254 MAANDAG 26 AUGUSTUS 1935. Verhuring school-Heerenstraat ten behoeve van het (Bergers e.a.) bijzonder bewaarsehoolonderwijs te trekken, al kan het dan misschien maar aan één schoolbestuur verhuurd worden? In elk geval wordt dan. de rooilijn gevolgd en wordt de toestand in de Heerenstraat beter. De heer Tepe zou, wanneer inderdaad aangetoond werd, dat deze verhuring een verkapt subsidie zou zijn, er dan ook tegen zijn; dan zou hij het zelf niet hebben voorgesteld, juist omdat hij van het begin af aan zich heeft gesteld op het standpunt, dat deze zaak volkomen vrij moest staan van de algemeene gestie van de gemeente ten opzichte van het bewaarsehoolonderwijs en op geenerlei wijze inbreuk mocht maken op de thans voor openbaar en bijzonder bewaar sehoolonderwijs geldende regelingen, zooals die vastgelegd zijn in de verordeningen. Spreker heeft echter niet de over tuiging, dat in deze verhuring een verkapt subsidie zou zitten, maar endosseert deze zaak verder aan den Wethouder van Fabricage, op wiens terrein deze materie meer ligt. Tenzij men spreker aantoont, dat de verbetering yan de Heerenstraat, tot stand te brengen o.a. door die school binnen de rooilijn te brengen, zoo urgent en noodzakelijk is, dat daarmee niet gewacht kan worden, en dat ernstige belangen zouden worden benadeeld wanneer die verbetering niet reeds nu tot stand kwam, stelt hij zich op het standpunt, dat het andere belang, dat het College met dit voorstel meent te moeten dienen, zwaarder dient te wegen dan het belang van het verkeer en van de verkeersregeling in de Heerenstraat. Spreker is van oordeel, dat de aanvrage, welke gedaan is door de beide schoolbesturen om dit gebouw te mogen huren om er bewaarscholen in te vestigen, geheel buiten bezwaar van de schatkist van de gemeente, door het gemeentebestuur ten volle dient te worden ondersteund, niet in financieel opzicht, maar door het verleenen van medewerking, welke medewerking in casu bijzonder gemakkelijk is, omdat de gemeente hier een leegstaand schoolgebouw ter beschikking heeft. De heer Groeneveld maakte er bezwaar tegen, dat hier weer meer gelegenheid tot het volgen van bijzonder bewaar sehoolonderwijs geschapen wordt. De heer van Es heeft daarop tot sprekers groote verbazing geantwoord: „dat kan de gemeente nu eenmaal niet tegengaan". Spreker zou ge antwoord hebben: de gemeente moet alleszins toejuichen, dat dit gebeurt, omdat er op het oogenblik in Leiden eer een tekort dan een teveel is aan bewaarsehoolonderwijs. De gemeente is genoodzaakt geweest de stop-verordening in te voeren, een gevolg niet van het voorstel tot gelijkstelling, maar van de financieele omstandigheden van de gemeente. Wanneer de heer Groeneveld zegt: ,,ik ben zeer teleurgesteld over het effect van de in 1931 genomen besluiten ten aanzien van de gelijkstelling", dan zegt spreker: wij zitten in precies hetzelfde schuitje, ik ben daarover ook zeer teleurgesteld, maar de financieele omstandigheden hebben het onmogelijk gemaakt, die besluiten uit te voeren op de wijze, die allen, die indertijd voor die voorstellen hebben gestemd, voor oogen stond. Moet het nu niet ten zeerste worden toegejuicht, dat, waar er geen uitbreiding van dit onderwijs mogelijk is, welke de gemeentekas iets kost, er particulieren gevonden worden, die bereid zijn, ondanks veel inspanning en kosten, zelf de uitbreiding van dit onderwijs ter hand te nemen? Daaraan moet de gemeente den steun verleenen, dien zij ver leenen kan, zonder subsidie te verleenen, verkapt of niet verkapt. Spreker heeft ook daarom dit voorstel met groot vertrouwen gedaan, omdat de schoolbesturen, die de medewerking van het gemeentebestuur hebben gevraagd, al zijn het beide bijzondere schoolbesturen, toch niet beide confessioneele schoolbesturen zijn. Spreker zegt dit, omdat hem bekend is, dat de voorstanders van het openbaar onderwijs toch minder bezwaar hebben tegen een bijzondere school, die geen confes sioneel karakter draagt dan tegen een bijzondere school, die dat karakter wel draagt. Spreker ziet daarom in het feit, dat die eene school geen confessioneel karakter draagt, maar een z.g. neutrale school is, een soort van bevrediging ook van de voorstanders van het openbaar onderwijs, zij bet, dat zij daarmede niet krijgen wat hun ideaal zou zijn: meer openbare bewaarscholen. Spreker zou het ten zeerste be treuren, wanneer werd ingegaan op het denkbeeld van den heer Bergers om dit voorstel terug te nemen, waardoor natuurlijk weer een aanmerkelijke vertraging zou plaats hebben of wanneer het voorstel werd verworpen, omdat hij de overtuiging heeft, dat hetgeen hier door het particulier initiatief bereikt wordt, zal strekken tot zegen van de ge meente, omdat in het stadsgedeelte, waar deze scholen gevestigd zullen worden, inderdaad een zeer sterke behoefte bestaat aan bewaarsehoolonderwijs. De heer van Es gaf in overweging