MAANDAG 26 AUGUSTUS 1935. 257 Verhuring school-Heerenstraat ten behoeve van liet (Groeneveld e.a.) hijzonder bewaarschoolonderwijs; e. a. Omdat sprekers fractie met stemmen tegen dit voorstel niets zou bereiken, zal zij er niet tegen ingaan. Het voorstel van de heeren Schoneveld en van Es wordt verworpen met 29 tegen 3 stemmen. Tegen stemmen: de heeren van Tol, Vos, Lekkerkerker, mevrouw de Cler, de heeren van Eosmalen, van Eeeke, Koolè, Tepe, Splinter, Goslinga, Bomijn, Schüller, Groeneveld, van Weizen, Bosman, Vallentgoed, Wilmer, Beekenkamp, Manders, Verweij, Lombert, Kooistra, Eikerbout, Tobé, mevrouw Braggaar, de heeren Kuipers, van der Beijden, Coster en van Stralen. Vóór stemmen: de heeren van Es, Schoneveld en Bergers. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeen komstig de punten a, b en c van het voorstel van Burge meester en Wethouders besloten. De heer van Weizen wenscht geacht te worden tegen het besluit sub a te hebben gestemd. XVII. Voorstel tot wijziging van de verordening, regelende de voorwaarden, waaronder ten behoeve van bijzondere bewaarscholen subsidie uit de gemeentekas wordt ver leend. (167) XVIIa. Voorstel tot het aangaan van een nieuwe over eenkomst met de gemeente Xieuwkoop inzake afvoer van vuilnis. (166) XVIIb. Voorstel a. tot wijziging van de begrooting, dienst 1935, door vast stelling van den overgelegden begrootingsstaat, model 1) b. tot goedkeuring van de overgelegde suppletoire be grooting, dienst 1935, van de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon. (169) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig de voorstellen XVII, XVIIa en XVII6 besloten. XVIII. Voortzetting van de behandeling van het voorstel tot wijziging van de verordening, regelende bet openbaar bewaarschoolonderwijs in de gemeente Leiden (salarissen onderwijzend personeel). (148) De heer Tepe zegt, dat de heer Vos deze salarisverlaging een onrechtvaardigheid acht. Nu is het een vrij ernstige beschul diging wanneer men het College verwijt, dat het een voorstel doet, waarin de rechtvaardigheid met voeten getreden wordt. De heer Vos heeft de opmerking, dat dit voorstel niet recht vaardig was, tot sprekers spijt niet in de onderwijscommissie gemaaktanders had spreker hem wel opmerkzaam gemaakt, dat zij niet op haar plaats was. De heer Vos acht elke salaris verlaging onrechtvaardig, natuurlijk een standpunt, dat hij niet kan volhouden in een discussie. De heer Vos acht speciaal dit voorstel onrechtvaardig, omdat hier een salarisvermin dering wordt opgelegd, niet drukkende op het geheele per soneel, maar op een bepaalde categorie. Van een onrecht vaardige belooning kan alleen sprake zijn wanneer niet betaald wordt het loon, dat aequivalent geacht moet worden voor den gepresteerden arbeid het is dus een quaestie van waardeschatting van den arbeid of wanneer een loon betaald zou worden, dat niet toereikend is voor een behoorlijk en menschwaardig bestaan. Spreker erkentdie quaestie van de waardeschatting van den arbeid is zeer moeilijk en in dit speciale geval misschien moeilijker dan in de meeste andere gevallen, omdat bet hier een tamelijk op zich zelf staande arbeid geldt, waaromtrent ook de waardeeringen ten zeerste verschillen. Volgens den heer Schoneveld heeft het bewaar schoolonderwijs eigenlijk niet veel om het lijf; in 1931 is zelfs bij de behandeling van dit vraagstuk in den Baad in het praeadvies van het College door de meerderheid betoogd, dat dit onderwijs eigenlijk geen onderwijs was. De heer Groeneveld voerde daartegenover aan, dat de heer Meijnen daarover indertijd anders gedacht heeft en dat spreker zich toen ook op het standpunt gesteld heeft, dat het bewaar schoolonderwijs wel degelijk als onderwijs beschouwd diende te worden, maar dat neemt niet weg, dat, ook al staat spreker op dat standpunt, de waardeering van dien arbeid zeer moeilijk is. Spreker heeft eens meegemaakt een examen aan de kweekschool van den heer Haanstra en heeft daarvan deze overtuiging meegenomen, dat die dames zeer aan den tand werden gevoeld over allerlei vakken, die volgens spreker Salarissen onderwijzend personeel openbaar bewaar- (Tepe e.a.) schoolonderwijs niet noodzakelijk waren voor het geven van goed bewaar schoolonderwijs, hetgeen echter niet wegneemt, dat spreker toch op het standpunt staat, dat er sprake is van onderwijs. Verschillende deskundigen beschouwen het ook als het ver standelijk geschikt maken van kleine kinderen tot het volgen van onderwijs. Men mag het dus als onderwijs beschouwen, maar het anderzijds niet zoo hoog aanslaan als men zou concludeeren