MAANDAG 26 AUGUSTUS 1935. 261 Salarissen onderwijzend personeel openbaar bewaar- (Tepe e.a.) schoolonderwijs. kan stellen voor het bewaarschoolonder wijs en hoe het ver deeld moet worden. Tenslotte worden de besluiten genomen voor het oogenblik en spreker kan dus niet accoord gaan met het voorstel- Schoneveld om het uit te stellen tot de begrooting, omdat spreker dan weer met een tekort zit. Wanneer de Baad echter dit voorstel aanneemt, wil spreker gaarne een poging wagen bij het schoolbestuur overeenkomstig het denkbeeld van den heer Bosman. Maar dan moet auto matisch, wanneer die onderhandelingen zouden mislukken, de Eaad er ook genoegen mee nemen, dat het besluit wordt uitgevoerd zooals het genomen is. De heer Wilmer sprak den wensch uit, dat in elk geval aan dit besluit geen terugwerkende kracht zou worden gegeven, met andere woorden, dat het niet zou ingaan op 1 Augustus, maar op 1 September. Sprekers berekeningen zijn gebaseerd geweest op 1 Augustus, maar wil de Eaad dat niet en wenscht de Eaad, dat het op 1 September ingaat, dan moet de Eaad dat zelf weten. De onderwijzeressen hebben er overigens op gerekend, dat het op 1 Augustus zou ingaan; geschiedt dit, dan valt het in elk geval niet tegen. Bovendien worden de traktementen pas op het eind van de maand uitbetaald; er behoeft dus in elk geval niets terug gehaald te worden, er wordt alleen minder uitbetaald. Wil de Eaad dat niet, dan beteekent dat eenvoudig, dat men op dezen post voor dit jaar wat meer tekort komt dan anders toch het geval zou zijn ook bij ingang van deze salariskorting per 1 Augustus. Wil de Baad deze salariskorting niet doen ingaan per 1 Augustus, dan is het aan den Eaad om een voorstel te doen. De heer Wilmer herinnert er aan, dat oorspronkelijk de datum van inwerkingtreding van deze salarisvermindering was gesteld op 1 Juli. De Commissie van Onderwijs stelde zich op het standpunt, dat, waar dit voorstel niet voor Juli zou kunnen worden behandeld, die datum moest worden gesteld op 1 Augustus, omdat zij unaniem van oordeel was, dat deze verlaging geen terugwerkende kracht behoorde te hebben. Nu de behandeling in den Eaad zoo laat in Augustus plaats vindt, stelt spreker om dezelfde reden voor, deze salarisverlaging te doen ingaan op 1 September. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amende ment van den heer Wilmer, luidende: „Ondergeteekende heeft de eer, voor te stellen, de ge wijzigde salarisregeling voor het onderwijzend personeel van de bewaarscholen niet te doen ingaan op 1 Aug., doch op 1 Sept." De heer Vos wenscht nog even terug te komen op de opmerking van den heer Wilmer, dat hij zich ten opzichte van het verschil tusschen het openbaar en het bijzonder onderwijs niet juist zou hebben uitgedrukt. Kennende de fijngevoeligheid op dit punt bij de verschillende heeren en die eerbiedigende, waar zij ook bij hem bestaat, heeft spreker zich juist zoo voorzichtig mogelijk uitgedrukt en zich bepaald tot de woorden, welke in de wet zijn opgenomen. Daarom heeft hij de ouders, die openbaar onderwijs verlangen, ge schaard onder hen, die eerbiediging verlangen van elkanders godsdienstige overtuiging, terwijl hij van de andere ouders niet gezegd heeft, dat zij die eerbiediging niet verlangen, maar dat zij die niet eischen. De heer Wilmer zal moeten toegeven, dat die woorden juist weergeven het bijzondere verschil tusschen de gevoelens van de verschillende ouders op dit punt. De heer Groeneveld zegt, dat de Wethouder zijn betoog nog niet ontzenuwd heeft. De Wethouder heeft niet tegen gesproken, dat wanneer de bijzondere schoolbesturen ge noegen hadden genomen met een subsidie van 40.per kind, dit voorstel niet gedaan zou zijn; dat zou beteekenen een bezuiniging van 3.per leerling, dus bij 2000 leerlingen 6.000.terwijl de bezuiniging op de salarissen ruim 9.000.bedraagt, dus ƒ3.000.meer dan noodig is. De Wethouder zegt: „in het Ingekomen Stuk heb ik zoo wat aangekondigd, dat voor 1936 misschien zelfs 40.al aan den hoogen kant moet worden geacht"; spreker wist ook wel, dat dat daar stond; nu de Wethouder verwacht, dat voor 1936 zelfs 