262
MAANDAG 26 AUGUSTUS 1965.
Sport-Sticliting.
(Scliiiller e.a.)
deskundigen in alle takken van sport in die commissie
te benoemen. De heer Beekenkamp en de secretaris van de
Commissie van Fabricage hebben nogal wat juridische op
en aanmerkingen over het rapport van de adviescommissie
gemaakt, die het College voor een deel wel in zijn voorstel
verwerkt heeft, maar toch acht spreker deze zaak nog niet
rijp voor behandeling in den Baad. De adviescommissie
heeft geen nieuw rapport uitgebracht over de opmerkingen,
in de Commissie van Fabricage gemaakt, al is er wel een nader
rapport uitgebracht. Bovendien acht spreker onjuist aller
eerst de wijze, waarop het College deze zaak aan de orde
heeft gesteld door aan deze commissie die opdracht te geven,
maar in de tweede plaats de voorgestelde organisatie van het
sportwezen zelf.
Gezien deze bezwaren en het feit, dat deze zaak nog niet
rijp is voor behandeling in den Baad, stelt sprekers fractie
voor, dit voorstel aan te houden. Deze zaak is zeer belangrijk.
Burgemeester en Wethouders zijn voornemens, zeer kostbare
eigendommen van de gemeente in handen te geven van een
stichting, waarbij komt, dat volgens het voorstel, zooals het
thans luidt, de gemeente heel weinig zeggenschap krijgt.
Spreker acht het daarom noodzakelijk, dat deze zaak wordt
teruggewezen naar Burgemeester en Wethouders en deze
aan de daarvoor in aanmerking komende commissie of com
missies de zaak nog eens ter onderzoek voorleggen.
De heer Beekenkamp ondersteunt de gedachte, door den
heer Schüller gelanceerd. Spreker meent, dat een doeltreffende
behandeling van deze zeer belangrijke aangelegenheid vor
dert, dat de zaak teruggewezen wordt naar de Commissie
van Fabricage en misschien ook de Commissie van Financiën
en dat opnieuw een samenspreking plaats heeft met de samen
stellers van het rapport. Spreker vreest, dat, wanneer het
voorstel thans wordt behandeld, verschillende bezwaren
tegen het daarin belichaamde denkbeeld zullen rijzen en de
zaak als zoodanig zal worden vertroebeld door incidenteele
amendementen, die ongetwijfeld het geheel niet ten goede
komen.
De heer Wilbrink zegt, dat hij ook bezwaren heeft tegen
het voorstel, doch het niet juist zou achten om de zaak
zonder meer terug te wijzen naar de Commissie van Fabricage.
Burgemeester en Wethouders achten de zaak rijp voor be
handeling, anders hadden zij het voorstel niet in den Baad
gebracht. Het lijkt spreker verstandiger, dat de Baad zich
eerst over het voorstel in het algemeen uitspreekt. Dat kan
het College eenige richtlijnen geven voor de behandeling van
deze zaak. Spreker hoopt altijd nog, dat er een weg gevonden
kan worden, die de mogelijkheid opent, die stichting in het
leven te roepen, maar als deze zaak zonder meer wordt terug
gewezen, weet het College niet, hoe de Baad in zijn geheel
er tegenover staat. Spreker zou er daarom prijs op stellen, dat
deze zaak in eerste instantie werd besproken.
De heer Wilmer sluit zich aan bij den heer Wilbrink. De
heer Schüller heeft geen enkel argument aangevoerd, dat voor
uitstel van behandeling pleit. Het voorstel van Burgemeester
en Wethouders heeft de verschillende, daarvoor in aanmerking
komende, commissies gepasseerd en deze hebben hun wenschen
eventueel in den vorm van amendementen, kunnen kenbaar
maken. Voor zoover zij dat niet gedaan hebben, hebben zij
daartoe nu gelegenheid. Spreker is voor het behandelen in
eerste instantie van dit voorstel. Als bij die behandeling blijkt,
dat er belangrijke amendementen worden ingediend, kan het
wenschelijk zijn, deze nog eens afzonderlijk de revue te laten
passeeren in de verschillende commissies. Het heeft geen zin
deze zaak weer terug te wijzen. De adviezen, die dan zullen
worden uitgebracht, zullen gelijkluidend zijn aan die, welke
thans zijn uitgebracht. Spreker ziet niet eenig nut in uitstel
zonder meer.
De heer Romijn zegt, dat het College natuurlijk op het
standpunt staat, dat wanneer de Baad dit voorstel niet rijp
voor behandeling acht, de Baad daarover de beslissing heeft
en dat het College zich daarbij zal neerleggen. Persoonlijk
zou spreker het echter zeer betreuren wanneer dezen avond
tot uitstel van behandeling zou worden besloten; hij is dan
ook dankbaar voor den steun van de heeren Wilmer en Wil
brink voor het denkbeeld om tot behandeling van deze
zaak over te gaan en hij onderschrijft hun meening, dat het
ook mogelijk is deze zaak te behandelen. Spreker acht de
bezwaren van den heer Schüller daartegen niet steekhoudend.
De Commissie van Fabricage heeft deze zaak zeer ernstig
onder de loupe genomen en heeft deze gedachte naar voren
gebracht: „wij zijn bet eens met het denkbeeld om er een sport
stichting van te maken, maar wij betwijfelen op gronden van
Sport-Sticliting.
