreken, dan is daarmee de quaestie, waar parkeer- gelegenheden zullen zijn en waar niet, toch niet opgelost. De heer Bergers zegt, dat de Wethouder het wel heel soepel voorstelt, maar spreker zou op de Steenstraat in het geheel geen fietsen willen stallen. Het wordt daar een mooi parkeerterrein voor auto's. De Voorzitter zegt, dat dat niet aan de orde is. De heer Bosman zegt, dat in het voorstel toch uitdrukkelijk staat, dat het de bedoeling is, op het vrijkomende terrein aan de Veemarkt een gelegenheid te maken om fietsen te parkeeren. De heer Wilbrink zegt, dat de Voorzitter zegt: er valt hier niet over te spreken. De Voorzitter heeft gezegd, dat niet aan de orde is de vraag of aan de Steenstraat een rijwielstalling zal komen. De heer Wilbrink zegt, dat in het voorstel staat: zal tevens gelegenheid worden gegeven tot het plaatsen van rijwielen. De Voorzitter zegt, dat in het Ingekomen Stuk staat: „lean UGUSTÜS 1935. 249 Heffing belasting voor gebruik van openbaren (Voorzitter e.a.) gemeentedienst, enz. tevens gelegenheid worden gegeven tot het plaatsen van rijwielen." Het gaat hier om de vaststelling van een tarief, voor het geval er gelegenheid wordt gegevendat tarief moet in deze verordening geregeld worden. De heer Wilbrink, zegt dat de Voorzitter daarin gelijk zou hebben, wanneer men aan de artikelen toe was, maar wanneer in het Ingekomen Stuk een bepaalde plaats met name ge noemd wordt, wanneer moet spreker het dan bespreken, bij de algemeene beschouwingen of bij de artikelen? Wanneer de Baad nu wenscht, dat aan de Steenstraat geen parkeergelegenheid voor rijwielen wordt gegeven, dan moet hij van het College de toezegging krijgen, dat dit ook inder daad niet zal gebeurenwordt deze verordening zonder meer aangenomen, dan zal het College straks natuurlijk zeggen: gij hebt bewilligd in het voorstel om straks op het parkeer terrein aan de Steenstraat ook gelegenheid te geven tot het stallen van rijwielen. De heer Groeneveld gelooft niet, dat velen hun rijwiel op het parkeerterrein zullen stallen, onbeschermd in regen en zon; alleen bij bepaalde gelegenheden, b.v. op 3 October, kan het wel eens druk loopen, maar daarin ziet spreker toch geen gevaar voor bestaande ondernemingen; die hebben het dan toch ook zeer druk en gebruiken dan den openbaren weg om rijwielen te stallen. Wanneer het geweldig druk is en er duizenden rijwielen in Leiden komen, vindt spreker het niet erg, dat de gemeente ook gelegenheid geeft tot stallen. De particuliere ondernemers zullen er niet heel veel last van ondervinden. Bovendien stalt men zijn rijwiel graag in de omgeving van de plaats, waar men moet zijn. De heer Goslinga erkent, dat de Memorie van Toelichting aanleiding geeft tot de veronderstelling, dat het inderdaad de bedoeling is, ook op het terrein aan de Steenstraat ge legenheid te geven tot het stallen van rijwielen. Spreker heeft reeds gezegd, dat speciaal de opmerkingen van den heer Wilbrink voor het College aanleiding zullen zijn om nog eens nauwgezet te overwegen, of dit terrein en ook andere terreinen wel als parkeergelegenheid moeten worden aangewezen, maar hij kan moeilijk een bindende toezegging doen, want de volgende week heeft men een nieuw College. Wil de Baad hét per1W' niétdan! 'moët' één Vati 'dè'1 hébben ëëh Vódbstél indienen en zeggen: daar niet. Het zal inderdaad voor het College zaak zijn, nauwgezet te overwegen, of er parkeergelegenheid voor rijwielen zal komen en zoo ja, onder welke omstandigheden. De heer Groeneveld vindt het niet erg om op 3 October het parkeer terrein voor rijwielen in te richten. Spreker is het daarmede niet eens. Men zou zooveel rijwielen kunnen krijgen, dat er geen plaats meer zou zijn voor auto's. Het omgekeerde is ook mogelijk, zooals de heer Groeneveld interrumpeert, maar het gaat hier speciaal over het stallen van rijwielen. Deze verordening strekt om, wanneer er parkeerterreinen worden aangewezen en dat zal men toch niet absoluut willen verbieden het tarief te doen zijn 0.05 per rijwiel. De beslissing omtrent de vraag, welke terreinen zullen worden aangewezen, behoort tot de competentie van Burgemeester en Wethouders krachtens machtiging van den Baad, maar de Baad is te allen tijde bevoegd, die machtiging terug te nemen of zijn wenschen kenbaar te maken. De heer Coster stelt de volgende vragen: komt het beheer van de parkeerterreinen in handen van de gemeente? Wie stelt de bewakers aan en wie controleert hen? Wanneer iemand een auto wil stallen zonder parkeergeld te betalen, mag hij dan zijn wagen laten staan of wordt hij op dat terrein gewei gerd? De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie van den heer Bergers, luidende: „De Baad spreekt de wenschelijkheid uit, dat op het parkeerterrein Steenstraat geen rijwielen bewaard worden." De heer Goslinga zegt, dat de wijze, waarop de gelden zullen worden geïnd, nog een punt van overweging uitmaakt in het College. J. 1. Donderdag heeft hierover in het College een wisseling van inzichten plaats gehad en besloten is, deze zaak te stellen in handen van de Commissie van Financiën of de Commissie voor den Markt- en Havendienst om advies. In de volgende vergadering zullen Burgemeester en Wethouders dan moeten beslissen. De heer Coster vroeg, wat er moet gebeuren wanneer iemand voor zijn auto geen parkeergeld wil betalen. Dan wordt die auto niet toegelaten, of men houdt hem vastspreker weet het niet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 5