uit de exameneischen. Op dien grond kan men niet zoo gemakkelijk spreken van een waardeering, die zoo laag zou zijn, dat men daaraan de qualificatie „onrecht vaardig" zou moeten toekennen. Wat het tweede punt betreft, dat het loon moet beantwoorden aan den eisch, dat de arbeider daarvan een redelijk bestaan kan leiden, spreker meent, dat men zich in dat opzicht werkelijk niet ongerust behoeft te maken over de loonen, die nu door het gemeente bestuur worden voorgesteld. Vergeüjkt men deze loonen niet alleen met de loonen, die in andere beroepen en in het vrije bedrijf betaald worden, maar ook met die, welke speciaal in den lateren tijd aan hetzelfde soort van personeel in andere gemeenten worden toegekend, dan moet men tot de conclusie komen, dat het nu door Burgemeester en Wethouders voor gestelde werkelijk niet de qualificatie „onrechtvaardig" ver dient. Het enkele feit, dat deze bezuiniging drukt op een bepaalde categorie van gemeentepersoneel en niet op het geheele personeel, geeft ook niet het recht, de qualificatie „onrechtvaardig" te gebruiken ter bestrijding van dit voorstel. Spreker is er van overtuigd, dat de heer Vos het niet zoo scherp bedoeld heeft, maar spreker meende hierop toch even te moeten ingaan, omdat juist de uitdrukking, door den heer Vos in de vorige vergadering gebezigd en voorkomende in het adres van den Neder! andschen Bond van Onderwijzers, hem ten zeerste heeft gegriefd, want dat door het College voorstellen zouden worden gedaan, waarbij de rechtvaardig heid niet betracht wordt, acht spreker een tamelijk ernstige beschuldiging. Overigens zijn er andere opmerkingen gemaakt, die eener- zijds blijk geven van een niet goed begrijpen van de portée van het voorstel, anderzijds berusten op misverstand. De heer Schoneveld gaf in overweging het voorstel aan te houden en dan nader onder oogen te zien de mogeüjkheid om ver schillende categorieën van onderwijzeressen uit te schakelen, een vereenvoudigde personeelsformatie te maken. De be woordingen, waarin hij dat denkbeeld lanceerde, waren niet zeer duidelijk. Spreker neemt aan, dat het de bedoeling van den heer Schoneveld was anders is het niet duidelijk, welk voordeel het voor de gemeente zou opleveren om b.v. den toeslag voor de hoofdakte te laten vervallen. Dat kan in overweging genomen worden, maar daarmede zou deze quaestie niet zijn opgelost. Wanneer de heer Schoneveld dus verder voorstelt: overweeg een vereenvoudigde perso neelsformatie en trek intusschen dit voorstel in, dan moet hem iets voor oogen staan, dat een compensatie geeft voor dit voorstel. Het is nooit te vinden alleen in afschaffing van de toelage voor de hoofdakte. Spreker heeft niet goed be grepen, wat precies het standpunt van den heer Schoneveld was en hoe deze zich voorstelt, buiten het voorstel om toch hetzelfde effect te bereiken door een vereenvoudigde per soneelsformatie. De heeren Vos en Groeneveld hebben opgemerkt, dat van een progressieve korting geen sprake is, integendeel, dat de laagst bezoldigden het meest beknot worden in hun salaris. Spreker kan dit niet geheel tegenspreken, maar wil het voorstel werkelijk het gewenschte effect sorteeren, dan is het niet mogelijk op het gewone onderwijzend personeel een lagere korting toe te passen dan op de hoofden dezer scholen. De heer Groeneveld redeneert als volgt: door dit voorstel streeft het College er naar de vergoeding aan de bijzondere bewaarscholen terug te brengen tot 40.per leerüng; daar mee bereikt het dus dat, wanneer dit voorstel met 1 Augustus zou ingaan, dan voor dit jaar de bezuiniging dit effect zal hebben, dat niet meer dan 40.per leerling zou worden uitbetaald, maar, zoo zegt hij, wanneer die beslissing voort gang heeft in 1936, dan is het effect, dat gij meer bezuinigt dan noodig is om het subsidie terug te brengen en te houden op 40.per leerling. Dit uitgangspunt van den heer Groene veld, dat misschien eenige reden van bestaan heeft, waarvoor misschien een verklaring is te vinden in het Ingekomen Stuk, is toch niet geheel juist. Het standpunt van het College was wanneer er niets gebeurt, dan zal blijkens de tegenwoordige situatie de post, op de begrooting voor 1935 voor vergoeding aan het bijzonder bewaarschoolonderwijs uitgetrokken, nl. 56.000.aanmerkelijk overschreden worden, met 4: 3.000.Het College achtte het wenschelijk en nood zakelijk twee dingen te bereiken: te voorkomen, dat deze post overschreden werd en er nu reeds voor te waken, dat ook voor het volgende jaar niet meer op dezen post van de be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 13