40.al te hoog is, begint hij alvast maar voor alle zekerheid die salarissen sterker te verlagen dan op het oogenblik noodig is. Dit wil dus zeggen, dat de Wethouder op het oogenblik bezig is de begrooting voor 1936 te be handelen en dat is spreker te vroeg; daaraan is men nog lang niet toe. Spreker acht het volkomen fout, dat de Wet houder' nu al voorstellen doet omdat hij verwacht, dat op de begrooting voor 1936 ƒ40.te veel zal blijken; dat Salarissen onderwijzend personeel openbaar bewaar- (Groeneveld e.a.) schoolonderwijs. moet men afwachten en dat zal men bij de begrooting voor 1936 wel zien. Spreker kan er echter niet mee meegaan om nu al bij voorbaat begrotingsvoorstellen voor 1936 te doen. Het voorstel van den heer Schoneveld, om de behandeling van dit punt aan te houden tot de behandeling van de ge meentebegroting voor 1936, wordt verworpen met 17 tegen 14 stemmen. Tegen stemmen: de heeren van Tol, Lekkerkerker, van Es, van Eecke, Tepe, Splinter, Goslinga, Eomijn, Wilbrink, Bergers, Bosman, Wilmer, Lombert, Kooistra, Tobé, van der Eeijden en Coster. Vóór stemmen: de heer Vos, mevrouw de Cler, de heeren Schoneveld, Koole, Schüller, Groeneveld, van Weizen, Vallent- goed, Manders, Yerweij, Eikerbout, mevruw Braggaar, de heeren Kuipers en van Stralen. Artikel I wordt aangenomen met 17 tegen 14 stemmen. Vóór stemmen: de heeren van Tol, Lekkerkerker, van Es, van Eecke, Tepe, Splinter, Goslinga, Eomijn, Wilbrink, Bergers, Bosman, Wilmer, Lombert, Eikerbout, Tobé, van der Eeijden en Coster. Tegen stemmen: de heer Yos, mevrouw de Cler, de heeren Schoneveld, Koole, Schüller, Groeneveld, van Weizen, Vallent- goed, Manders, Verweij, Kooistra, mevrouw Braggaar, de heeren Kuipers en van Stralen. Beraadslaging over artikel II, waarbij tevens aan de orde komt het amendement van den heer Wilmer. Het amendement van den heer Wilmer wordt aangenomen met 24 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen: de heeren van Tol, Vos, Lekkerkerker, mevrouw de Cler, de heeren van Eecke, Schoneveld, Koole, Bergers, Schüller, Groeneveld, van Weizen, Vallentgoed, Wilmer, Manders, Verweij, Lombert, Kooistra, Eikerbout, Tobé, mevrouw Braggaar, de heeren Kuipers, van der Eeijden, Coster en van Stralen. Tegen stemmende heeren van Es, Tepe, Splinter, Goslinga, Eomijn, Wilbrink, Bosman en Beekenkamp. (De heer Beekenkamp was inmiddels ter vergadering gekomen.) Het aldus gewijzigde artikel II wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vast gesteld. XIX. Voorstel: a. tot oprichting van een stichting voor de organisatie van de gemeentelijke bemoeiingen ter zake van de beoefening van sport en spel b. tot vaststelling van de statuten van die stichting c. tot vaststelling van den desbetref f enden beg rooting sstaat d. tot vaststelling van de regelen met betrekking tot de belegging bij den Gemeente-Ontvanger van de over tollige kasgelden van de stichting. (153) Hierbij komen tevens aan de orde het voorstel van den heer Schüller, luidende: „Ondergeteekende stelt voor, punt 19 Ingekomen Stuk 153 van de agenda af te voeren", en het amendement van den heer Eomijn op artikel 3 van de statuten, luidende: „Ondergeteekende, stelt voor in art. 3 alinea 1 van de Statuten Sportstichting achter het woord „verbinden", de punt te veranderen in een komma en toe te voegen de woorden „welke niet zullen betreffen het gebruik van deze objecten op den Zondag of daarmede gelijkgestelde dagen"." De heer Schüller zegt, dat deze zaak op 30 Maart door de Commissie van Fabricage zeer serieus behandeld is; die commissie heeft toen haar op- en aanmerkingen aan het College kenbaar gemaakt, in de meening, dat die zaak nog weer in de commissie zou terugkomen. Het rapport van de door het College benoemde commissie van advies was van dien aard, dat men eigenlijk tot de conclusie moest komen: hoe is het College er toe gekomen om deze heeren, die op sportgebied geen algemeen erkende deskundigen zijn, zij hebben wel wat aan sport gedaan, maar zijn geen erkende ''IfT MV" 'X oyn TIM r» r 'r f r'r j pr? Or\r\ '"J"* j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 17