het gebouw, zooals het Verhuring school-Heerenstraat ten behoeve van het (Tepe e.a.) bijzonder bewaarsehoolonderwijs. daar staat, ter beschikking te stellen van de beide school besturen en aan deze zelf over te laten, het gebouw in te richten naar hun goeddunken. Spreker heeft dat denkbeeld ook overwogen, maar meent om een zeer bijzondere reden de oplossing niet in die richting te moeten zoeken. Hij staat nog steeds op het standpunt, gelijk blijkt uit de voorwaarden, gesteld bij de verhuur, dat, zoodra de stop-verordening opgeheven zou kunnen worden, de school aan de Heerenstraat een openbare bewaarschool zou moeten worden. Die ge dachte lag ook opgesloten in de besluiten, welke genomen zijn in 1931. Spreker acht het wenschelijk, dat, wanneer de stop-verordening opgeheven wordt en de gemeente weer met frisschen moed openbare bewaarscholen kan stichten, waar daaraan behoefte is en met even frisschen moed nieuwe bijzondere bewaarscholen kan subsidieeren, het schoolgebouw aan de Heerenstraat weer beschikbaar komt voor een openbare bewaarschool. Met het oog daarop acht spreker het ook wenschelijk, dat de in het gebouw aan te brengen wijzigingen in verband met het dubbele gebruik er van te maken, geschieden door Gemeentewerken, door de gemeente zelf, om daardoor zeggenschap te houden bij de verbouwing en om meer toezicht te kunnen hebben, teneinde het gebouw zoodanig te doen inrichten, dat men zeker is, dat bij eventueele opheffing van het stopartikel dit gebouw zonder veel onkosten weer geschikt kan gemaakt worden voor openbare school. De heer Splinter zal de technische bezwaren tegen dit voorstel beantwoorden. Sommige leden hebben bezwaar ƒ5.300.beschikbaar te stellen voor verbouwing van de school met het oog op toekomstige verbreeding van de Heerenstraat daar ter plaatse. Indien deze verbreeding zooals de heer Schoneveld zeide, misschien over 2 of 3 jaar moest geschieden, zou spreker ook geen voorstander van deze verbouwing zijn, maar al is verbreeding van de Heeren straat daar wenschelijk, urgent is ze nog niet. Bovendien, al zou men een lokaal van deze school en het aangrenzende woonhuis afbreken, dan zou de verbetering toch nog maar gedeeltelijk zijn, want verderop zijn de perceelen, die voor de verbreeding noodig zijn, op een enkele uitzondering na nog niet in het bezit van de gemeente. Men zou dus niet alleen dat schoollokaal met de woning moeten afbreken, maar als consequentie ook alle overige benoodigde huizen daar moeten aankoopen. Zoo is ook de verbreeding van de Hartesteeg nog niet ter hand genomen, omdat die wel wenschelijk is, maar niet urgent geacht wordt. Dergelijke gevallen doen zich herhaaldelijk voor; op vele plaatsen in de stad is aankoop van huizen door de gemeente gewenscht voor wegverbreeding, doch in verband met de financieele moeilijkheden op het oogenblik niet mogelijk. Zoo is het ook ten aanzien van de Heerenstraat. Omdat het zich niet laat aanzien, dat verbreeding van de Heerenstraat in de eerstvolgende jaren kan worden verwezenlijkt, wordt voor gesteld dit schoolgebouw aan twee verschillende bewaar- schoolvereenigingen te verhuren, waardoor twee bewaar scholen worden verkregen, waarvan het nut toch niet ontkend kan worden. Yan verschillende zijden is gezegd: wij zijn er wel voor, maar het mag geen verkapt subsidie zijn. Er is hierover in het College gesproken. Sprekers persoonlijke meening was, dat het huurbedrag van 800.nog hoog genoeg was. Het schoolgebouw wordt voorloopig voor 5 jaar verhuurd. Stel, dat de gemeente de huur over 5 jaar niet zou willen bestendigen, omdat er een lokaal zou moeten worden afge nomen in verband met de verbreeding van de Heerenstraat, of omdat er een gemeentelijke bewaarschool zou worden gevestigd, dan is het geld, dat er nu aan besteed wordt, niet weggegooid. In den regel verhuurt de gemeente haar schoollokalen voor 50.per jaar. Nu zijn hier 6 lokalen, hetgeen dus volgens deze berekening zou beteekenen een huurprijs van 300.per jaar, d. w. z. dat er voor rente en afschrijving 500.per jaar overblijft. Nu zijn de verbouwingskosten over 5 jaar natuurlijk niet geheel afge schreven, maar daartegenover staat, dat de gemeente dan toch een schoolgebouw heeft, dat in zoodanigen toestand verkeert, dat zij het over 5 jaar zelf kan gebruiken of aan een schoolvereeniging kan verhuren. De gedachte aan een verkapt subsidie moet spreker dus van de hand wijzen. De heer Schoneveld wijst er op, dat door den Wethouder wordt erkend, dat een verbreeding van de Heerenstraat wenschelijk zou zijn, zij het, dat hij er aan toevoegde, dat dit niet zoo urgent was. Nu bestaat hier de gelegenheid om een verbetering tot stand te brengen zonder veel kosten, door n.l. het gebouw wat kleiner te maken. Een andere vraag is, of het dan nog geschikt is voor die twee schoolvereenigingen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 10