(Romijn e.a.)
staatsrechtelijken aard en van algemeen beleid of de hieraan
gegeven uitwerking juist is". Nu verwachtte de Commissie
van Fabricage in haar geheel, als spreker juist is ingelicht
dat het College deze zaak eerst weer naar haar zou terugzenden
met mededeeling hoe het College na voorlichting van de
adviescommissie over de verschillende bezwaren van de
Commissie van Fabricage dacht, waarbij deze vermoedelijk
van deze opvatting uitging, dat het College het niet eens zou
zijn met de door haai' geuite bezwaren. De door de Commissie
van Fabricage aangevoerde bezwaren zijn echter in een ver
gadering van het College met de adviescommissie besproken
daarom ontbreekt ook een nader schriftelijk rapport van die
commissie, omdat het in een mondeling onderhoud heeft
plaats gevonden met dit resultaat, dat de voornaamste
bezwaren van de Commissie van Fabricage volledig zijn er
kend en ingewilligd. Het College heeft gevolg gegeven aan de
opmerkingen, door die commissie gemaakt, en heeft dus de
zienswijze van de Commissie van Fabricage practisch op
alle hoofdpunten gevolgd. Nu zijn er nog enkele geschillen,
maar de bezwaren, die nog bestaan, lijken spreker van dien
aard, dat nadere gedachtenwisseling daarover in verschillende
commissies weinig resultaat zal hebben en weinig tot ophel
dering zal bijdragen; die quaesties zullen volgens spreker
juist hier in den Baad moeten worden beslist, ter uiteindelijke
formuleering. Waar dus voorzoover mogelijk aan de bezwaren
van de commissie is voldaan en overigens omtrent de verdere
bezwaren hier in den Baad een beslissing kan volgen, ziet
spreker in uitstel van behandeling groote nadeelen en be
zwaren, voornamelijk op grond van de belangen van de sport
zelf. Het College is reeds gernimen tijd met deze aangelegen
heid bezig en heeft allerlei incidenteele en voorloopige be
slissingen in dezen genomen, die weer verlengd moesten
worden, omdat deze zaak toch weer niet zoo spoedig in be
handeling kon worden gebracht als het College zelf gemeend
had. Spreker zou het betreuren, met het oog op het algemeen
belang, hieraan verbonden, en het oponthoud, dat het zou
medebrengen, wanneer in deze vergadering niet althans ge
poogd werd tot een beslissing te komen. Het is mogelijk, dat
bij een eventueele behandeling zoodanige amendementen en
voorstellen worden ingediend, dat het College zijn houding
daartegenover nader zou moeten bepalen en deze zaak zou
moeten worden uitgesteld, doch spreker heeft het gevoel,,
dat dit niet noodig zal zijn en men tot een beslissing zal
kunnen komen over deze zaak, waardoor deze mijlpaal zqu
zijn bereikt en voor het nieuwe College de weg vrij zou'zijn
om die zaken verder tot uitvoering te brengen, die hiermede
verband houden en voor de geheele zaak van beteekenis zijn.
De heer Schüller brengt in herinnering, waar de Wethouder
meende, dat de vorm, waarin het voorstel thans is gekleed,
instemming had gevonden bij de Commissie van Fabricage,
dat met het denkbeeld, door den heer Beekenkamp en hem
in die Commissie naar voren gebracht om meer zeggenschap
te geven aan Burgemeester en Wethouders en den Baad,
geen rekening is gehouden. Het eerste rapport van die com
missie kwam hierop neer, dat Burgemeester en Wethouders
eigenlijk geen zeggenschap zouden krijgen. Noch de Baad
noch Burgemeester en Wethouders zouden de bevoegdheid
hebben om, indien de stichting eenmaal tot stand gekomen
was en het bestuur volgens het inzicht van Burgemeester
en Wethouders of den Baad zijn taak verkeerd opvatte, dat
bestuur naar huis te sturen. Om dat doel te bereiken, zou de
geheele stichting moeten worden opgeheven. De Wethouder
heeft gezegd: „er is spoed bij deze zaak". 5 maanden geleden
heeft de Commissie van Fabricage haar advies uitgebracht.
Wat er in die 5 maanden gebeurd is, weet spreker niet, maar
het zal wel geen stagnatie veroorzaken wanneer er nu nog
een maand bijkomt. De heer Wilmer meende, dat deze zaak
verschillende commissies doorloopen had. Zij is slechts één
maal alleen in de Commissie van Fabricage geweest. Deze
belangrijke aangelegenheid is zelfs niet bij de Commissie van
Financiën aanhangig gemaakt en deze Commissie mag toch
ook wel eens advies verstrekken over de uitgifte van al de
gronden, dus van gelden van de gemeente. Daarom meent
spreker, dat deze zaak nog niet rijp is voor behandeling. Nu
kan men straks wel verschillende voorstellen indienen en
bespreken, maar dan komt men er hedenavond niet uit.
Yan sociaal-democratische zijde zullen tal van amende
menten worden ingediend, die grondig besproken zullen moeten
wordenook de heer Beekenkamp zal nog wel eèn en ander
naar voren brengen en dan komt men er vanavond toch niet
doorheen. Het is beter het rustig in handen van de verschil
lende commissies te gevendan kunnen daar de door de raads
leden in te dienen voorstellen naar voren gebracht worden
en kan men het gevoelen van het College daarover nog eens
inwinnen, en dat van de adviescommissie, die volgens spreker